Fiscale rulings onder vuur

Een arrest van het Grondwettelijk Hof ondergraaft de bevoegdheden van de fiscale rulingcommissie, zeggen sommige fiscalisten. Niet waar, zeggen anderen. In ieder geval is de rechtszekerheid zoek.

Bij de Dienst Voorafgaande Behandeling van fiscale zaken (de zogenoemde rulingcommissie) kunnen belastingplichtigen laten bekijken of bepaalde constructies fiscaal al dan niet door de beugel kunnen. De fiscale administratie moet die rulings respecteren. Een arrest van het Grondwettelijk Hof ondergraaft echter de werking van de rulingcommissie, menen sommige fiscalisten.

In oktober 2013 sprak het hof zich uit over de nieuwe antimisbruikbepaling, die er in 2012 kwam onder impuls van Staatssecretaris voor Fraudebestrijding John Crombez (sp.a). Onder die bepaling kan de administratie fiscale constructies opzijschuiven die enkel bedoeld zijn om belastingen te vermijden. De fiscus moet in dat geval aantonen dat de belastingplichtige een rechtshandeling heeft gekozen die in strijd is met de doelstelling van een fiscale bepaling. De doorslaggevende reden moet belastingontwijking zijn.

Is die bepaling niet gewoon een nieuwe belasting, die enkel de wetgever mag opleggen, was de vraag waarover het Grondwettelijk Hof zich moest uitspreken. Nee, luidde het arrest, dat verwijst naar de parlementaire voorbereiding. Daaruit blijkt dat de nieuwe antimisbruikbepaling louter een procedureregel is in de fiscale bewijsvoering. Ze raakt niet aan de belastbare grondslag en is dus geen nieuwe belasting.

Onzekerheid

Einde debat? Niet als het van professor Marc Bourgeois afhangt. Hij is covoorzitter van het Tax Institute van de universiteit van Luik. Hij ziet door dit arrest problemen opduiken voor sommige uitspraken van de rulingcommissie. De wet van 2002 geeft de commissie de bevoegdheid om fiscale constructies te interpreteren. Maar het daarbij horende koninklijk besluit verbiedt expliciet dat de commissie zich uitspreekt over “het gebruik van de bewijsmiddelen”.

“Mijn redenering is eenvoudig”, zegt Bourgeois. “Als de antimisbruikregeling deel is van de bewijsvoering, zoals het Grondwettelijk Hof zegt, dan mag de rulingcommissie zich niet uitspreken over fiscaal misbruik. Ik betreur dan ook dat de regering de voorbije maanden geen nieuw koninklijk besluit heeft geschreven. Door de regeringsonderhandelingen dreigt dit noodzakelijke KB maanden uitgesteld te worden. Geen enkele advocaat of fiscalist kan vandaag op voorhand met zekerheid zeggen of een fiscale constructie zal worden goedgekeurd door de fiscale administratie. De onzekerheid zal veel belastingplichtigen treffen.”

Grondwettelijke bom

Bourgeois staat niet alleen met zijn stelling. Professor Stefaan Van Crombrugge, vakgroepvoorzitter van de Vakgroep Belastingrecht van de Universiteit Gent, gaat nog een stap verder. In de memorie van toelichting bij de oprichting van de rulingcommissie werd de restrictieve stelling ook al verdedigd. “Het zat er dus aan te komen”, stelt hij. “Nu heeft minister van Financiën Koen Geens (CD&V) wel op een parlementaire vraag geantwoord dat de rulingcommissie zich wat hem betreft mag uitspreken over de antimisbruikdossiers.”

De rulingcommissie laat weten dat ze het standpunt van de minister volgt. “De Dienst Voorafgaande Beslissingen in fiscale zaken is wel degelijk bevoegd om te beoordelen of een verrichting al dan niet misbruik uitmaakt in de zin van de algemene antimisbruikbepaling”, klinkt het.

Maar Bourgeois blijft erbij: er ligt “een grondwettelijke bom” onder de rulings. “Het is een zuiver technische kwestie. De regering in lopende zaken kan met een eenvoudig koninklijk besluit deze bom onschadelijk maken.” Dat zal niet gaan, vreest Van Crombrugge. “Er is een wet nodig om de commissie een juridisch zuivere basis te geven, die alle discussies vermijdt. En het zal nog wel een tijd duren eer een nieuwe regering zulke wetten zal maken.”

