Willeke Dijkhoffz (GZA) en Wouter De Ploey (ZNA): ‘We moeten ons weer richten op wat essentieel is voor de patiënt’

WILLEKE DIJKHOFFZ EN WOUTER DE PLOEY "De kunst is een gevoel van kleinschalig- heid te behouden in een groter ziekenhuis." © FRANKY VERDICKT
Roeland Byl redacteur bij Trends

De twee Antwerpse ziekenhuisgroepen GZA en ZNA beslissen eind dit jaar of ze in 2024 fuseren. De ziekenhuisdirecteurs Willeke Dijkhoffz en Wouter De Ploey mengen zich in het debat over het nut van internationale accreditaties. Het is tijd dat de patiënt weer centraal staat, vinden ze.

De jongste decennia streefde elk ziekenhuis ernaar een internationale accreditatienorm te halen. Het was kiezen tussen JCI of Niaz. Daarbij leek het wel alsof een ziekenhuis zonder zo’n internationaal label geen toekomst had. Maar de onvrede over die accreditaties is bij sommigen in de sector groot. Het was een van de gespreksonderwerpen tijdens het virtuele congres dat de Antwerpse ziekenhuisgroepen GZA en ZNA organiseerden samen met de ziekenhuiskoepel Zorgnet-Icuro.

Zorgprofessionals uit dertig ziekenhuizen bogen zich over de toekomst van de kwaliteit van de zorg, want veertien maanden covid-19 hebben duidelijk gemaakt: als kwaliteitsmechanisme zijn de internationale accreditaties voorbijgestreefd. Het is tijd dat de patiënt weer centraler staat en dat ziekenhuizen de ruimte krijgen voor een eigen inbreng bij het streven naar kwaliteit, besloten de deelnemers. “We hebben met covid-19 bewezen dat we enorm veel kunnen als sector”, zegt Willeke Dijkhoffz (GZA). “Van de overheid verwachten we een faciliterend kader.”

Als de onvrede over de accreditaties zo groot is, schaffen we ze dan beter af?

WILLEKE DIJKHOFFZ. “U stelt het ongenuanceerd, maar de huidige accreditatiesystemen zijn er vooral op gericht om procedures vast te leggen. Bijvoorbeeld om te maken dat bij een operatie het juiste been wordt geopereerd. Vaak gaat het om zaken die patiënten vanzelfsprekend achten. Die veiligheidsprocedures hebben hun belang, maar soms raakt de beleving van de patiënt op de achtergrond.

“Ik heb ooit een patiënt horen zeggen: ‘Ze hebben hier vandaag tien keer mijn identiteit gecontroleerd, maar geen enkele keer gevraagd hoe ik me voel.’ Wij denken dat er opnieuw meer aandacht voor de tevredenheid en de beleving van de patiënt moet zijn. Nu dreigen hulpverleners ondergesneeuwd te raken in de bureaucratie en de afvinkcultuur van de accreditatienormen. Dat gebeurt in een context van onderbezetting. De verpleging is al blij haar lijstje te kunnen afvinken en snel naar de volgende patiënt te gaan. Wij willen het signaal geven dat er opnieuw meer plaats moet komen voor de natuurlijke dynamiek tussen de patiënt en de hulpverlener.”

Heeft de inventarisering van al die procedures geleid tot een kwaliteitsverbetering?

DIJKHOFFZ. “Ja. Zo’n eerste ronde van een externe accreditatie is een goede oefening om te bekijken hoe je de procedures inhoudelijk goed zet. De vraag is tot waar die registratiedrang acceptabel is.”

WOUTER DE PLOEY. “Die procedures helpen een ziekenhuis ook om zijn aansprakelijkheid af te dekken. Dat is een typisch Angelsaksische logica. We vinden dat de sector zich opnieuw meer moet richten op wat essentieel is voor de patiënt.”

Welke kwaliteitsmonitoring wilt u in de plaats?

DIJKHOFFZ. “Wij vinden het Vlaamse nalevingstoezicht heel nuttig. De trajecten die ze doorlichten zijn kleiner en meer op maat. Ze doen dat onverwachts, terwijl de internationale accreditaties aangekondigde doorlichtingen hanteren. De Vlaamse aanpak lijkt ons geen slechte manier om kwaliteitsvolle procedures te blijven waarborgen. Dat wordt het best aangevuld met andere dienstgebonden accreditaties. Onze borstkliniek is bijvoorbeeld geaccrediteerd door Eusoma, de Europese vereniging van borstkankerspecialisten. Die kijkt niet enkel naar de procedures, maar ook naar het resultaat van een operatie.”

WOUTER DE PLOEY EN WILLEKE DIJKHOFFZ
WOUTER DE PLOEY EN WILLEKE DIJKHOFFZ “We moeten naar een meer gedifferentieerd personeelsbestand.”© FRANKY VERDICKT

DE PLOEY. “De Vlaamse inspectiediensten gebruiken bovendien klachten als basis van een doorlichting. ZNA heeft bijvoorbeeld een review gekregen van de geriatrieafdeling op basis van klachten van patiënten. We zijn in een verbetertraject gestapt, waarbij we een aantal keer de vooruitgang hebben gerapporteerd aan de inspectie. En nu hebben we een beter gerunde geriatrische afdeling.”

