Daan Killemaes

Hebben we dan niks geleerd uit de bijna-depressie-ervaring van tien jaar geleden?

Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

Vorige week is een vrij grote bank in Europa failliet gegaan zonder de minste rimpeling op de financiële markten te veroorzaken. In 2007 zou het angstzweet ons uitgebroken zijn, maar vandaag is dat niet het geval. Trends-hoofdredacteur Daan Killemaes legt de verschillen tussen toen en nu bloot.

Op de financiële markten heerst een vreemde kalmte, net als in 2007. Zowat alles stijgt in waarde, net als in 2007. Overnamedeals worden vlot met schulden gefinancierd, net als in 2007. Verschillende huizenmarkten staan roodgloeiend, zoals in Canada, Zweden, Australië, het Verenigd Koninkrijk en heel wat Chinese steden, net als in 2007. Het grote verschil tussen nu en de vooravond van de financiële crisis is de omvang van de mondiale schuldenlast. De globale schuldenlast is gestegen van 200 procent van het mondiale bbp in 2007 tot meer dan 250 procent nu. Aan onheilsprofeten die waarschuwen dat het risico op een grote klapper flink is toegenomen daarom geen gebrek.

Het geheugen slijt

Hebben we dan niks geleerd uit de bijna-depressie-ervaring van tien jaar geleden? Om Elfenkoningin Galadriel uit Lord of the Rings te citeren: “Sommige zaken die niet mochten vergeten worden, raakten verloren. De geschiedenis werd legende. En legende werd mythe.” Zover zijn we bijlange nog niet, maar het geheugen slijt. Beleggers kochten de jongste tijd technologieaandelen alsof beurzen alleen maar kunnen stijgen. De prijsstijgingen van virtuele munten als bitcoin zijn een zeepbel van het zuiverste water. In de Verenigde Staten wil president Trump de banken verlossen van het strakke keurslijf. De Franse grootbanken lobbyen om de vereiste kapitaalbuffers minder hoog te maken. Een nieuwe generatie van bankiers, toezichthouders, beleggers en beleidsmakers komt zoetjesaan piepen op cruciale functies zonder de financiële crisis te hebben meegemaakt. Bovendien zijn er verschillen met 2007 die niet geruststellend zijn, zoals de opkomst van het populisme, het protectionisme en de toegenomen geopolitieke spanningen. Maar een schuifpartij op de beurzen hoeft niet het begin van het einde te betekenen. Er zijn ook grote verschillen met 2007 die wel enige moed geven.

Zo is er vorige week een vrij grote bank in Europa failliet gegaan zonder de minste rimpeling op de financiële markten te veroorzaken. In 2007 zou het angstzweet ons uitgebroken zijn. Het Europese banksysteem is robuuster geworden dankzij het ophogen van de kapitaal- en liquiditeitsbuffers. Er zijn duidelijke Europese afspraken gemaakt wat er moet gebeuren als een bank in de problemen komt. Die mechaniek werkte perfect bij de berging van de Spaanse Banco Popular. De verliezen werden opgevangen door de aandeelhouder, de belastingbetaler bleef gespaard en van besmetting was geen sprake. Banco Popular was wel een intikkertje. De verliezen bleven beperkt, zodat de gewone obligatiehouders buiten schot bleven en er vrij makkelijk een overnemer werd gevonden. De schoonmaak van het Italiaanse banksysteem wordt een ander paar mouwen, met zijn slechte leningen en zijn financiering op basis van obligaties, die aan de Italiaanse burger als quasi spaargeld zijn verkocht.

Hebben we dan niks geleerd uit de bijna-depressie-ervaring van tien jaar geleden?

Conjunctureel is er ook een groot batig saldo met 2007. Scherp stijgende olieprijzen, tot 147 dollar voor een vat, luidden toen de doodsklokken voor een cyclus die op zijn laatste benen liep. Het restrictieve monetaire beleid prikte de huizen- en schuldenzeepbel lek. Die elementen ontbreken vandaag. De conjunctuurcyclus heeft nog benzine in de tank, zeker in Europa. De olie- en grondstofprijzen zijn relatief laag en zullen dat wellicht blijven. En het monetaire beleid blijft nog langere tijd ondersteunend. De centrale bankiers hebben geen zin om de vruchten van hun inspanningen te pletten met te snelle renteverhogingen. Wel blijft de westerse economie door de povere toename van de productiviteit veroordeeld tot relatief zwakke groei, die zich niet leent om de overmatige schuldenlast snel af te betalen.

Schuldenlast

Nog een verschil met 2007 is dat de samenstelling van de schuldenlast veranderd is. De schulden zijn meer in handen van de overheden en de centrale banken en minder in private handen, wat alles minder vatbaar maakt voor blinde paniek. In de industrielanden hebben de centrale banken al tussen 10 procent (in België) en 40 procent (in Japan) van de overheidsobligaties opgekocht. Private schulden werden dus eerst genationaliseerd en vervolgens gemonetiseerd. Niemand weet of er ook een weg terug is. Centrale banken zullen nog decennialang dienst doen als het kunstmatige hart van het financiële systeem.

De achillespees zit vandaag in de groeilanden, waar de private schuldenlast van de bedrijven alarmerend fors gestegen is. En in de beperkte beleidsruimte die centrale banken en heel wat overheden nog rest om de volgende recessie te lijf te gaan. De federale begroting gaan meteen met de billen bloot als het tij keert. Gezonde Belgische overheidsfinanciën zijn wel al een legende geworden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content