Discussie flexibilisering arbeidsmarkt wordt machtsstrijd

Egbert Lachaert, Kris Peeters en Siegried Bracke © belga
Alain Mouton
Alain Mouton Redacteur bij Trends

De annualisering van de 38-urige werkweek lijkt veraf. Minister van Werk Kris Peeters (CD&V) probeert het akkoord over een flexibele arbeidstijd uit te hollen. De coalitiepartner Open Vld wil dat hij zijn huiswerk overdoet. Ondertussen roeren ook de sociale partners zich. Vakbonden vrezen dat de annualisering hun macht uitholt.

Dit voorjaar kwam de regering met een aantal voorstellen om de Belgische arbeidsmarkt flexibeler te maken. De meest opvallende maatregel was de annualisering van de arbeidstijd. Er zou een einde komen aan de stringente 38-urige werkweek. De gepresteerde uren zouden op jaarbasis worden bekeken, niet per week. Werknemers zouden kunnen pieken in bepaalde weken, tot maximaal 45 uren. Maar over het hele jaar moeten ze aan een gemiddelde van 38 uren arbeidstijd per week komen. Dat systeem laat bedrijven toe gemakkelijker in te spelen op de almaar vaker voorkomende pieken en dalen in de productie.

De maatregel stootte op veel verzet bij de vakbonden die er een extreme flexibilisering in zien, wat ten koste van de werk-privébalans zou gaan. Ze vrezen voor extra burn-outs. Bovendien zouden werknemers er financieel bij verliezen, omdat overuren boven de 38 uren in zo’n systeem als gewone uren worden uitbetaald. Werkgevers waren veel positiever over de voorstellen.

Maar net voor het zomerreces kwam minister van Werk Kris Peeters (CD&V) met een uitgewerkt plan op de proppen waarin de annualisering van de arbeidsduur sterk werd bijgestuurd, om niet te zeggen uitgehold. Zo zou wie in een week meer dan 40 uren presteert, toch overuren krijgen uitbetaald. Verder worden andere flexibiliseringsvormen, zoals telewerk, onaantrekkelijker. Het Verbond Van Belgische Onderneming (VBO) was zeer kritisch en wees op bijkomende modaliteiten, zoals strakke procedures en een hogere kostprijs.

Macht van de vakbonden

Nu roert ook coalitiepartner Open Vld zich. Bij monde van Kamerlid Egbert Lachaert vragen de liberalen dat Kris Peeters zijn huiswerk vanaf nul overdoet. Open Vld vindt, net als de werkgevers, dat het voorstel van Peeters te veel voorwaarden oplegt aan bedrijven en te restrictief is. Lachaert komt met een nieuw voorstel: geen 38-urige werkweek voor creatieve en intellectuele beroepen (wat nu al het geval is) en traditionele sectoren zoals industrie behouden de oude regeling.

Kris Peeters zegt dat de grote lijnen van de hervorming in de schoot van de regering zijn afgesproken, en dat de bal nu in het kamp van de sociale partners ligt. Het is dus niet de bedoeling daar op terug te komen.

Maar de vraag rijst of er nog sprake zal zijn van een meer flexibele arbeidsmarkt, als de sociale partners de voorstellen van Peeters verder hebben uitgewerkt en verfijnd.

Dat valt te betwijfelen, omdat deze maatregelen de macht van de vakbonden beknotten. De annualisering van de arbeidstijd is niet nieuw. Ze bestaat sinds eind jaren tachtig al in een aantal sectoren (het paritair comité 200, waarin de meeste bedienden zitten, en het PC 311 van de kleinhandel). Bovendien kan die annualisering al worden ingeschreven in het arbeidsreglement als de ondernemingsraad akkoord gaat. Daar knelt het schoentje voor de vakbonden: ze vrezen dat de flexibeler reglementering betekent dat het akkoord van de vakbonden niet meer nodig zal zijn om tot een annualisering te komen. Dat zou de syndicale macht aanzienlijk inperken, zowel op sectoraal als op bedrijfsniveau. Daarom zullen ze proberen de wet op de annualisering uit te hollen.

Loonnormwet

Bij de werkgevers zal de verleiding groot zijn voor een deel aan de syndicale eisen toe te geven. Als ruilmiddel om een betere, nieuwe wet op het concurrentievermogen te bekomen. Dat is de andere grote uitdaging voor het sociaal overleg.

Kris Peeters heeft een ontwerp van een nieuwe loonnormwet klaar, die ervoor moet zorgen dat de Belgische loonkosten niet sneller stijgen dan in de buurlanden. De vorige wet op de loonnorm of wet op het concurrentievermogen, die uit 1996 dateert, heeft maar deels gewerkt. Dat de Belgische loonkostenhandicap sinds 1996 dit jaar zo goed als verdwenen zal zijn is vooral het gevolg van het beleid van de federale regering (indexsprong, loonkostenverlagingen) en sterkere loonstijgingen in het buitenland.

In het voorstel voor een nieuwe wet zouden ontsporingen vermeden moeten worden door de Belgische loonkostenevolutie sneller te corrigeren, maar voor de werkgevers is dat onvoldoende. “Zoals het nu voorligt, kan je bijna zeker zijn van een nieuwe loonkostenontsporing in 2017-2018 en worden de inspanningen van de regering tot nog toe om onze historische loonkostenhandicap van 10 procent verder weg te werken, tenietgedaan”, stelt het VBO.

Stemmen de werkgevers straks in met een afzwakking van de flexibiliteitsmaatregelen voor de arbeidsmarkt als ze een nieuwe stringentere loonnormwet kunnen afdwingen? De kans is reëel.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content