Het einde van het brugpensioen

Alain Mouton
Alain Mouton Redacteur bij Trends

De federale regering verstrengt het brugpensioen. Het aantal bruggepensioneerden zal de komende jaren daardoor nog verder dalen. De kleine bijsturingen die de regering-Michel vorige week doorvoerde, veranderen daar weinig aan. Door de minimumleeftijd voor conventioneel brugpensioen tot 62 jaar en bij herstructureringen tot 60 jaar op te trekken, is het stelsel gedoemd om op termijn uit te doven.

“Minister van Werk en Pensioenen Frank Vandenbroucke (sp.a) heeft zich akkoord verklaard met de vraag van de vakbonden van Ford Genk voor brugpensioen op 50 jaar voor een periode van twee jaar. Daardoor kunnen ook werknemers die nu 48 jaar zijn in aanmerking komen voor brugpensioen.” Dit krantenbericht uit 2003 naar aanleiding van een zware herstructurering bij Ford Genk toont aan hoe de tijden zijn veranderd.

Vandaag is het onmogelijk om een werknemer bij de herstructurering of sluiting van een bedrijf op zijn 48ste met brugpensioen te sturen. Dat kan momenteel pas vanaf 55 jaar. En voor ondernemingen die het statuut van ‘bedrijf in moeilijkheden’ hebben, is de minimumleeftijd vandaag 53 jaar. Volgend jaar wordt dat opgetrokken tot 53,5 jaar. Door een beslissing van de regering-Michel wordt de minimumleeftijd voor brugpensioen bij collectief ontslag in 2017 in één ruk verhoogd naar 60 jaar.

Ook het individuele brugpensioen, los van herstructureringen en bedrijfssluitingen, wordt aangepast. De instapleeftijd voor het individuele of conventionele brugpensioen — dat sinds 2011 officieel het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) heet — zal vanaf volgend jaar 62 jaar bedragen, terwijl het nu nog 60 jaar is. Voor zware beroepen wordt de instapleeftijd opgetrokken naar 58 jaar in 2015 en 60 jaar in 2017 (zie tabel Leeftijdsvoorwaarden brugpensioen).

1,56 miljard euro uitgaven

De regering-Michel wil de vervroegde uittreding van werknemers meer ontmoedigen. Momenteel is slechts 41 procent van de Belgische 55-plussers aan de slag. Dat is 9 procentpunt onder het Europese gemiddelde.

Brugpensioen is eigenlijk een werkloosheidsuitkering die wordt aangevuld met een toeslag die de werkgevers betalen. Op die manier worden de kosten van ontslag grotendeels naar de gemeenschap doorgeschoven. Strenger brugpensioen zou dus een verademing zijn voor de so-ciale zekerheid, want de kosten van dat stelsel lopen hoog op. De totale RVA-uitgaven voor brugpensioen bedragen momenteel 1,56 miljard euro. Dat is een vijfde van de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen. In 2005 bedroegen die uitgaven maar 1,25 miljard euro. Ze zijn jaar na jaar blijven stijgen om in 2011 te pieken op 1,63 miljard euro. Sindsdien dalen de RVA-kosten gestaag: met 11 miljoen in 2012, 18,9 miljoen in 2013 en 40,6 miljoen dit jaar. Dat laatste cijfer kan nog wijzigen, want het gaat om een extrapolatie op basis van de eerste zeven maanden van 2014.

Het aantal bruggepensioneerden is gedaald. België telde in augustus van dit jaar 106.082 bruggepensioneerden. Sinds 2011, toen de regering-Di Rupo een eerste belangrijke verstrenging doorvoerde, daalde het aantal bruggepensioneerden: 119.219 in 2011, 115.042 in 2012 en 111.347 in 2013. RVA-ramingen voorspellen dat het aantal bruggepensioneerden volgend jaar voort zal dalen tot 102.100 (zie grafiek Evolutie aantal bruggepensioneerden).

