Belgische economie in recessie met kleine r

Geert Langenus en Pierre Wunsch (NBB) © Belga
Daan Killemaes
Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

De economie krimpt lichtjes en de inflatie staat op het hoogste peil sinds 1975. Het lijkt op stagflatie met een grote S, maar toch zou de recessie mild moeten blijven. Vanaf 2023 mag economisch herstel verwacht worden, op voorwaarde dat de energieprijzen niet opnieuw roet in het eten gooien.

Zoals verwacht kromp de Belgische economie lichtjes in het derde kwartaal. Het bruto binnenlands product (bbp) daalde met 0,1 procent ten opzichte van het tweede kwartaal. Vooral de industrie liet het afweten met een daling van de toegevoegde waarde van 0,7 procent. Het vierde kwartaal belooft geen beterschap. Het vertrouwen van de gezinnen zit op een dieptepunt, terwijl ook het vertrouwen van de bedrijven verder afbrokkelt en op een krimp van de activiteit wijst. Het bbp zal dus ook in het vierde kwartaal dalen, wat maakt dat de Belgische economie zo goed als zeker niet kan ontsnappen aan een recessie, gedefinieerd als minstens twee opeenvolgende kwartalen van negatieve groei.

De energiecrisis eist dus haar tol, maar toch zou de recessie mild moeten blijven. “De Duitse economie deed het nog relatief goed tijdens de zomer. Dat sterkt onze overtuiging dat de recessie ondiep wordt en niet te lang zal duren. We rekenen op herstel in de loop van 2023”, zegt Geert Langenus, econoom van de Nationale Bank. “De aardgasprijzen zijn net als andere inputprijzen aan het dalen. Een aantal industriële ondernemingen, zoals BASF, start de productie weer op. De verwachting van een milde recessie blijft uiteraard maar overeind als de energieprijzen niet opnieuw door het dak gaan.”

De arbeidsmarkt blijft nog redelijk robuust, ook al signaleren de bedrijven dat ze de tewerkstelling de volgende maanden wat zullen terugschroeven. Een relatief stabiele werkgelegenheid gekoppeld aan de automatische indexering van de lonen beschermt in grote mate de koopkracht van de gezinnen, maar daarvoor betaalt de economie wel een prijs in de vorm van een oplopende loonhandicap en afnemende concurrentiekracht. Dat kan zich later nog wreken.

Lees verder onder het kadertje

Inflatie op hoogste peil sinds 1975

Maakt de economie nog geen slagzij, dan blijft het aan het inflatiefront negatieve verrassingen regenen. In oktober steeg de inflatie in België tot 12,3 procent, wat het hoogste peil is sinds 1975. Ook de kerninflatie, die geen rekening houdt met de wispelturige energie- en voedingsprijzen, steeg verder naar 6,5 procent. Aan diggelen ligt de hoop dat de inflatie stilaan zou pieken. “In één maand tijd is het leven 2,3 procent duurder geworden. Die prijsstijging is hoger dan wat we normaal op jaarbasis zien”, zegt Stijn Baert, hoogleraar economie aan de UGent en lid van de indexcommissie.

De torenhoge inflatie wordt vooral gevoed door de hogere prijzen voor aardgas en elektriciteit. Aardgas werd in een maand 23 procent duurder en elektriciteit met 12,5 procent. Dat lijkt te vloeken met de recente daling van de aardgas- en elektriciteitsprijzen op de groothandelsmarkt, maar veel gezinnen worden pas nu met de hogere energieprijzen geconfronteerd omdat ze een aflopend vast contract moeten inruilen voor een variabel contract met fors hogere prijzen in vergelijking met een jaar geleden. Ook in een groot deel van de variabele contracten sijpelen de hogere prijzen slechts met vertraging door omdat ze op kwartaalbasis geïndexeerd worden. Niet alleen heel wat gezinnen wacht dus nog een factuurschok, ook de meeste bedrijven genieten nog van vaste contracten die pas in de loop van volgend jaar aflopen.

Een uitstel van de inflatiepiek is normaal gezien geen afstel. Tegen het einde van het jaar zou de inflatiedruk toch moeten afnemen in het spoor van een minder snelle stijging van de inputprijzen en de lagere energieprijzen die met vertraging hun weg vinden naar de gezinnen. Ook de afnemende vraag, die aan de basis ligt van de milde recessie, gooit stilaan olie op de inflatiegolven.

ECB gevangen tussen hamer en aanbeeld

De Europese Centrale Bank (ECB) zit intussen gevangen tussen de hamer van de hoge inflatie en het aambeeld van een milde recessie die het eurogebied te wachten staat. Wat moet ze doen? De inflatie te lijf gaan, of toch maar de economie ondersteunen? Kiezen is verliezen, want beide objectieven zijn in de huidige omstandigheden niet te combineren met elkaar.

Het inflatiecijfer van 9,9 procent en een kerninflatie van 4,8 procent in september in het eurogebied lieten de ECB gisteren weinig keuze dan de depositorente met 75 basispunten te verhogen tot 1,5 procent. “We hebben substantiële vooruitgang geboekt in de normalisatie van een nog altijd ondersteunend geldbeleid, maar we zijn er nog niet”, zei ECB-voorzitter Christine Lagarde gisteren tijdens de persconferentie. “Een recessie ligt op de loer, maar het is onze job te zorgen voor prijsstabiliteit. We zullen niet aarzelen om de beleidsrente verder te verhogen. Onze uiteindelijke bestemming is een beleidsrente die ons op de middellange termijn terugbrengt naar een inflatie van 2 procent.”

Dat Christine Lagarde het recessiewoord in de mond nam, deed een aantal waarnemers besluiten dat de ECB de deur openzet om in december over te schakelen op een trager tempo van renteverhogingen, of om zelfs een pauze in te lassen in de normalisatie van het beleid. “We analyseren ons beleid vergadering na vergadering, en dit op basis van de binnenlopende data”, zei Christine Lagarde. “In december zullen deze drie sleutelelementen ons beleid bepalen. Eén: de nieuwe vooruitzichten voor de ontwikkelingen van de inflatie, met inbegrip van de hogere kans op een recessie. Twee: het effect van de verhoging van de beleidsrente met 200 basispunten die we al hebben doorgevoerd. En drie: we houden er ook rekening mee dat een krapper geldbeleid met vertraging een impact heeft op de economie.”

In december maakt de ECB dus een nieuwe afweging of de hoge inflatie of het recessiegevaar staatsvijand nummer 1 is. De kans is groot dat de balans langzaam verschuift richting steun aan de economie, zonder dat een terugkeer naar prijsstabiliteit iets voor morgen is. De flessenhalzen in het aanbod nemen weliswaar af, maar de ECB merkt op dat de stijging van de lonen aantrekt in het spoor van relatief sterke arbeidsmarkten en de hoge inflatie, die ook gevoed wordt door de zwakke euro en de inhaalvraag in de dienstensector. Ook in Frankfurt branden ze een kaars dat de recessie niet te wild om zich heen zal slaan.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content