ECB-hoofdeconoom Philip Lane veegt inflatiezorgen van tafel

Hoofdeconoom van de ECB Philip Lane © reuters
Daan Killemaes
Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

Volgens Philip Lane, de hoofdeconoom en directielid van de Europese Centrale Bank (ECB), verklaren vier oorzaken het jojo-effect van de inflatie. Maar die zijn slechts tijdelijk.

De grondstofprijzen zijn fel gestegen, schaarste knalt door de aanvoerketens, het monetaire beleid blijft heel soepel, en de overheden smijten met geld. Je zou voor minder schrik krijgen voor een stevige opstoot van inflatie. Toch predikt Philip Lane, de hoofdeconoom en directielid van de Europese Centrale Bank (ECB), om de kalmte te bewaren. “De stijging van de inflatie van 2021 kan worden gezien als een reactie op de desinflatie tijdens de covid-19-crisis. Op middellange termijn blijven de inflatievooruitzichten mager.”

Tijdelijke inflatie-jojo

De inflatie maakte sinds het uitbreken van de crisis een stevige jojo-beweging in het eurogebied. Tijdens de eerste fase van de pandemie stuikte de inflatie in elkaar, om de volgende maanden een gematigde comeback te maken. Over heel 2021 moet dat een gemiddelde inflatie van 0,9 procent opleveren, zo goed als in lijn met het inflatiepeil in 2019 en 2020.

Philip Lane wijst naar vier tijdelijke oorzaken die het jojo-effect van de inflatie verklaren, maar die niet bij machte zijn om de inflatie op langere termijn hoger te stuwen.

De volatiliteit van de olieprijzen is de eerste aanjager van de inflatie-jojo. In het voorjaar van vorig jaar daalden de prijzen tot 20 dollar per vat. Intussen noteert olie met een prijs van 63 dollar per vat op het niveau van voor de pandemie. Dat zal dit jaar voor een gevoelige, maar tijdelijke stijging van de energieprijzen zorgen.

Het fel gewijzigde consumptiepatroon blijft ook niet zonder gevolgen voor de inflatie. De vraag naar reizen en ontspanning daalde fel, terwijl gezinnen meer hebben besteed aan boodschappen en materiaal om thuis te leven en te werken. Die stijgende vraag botste soms op aanbodbeperkingen. Tegelijk werd de korf aangepast waarop de index berekend wordt, met een hoger gewicht voor de producten waarvoor de vraag steeg en er dus prijsdruk was. Dat effect verhoogde in januari de inflatie met 0,3 procentpunt.

Een derde motor achter het jojo-effect is het btw-beleid van een aantal landen. Duitsland bijvoorbeeld verlaagde vorig jaar tijdelijk de btw. Het einde van die verlagingen zal vooral in de tweede helft van dit jaar de inflatie verhogen. Als vierde element spelen ook een aantal seizoeneffecten mee, zoals het verschuiven van de koopjesperiode.

De recente kosteninflatie zal geen permanent hogere inflatie uitlokken, verwacht Philip Lane. De hogere grondstofprijzen en de flessenhalzen in een aantal sectoren, zoals halfgeleiders en containertransport, zijn tijdelijk van aard. Die schokken zijn te klein om de inflatie duurzaam hoger te duwen. De stijging van de metaalprijzen met 38 procent tussen juni 2020 en januari 2021 verhoogt de fabrieksprijzen slechts met 1,5 procent. De impact op de consumptieprijzen is nog kleiner. De ECB berekende ook de impact van de stijging van de tarieven met 355 procent van het zeetransport per container vanuit China in dezelfde periode. Dat verhoogt de fabrieksprijzen in het eurogebied slechts met 0,3 procentpunt.

Geen spoor van inflatie op middellange termijn

“Als we door deze volatiliteit op korte termijn kijken, zien we een ingetogen inflatiedynamiek op middellange termijn”, schrijft Philip Lane in een blogpost. De ECB rekent op een inflatie van 1,2 procent in 2022 en 1,4 procent in 2023. Aan de basis van die lage inflatievooruitzichten liggen de nog altijd ruime overcapaciteit in de Europese economie en de zwakke arbeidsmarkten. De officiële werkloosheidscijfers mogen weinig gestegen zijn, in realiteit heeft de pandemie een spoor van vernieling getrokken in de arbeidsmarkt. Een pak werknemers zijn in de inactiviteit beland, of zijn afhankelijk van de steunmaatregelen van de overheden. De eigenlijke werkloosheid in het eurogebied wordt geschat op 14 procent, ruim boven de officiële werkloosheid van ongeveer 8 procent. De stijging van de lonen zal in deze omstandigheden heel sober blijven in 2021. Heel wat loononderhandelingen zijn ook uitgesteld. Tegelijk beperkt de overcapaciteit in heel wat sectoren de mogelijkheden van bedrijven om hun prijzen te verhogen, ondanks de wens om de winstmarges te herstellen tot het niveau van voor de pandemie.

De povere loonontwikkelingen houden ook de consumptie aan de ketting. Mogelijk komt er een tijdelijk consumptiefeestje als de gezinnen het geld uitgeven dat ze tijdens de pandemie extra gespaard hebben, maar de ECB verwacht slechts een klein feestje. De gezinnen zullen financiële reserves willen aanhouden. Bovendien hebben vooral de oudere gezinnen kunnen sparen, terwijl zij net het minste van de extra spaarreserves uitgeven.

Op de financiële markten zijn de inflatieverwachtingen gestegen de voorbije weken, vooral dankzij de verbeterde mondiale conjunctuur, het expansieve Amerikaanse budgettaire beleid en de hogere olieprijzen. “Maar die inflatieverwachtingen komen van historisch lage niveaus. Vooral het risico op zeer lage inflatie of zelfs deflatie wordt lager ingeschat”, schrijft Philip Lane. Dat inspireert obligatiebeleggers om een hogere inflatievergoeding te vragen om obligaties met een lange looptijd aan te houden. Vooral die hogere termijnpremie zat achter de recente stijging van de rentevoeten op lange termijn. De ECB heeft dus de desinflatieschok van de pandemie afgewend, maar het doel om de inflatie op een duurzame manier tot dicht bij 2 procent te tillen, is nog veraf. De boodschap van Lane is dat de ECB niet snel de voet van het gaspedaal zal halen, zelfs als de inflatie de volgende maanden tijdelijk hoger klimt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content