Opvallend is dat de populariteit van het brugpensioen nog maar recentelijk afneemt, ook al is de verstrenging al een aantal jaren ingezet. Het Generatiepact van 2005 was een belangrijke eerste stap. Dat verhoogde de minimumleeftijd voor conventioneel brugpensioen van 58 naar 60 jaar, maar de nieuwe regeling trad pas in werking in 2008. Met als gevolg dat het aantal bruggepensioneerden dat in het stelsel stapte, aanvankelijk bleef stijgen. Zo gingen er in dat jaar 13.523 werknemers met brugpensioen. De piek werd bereikt in 2009 met nog eens 16.226 extra bruggepensioneerden. Vanaf 2010 begon het aantal werknemers dat met brugpensioen ging opnieuw te dalen. 2013 was tot nu toe het jaar met de minste instroom. Toen kwamen 10.342 mensen in het stelsel terecht.

Wel is de gemiddelde leeftijd waarop men met brugpensioen gaat sinds 2003 gestegen. Waar bruggepensioneerden in 2003 een gemiddelde leeftijd van 56,3 jaar hadden, was dat in 2013 met twee jaar en twee maanden toegenomen (58,5 jaar). Er zijn wel regionale verschillen. Sinds 2010 is de gemiddelde leeftijd voor bruggepensioneerden in Vlaanderen (58,3 in 2013) systematisch lager dan in Wallonië (58,7 in 2013). De gemiddelde Brusselse instroomleeftijd is al sinds 2003 hoger dan in de twee andere gewesten (59,6 in 2013).

Dicht bij vervroegd pensioen

De Di Rupo-hervormingen hadden een diepgaander effect dan het Generatiepact omdat ze sneller werden doorgevoerd. De regering-Michel maakt het brugpensioen nu nog onaantrekkelijker. Het komt erop neer dat brugpensioen in 2017 totaal onmogelijk is voor wie jonger is dan 60 jaar en bij een herstructurering wordt afgedankt. Voor het gewone brugpensioen — zonder collectief ontslag — is het 62 jaar. Deze laatste groep maakt steevast driekwart van de bruggepensioneerden uit.

Het brugpensioen zal door de verstrenging voort uitdoven. Het einde van het stelsel is niet voor morgen, maar komt toch wel in zicht. De brugpensioenleeftijd verschilt dan nog maar een jaar van het stelsel van vervroegd pensioen (63 jaar en 42 jaar loopbaan in 2019). Volgens Bart Buysse, algemeen directeur bij het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO), is er een duidelijke vooruitgang in de afbouw van het stelsel. “De nieuwe aanpassingen gaan heel wat verder dan de aanpassingen van de afgelopen jaren. De mentaliteit wijzigt pas wanneer de spelregels wijzigen. Dat heeft het verleden meermaals aangetoond.”

Regering stuurt bij

Vorige week raakte wel bekend dat de federale regering, onder impuls van minister van Werk Kris Peeters (CD&V), een aantal aanpassingen aan de oorspronkelijke regeling uit het regeerakkoord heeft doorgevoerd, maar die wijzigen amper iets aan de filosofie van het verstrengde brugpensioen.

Aanvankelijk zou een aantal onderdelen van het nieuwe burgpensioenplan op 1 november 2014 ingaan. Wie als oudere werknemer in bijvoorbeeld de bouwsector nog zou willen gebruikmaken van het oude stelsel, zou zich nu nog snel moeten laten ontslaan. De regering wil de uiterlijke datum nu verschuiven naar 31 december, zodat werknemers iets meer tijd krijgen om te beslissen of ze al dan niet met brugpensioen willen. Wie dit jaar aan de voorwaarden voor brugpensioen voldoet, zal dat bovendien ook na Nieuwjaar blijven doen.

Te duur voor werkgevers

Lange tijd bestond de indruk dat werkgevers en vakbonden elkaar vonden wanneer brugpensioen bij collectief ontslag kon worden toegepast. Ook al omdat die verregaande herstructureringen, vooral bij grote bedrijven, vaak de pers haalden (zie kader Bekende herstructureringen met brugpensioen).

Maar de jongste jaren is brugpensioen voor de werkgevers aanzienlijk duurder geworden. Dat de kosten van bruggepensioneerden vooral door de gemeenschap worden gedragen, klopt niet meer. Werkgevers die gebruikmaken van brugpensioen, moeten op de bedrijfstoeslag die ze aan de ex-werknemer toekennen een hoge RSZ-bijdrage betalen. Die heffing bedraagt 25 procent voor 60-plussers, maar kan oplopen tot 50 procent (voor 55- tot 59-jarigen) of zelfs 95 procent voor 52- tot 54-jarige bruggepen-sioneerden. Dat betekent dat een werkgever op een gemiddelde bedrijfstoeslag van bijvoorbeeld 350 euro per maand een RSZ-bijdrage moet betalen die kan oplopen tot meer dan 300 euro. Die moet betaald worden tot de werknemer 65 jaar is en effectief met pensioen gaat. De gecumuleerde kosten van het brugpensioen kunnen dus oplopen tot meer dan 100.000 euro per ex-werknemer.

