‘Bedrijfswagen inruilen voor cash gaat niet in op 1 januari’

© iStock

De maatregel waarbij werknemers hun bedrijfswagen kunnen inruilen voor een som geld zal niet klaar zijn tegen 1 januari 2018. Dat heeft een regeringsbron gezegd aan Le Soir.

De maatregelen uit het zomerakkoord zorgen voor veel werk op de plank van de federale regering. Grootste slachtoffer van de overdaad aan dossiers dreigt het mobiliteitsbudget te worden, met onder meer de ‘cash for car’-maatregel.

Die maatregel werd aangekondigd voor 1 januari 2018, maar dreigt voor onbepaalde tijd te worden uitgesteld, weet de krant.

Bij Johan Van Overtveldt klinkt het dat de besprekingen de volgende weken verder lopen en dat het doel is om alsnog de besprekingen in de ministerraad voor het jaareinde af te ronden.

Concreet komt het mobiliteitsbudget neer op een jaarlijks budget dat door de werkgever aan de werknemers die beschikken over een bedrijfswagen, kan worden toegekend. De instelling van een mobiliteitsbudget gebeurt ofwel via individuele overeenkomst, ofwel via cao, ofwel via een bedrijfspolicy. Let wel: werknemers kunnen de instap in een mobiliteitsbudget aanvaarden, maar evengoed weigeren. Het mobiliteitsbudget moet hoe dan ook prioritair besteed worden aan verschillende duurzame vervoersmodi. De hoogte van het mobiliteitsbudget zal bepaald worden door de werkgever en komt overeen met de ‘total cost’ van de bedrijfswagens waarop de werknemer recht heeft, dus onder meer de kosten van leasing, eventuele brandstofkosten, beheerskosten, de solidariteitsbijdrage aan de vennootschapsbelasting, …

Vraagtekens

Eerder heeft de Raad van State ernstige vraagtekens geplaatst bij het principe van ‘cash for car’. Zo staat het volgens de Raad van State lang niet vast of het om een adequaat middel gaat richting meer duurzame mobiliteit.

Het gaat immers niet om een aflopende regeling, maar een regeling die herhaaldelijk kan worden toegepast én de besteding van het geld wordt niet aan beperkende voorwaarden gekoppeld. Daardoor wordt voor onbepaalde duur een regeling in het leven geroepen die een verschil in behandeling creëert tussen personen in een vergelijkbare situatie, afhankelijk van de vraag of ze naast hun vrij te besteden loon, ook kunnen beschikken over een vrij te besteden mobiliteitsvergoeding die onder een gunstiger regime valt.

In een aantal gevallen zal meer duurzaamheid worden bereikt, maar er is volgens de Raad van State geen garantie dat de mobiliteitsvergoeding in alle gevallen effectief zal worden gebruikt voor meer duurzame vervoersmiddelen. Zo kan een werknemer de vergoeding gebruiken om een privéwagen aan te schaffen voor zijn woon-werkverkeer.

Bovendien is het mogelijk dat iemand na promotie opnieuw een bedrijfswagen krijgt, die dan na verloop van tijd weer kan worden ingeruild voor een vergoeding.

Ook is het niet ondenkbaar dat wie met het openbaar vervoer sneller op het werk raakt, wel geneigd zal zijn de bedrijfswagen te verruilen, terwijl iemand die sneller is met de auto, er wellicht voor zal kiezen de bedrijfswagen te houden. ‘Indien dat effectief het geval zou blijken, dan zou de ontworpen maatregel op onvolkomen wijze tegemoetkomen aan de beoogde doelstelling.’

Amper twee op de tien werknemers zou mogelijk bereid zijn om de bedrijfswagen te ruilen voor een mobiliteitsbudget, blijkt uit een peiling van hr-dienstverlener Acerta

Partner Content