Het verhaal en de bewijzen

Mathieu Isenbaert, bestuurder bij EY Tax Consultants, is het dan weer niet eens met de redenering van de academici. “Een belastingplichtige doet voor de rulingcommissie zijn verhaal uit de doeken. Hij vermeldt een aantal feitelijke gegevens, die de commissie fiscaal interpreteert. De rulingcommissie zegt dus niet of zijn verhaal wordt ondersteund door een degelijk bewijs, want daarover mag ze zich niet uitspreken. Als de belastingadministratie achteraf vaststelt dat de feiten niet bewezen zijn, kan ze de fiscale constructie negeren en teruggrijpen naar de werkelijke juridische situatie om een belasting te heffen.”

Een voorbeeld maakt een en ander duidelijker. Bedrijfsleider X verhuurt een pand aan persoon Y, die op zijn beurt een kamer onderverhuurt aan de managementvennootschap van X. Bij een rechtstreekse verhuur tussen X en zijn vennootschap wordt een deel van de huurprijs belast als beroepsinkomen. Bij een huur en onderhuur is dat strikt juridisch gezien niet meer het geval. De kans is groot dat de administratie deze constructie als fiscaal misbruik bestempelt.

“De rulingcommissie kan echter oordelen dat de constructie een ander motief heeft dan het ontwijken van belastingen, bijvoorbeeld omdat de tussenpersoon zelf een deel van het pand gebruikt”, zegt Isenbaert. “Ze zegt dan niets over het bewijs van de onderhuur, maar de fiscale administratie is wel gebonden door het oordeel van de commissie dat er geen fiscaal misbruik is. Als de fiscale administratie achteraf echter aantoont dat de tussenpersoon geen werkelijk gebruik maakt van dat pand, vervalt de waarde van de ruling en wordt de huurprijs wel belast als beroepsinkomen van de bedrijfsleider.”

De waarde van een ruling

De fiscalist merkt ook op dat bij de administratie een tendens bestaat om terug te komen op de beslissingen van de rulingcommissie. “De Bijzondere Belastinginspectie deinst er niet voor terug om rulings ter discussie te stellen. De discussie die professor Bourgeois uitlokt, is koren op de molen van de tegenstanders van de rulingcommissie.”

Karel Anthonissen, gewestdirecteur van de Bijzondere Belastinginspectie Gent, heeft er nochtans geen weet van dat zijn organisatie rulings negeert. “Er zijn er wel enkele in onderzoek, maar daar is niets vreemds aan”, meldt hij. “Het is de taak van een controleur om na te gaan of de voorwaarden van een voorafgaand akkoord worden nageleefd, maar dat is heel normaal. Toch blijkt dat zeer gevoelig te liggen. Fiscalisten interpreteren een ruling soms als een soort ‘vriendschap met het hogere gezag’. Een controleur die er zelfs maar vragen over stelt, pleegt als het ware heiligschennis.”

Het neemt niet weg dat Anthonissen een probleem heeft met sommige rulings. “Een ruling is geen vrijgeleide om om het even wat te doen. Er is de gewone notionele-intrestaftrek en er is de geforceerde notionele-intrestaftrek. Buitensporige toepassingen van al die vrijstellingen en toegevingen onderzoeken we dus zeker, en we corrigeren ze eventueel.”

Correctie nodig?

Moet de reikwijdte van de rulingcommissie op tafel komen tijdens de volgende regeringsonderhandelingen? Isenbaert meent van niet: “De fiscale rechtszekerheid is er niet bij gediend dat de bevoegdheden van de rulingcommissie het voorwerp worden van een politiek steekspel.”

Van Crombrugge hoopt echter dat de partijen tijdens de volgende maanden een wet maken die de taak van de rulingcommissie verruimt tot antimisbruikmaatregelen. “Ondertussen blijft er dus heel wat rechtsonzekerheid voor de belastingplichtige”, vreest hij.

HANS BROCKMANS, FOTOGRAFIE DEBBY TERMONIA

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content