“Bij een collectief ontslag moet er ook nog een tewerkstellingscel worden opgericht. Dat kost bedrijven veel geld”, gaat Bart Buysse voort. “Ik denk niet dat ondernemingen vóór de verstrenging van het brugpensioen bij collectief ontslag in 2017 nog snel een herstructurering zullen doorvoeren. Ook de vakbonden zullen twee keer nadenken vooraleer ze het brugpensioen bepleiten. In tegenstelling tot vroeger wordt wie in het stelsel terechtkomt nu wel degelijk geactiveerd.”

Beschikbaar voor de arbeidsmarkt

De term is gevallen: activering. Hun aantal is beperkt — 4738 of slechts 6,7 procent van het totaal — maar meer en meer bruggepensioneerden moeten zich beschikbaar stellen voor de arbeidsmarkt. Volgens de huidige regeling moet wie jonger is dan 60 jaar of tussen 56 en 60, maar met een lange loopbaan of een zwaar beroep, zich niet meer inschrijven als werkzoekende bij de VDAB en moet hij zich niet beschikbaar stellen voor de arbeidsmarkt. De andere bruggepensioneerden wel. Die beschikbaarheid was eigenlijk lange tijd louter theoretisch aangezien de activering op 50 jaar stopte. Ondertussen is dat veranderd. De VDAB heeft de begeleiding opgetrokken naar een hogere leeftijd en de controle door de RVA op actief zoekgedrag, werd sinds 1 januari 2013 uitgebreid tot 55-jarigen. “In het regeerakkoord staat dat die beschikbaarheid zal worden opgetrokken tot 65 jaar. Het wordt belangrijk om ook de bruggepensioneerden daarin mee te nemen”, weet Gianni Duvillier van de Voka-studiedienst. “De controle op actief zoekgedrag wordt met de staatshervorming overgeheveld naar de deelstaten. Het is goed dat de deelstaten nu bevoegd worden voor zowel de begeleiding als de controle van de activering.”

Maar daarmee is de kous niet af. Brugpensioen mag dan wel strenger worden, oudere werknemers kunnen nog altijd achterpoortjes benutten om toch uit de arbeidsmarkt te treden. De beste voorbeelden zijn de invaliditeit en het tijdskrediet gericht op het einde van de loopbaan, de zogenoemde landingsbanen. “Het is niet de bedoeling dat men de voordeur en de achterdeur sluit, maar nog door de ramen naar buiten kan”, benadrukt Duvillier. “De landingsbanen worden verstrengd. Vanaf volgend jaar worden ze afgeschaft voor wie jonger is dan 60 jaar.”

“Daar heeft men in het regeerakkoord rekening mee gehouden”, vult Buysse aan. “Er is een zekere coherentie tussen de maatregelen die men neemt op het vlak van pensioenen, SWT, werkloosheid, tijdskrediet en landingsbanen en ziekte en invaliditeit. Voor tijdskrediet en landingsbanen moet de regering erover waken dat de verstrenging zich niet vertaalt in een overeenkomstige toename van het zorgverlof dat uitgebreid wordt van één naar vier jaar. Dat zou een nuloperatie zijn. En wat de invaliditeit betreft, zal extra worden ingezet op de herinschakeling, zal men richtlijnen uitvaardigen voor de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid, overgaan tot meer en strengere controles,… Dat zal ook nodig zijn om te voorkomen dat zij die geen beroep meer kunnen doen op brugpensioen, tijdskrediet of een landingsbaan, niet systematisch in dit uitkeringsstelsel terechtkomen. Het regeerakkoord gaat dus in de goede richting, maar er is nog veel werk.”

ALAIN MOUTON

Het brugpensioen zal door de verstrenging voort uitdoven. Het einde van het stelsel is niet voor morgen, maar komt toch wel in zicht.

De jongste jaren is brugpensioen voor de werkgevers aanzienlijk duurder geworden.

“Het regeerakkoord gaat dus in de goede richting, maar er is nog veel werk” Bart Buysse

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content