DIJKHOFFZ. “Wij pleiten ervoor dat de Vlaamse overheid haar rol blijft spelen. Aangevuld met dienstgebonden accreditaties en met bijvoorbeeld peerreviews (een beoordeling door collega’s, nvdr) om een externe blik te behouden. We staan ook niet principieel afwijzend tegenover externe accreditaties, maar we hebben wel bedenkingen bij de bureaucratie. Bovendien geven ze te weinig zicht op de medische resultaten. We moeten een versnelling hoger om ook de kwaliteit te kunnen waarborgen.”

De afgelopen jaren zijn er ziekenhuisnetwerken ontstaan. Er is een duidelijke tendens naar grootschaligheid. Staat dat haaks op uw pleidooi voor meer aandacht voor de patiënt?

DIJKHOFFZ. “Als je bereikbaarheid en toegankelijkheid in je grootschaligheid behoudt, is er geen probleem. GZA en ZNA staan ook voor die uitdaging. Wij hebben niet enkel een groot netwerk samen, maar we bekijken ook de mogelijkheden van een fusie. Een belangrijk punt daarin is de vraag hoe we kleinschaligheid in de grootschaligheid kunnen behouden.”

DE PLOEY. “Een van de manifeste voordelen van grootschaligheid is de mogelijkheid van subspecialisatie. Als je twee diensten van tien mensen samenbrengt, kun je twintig artsen de ruimte geven om zich te specialiseren in een deel van hun vakgebied. De kunst is een gevoel van kleinschaligheid te behouden in een groter ziekenhuis.”

DIJKHOFFZ. “GZA heeft het dagziekenhuis voor chemotherapie van drie locaties naar één locatie teruggebracht. Mensen zitten nu vaak langer in de auto omdat ze naar één locatie moeten, maar daar staat tegenover dat je alle competenties van artsen en medewerkers bundelt. Je krijgt op die manier meer hefbomen om in te zetten op kwaliteit en om expertise te delen. Maar voor sommige, zeker oudere mensen is het belangrijk dat de zorg ook nabij genoeg blijft. Niet iedereen kan zelfstandig zo’n verplaatsing maken.”

Fons Duchateau verliet het Antwerpse stadsbestuur om de fusie tussen GZA en ZNA mee vorm te geven. Kan iets een fusie nog dwarsbomen?

DIJKHOFFZ. “Het bij elkaar brengen van onze ziekenhuizen is een enorme operatie. Het moeilijke pensioendossier is opgelost en drie kwart van de zaken is klaar voor de volgende fase, maar er is bijvoorbeeld ook groen licht van de mededingingsautoriteit nodig en enkele juridische zaken moeten nog worden bekeken.”

DE PLOEY. “We hopen tegen het einde van dit jaar een fusieprotocol te ondertekenen, maar we moeten nog een paar belangrijke afspraken met de overheid maken. We dreigen ook te verliezen bij een fusie van onze twee ziekenhuizen. Het zou bijvoorbeeld kunnen betekenen dat een van de twee zijn palliatieve eenheid moet afschaffen, terwijl deze stad misschien wel beter af is als die op meerdere plaatsen beschikbaar blijft. Er staan dus nog enkele gesprekken op de agenda over hoe we de nadelen kunnen neutraliseren.”

DIJKHOFFZ. “In een eerste fase zal het daarom om een fusie van vzw’s gaan met ziekenhuizen die onder een koepel-vzw opereren en de facto een netwerk blijven. Pas in een tweede fase kunnen de erkenningsnummers van de ziekenhuizen tot één gefuseerd ziekenhuis worden samengevoegd.”

De financiering van ziekenhuizen was voor de pandemie al een discussiepunt. Eén op de drie ziekenhuizen leed verliezen. Hoe ziet u dat evolueren?

DE PLOEY. “Elk jaar krimpt het aantal bedden in de sector. Dat is dus al een substantiële efficiëntiewinst. Er is een evolutie naar minder ziekenhuisopnames en meer ambulante zorg.”

DIJKHOFFZ. “Inderdaad. In ons jaarlijkse budget verliezen we elk jaar verantwoord bedden. Twee jaar geleden waren er zelfs 1400 bedden minder voor heel België. In de toekomst zullen er ook minder bedden nodig zijn. Misschien helpt dat om de verhouding tussen het aantal bedden en het personeel goed te krijgen. Dat is in België een belangrijk onderwerp. De overheid geeft wel een impuls met het zorgpersoneelfonds. Alle ziekenhuizen krijgen extra middelen om personeel aan te trekken, maar het probleem is dat we die verpleegkundigen nog moeten vinden.”

Gelijk welke kwaliteitsoefening botst op het personeelsprobleem in de ziekenhuizen.

DE PLOEY. “Wij hebben op een bepaald moment besloten honderd mensen te rekruteren om verpleegkundigen patiënten te helpen wassen, met patiënten te praten en eten op te dienen. We hebben die in twee weken gevonden. Daarom verbazen we ons erover dat er gesproken wordt over de afschaffing van de HBO 5-opleiding. Die levert iets minder gekwalificeerde mensen op, maar wel profielen die echt nuttig zijn in een ziekenhuis. We moeten naar een meer gedifferentieerd personeelsbestand.”

DIJKHOFFZ. “De personeelsnormen per dertig bedden zijn krap, maar je kunt die discussie niet loskoppelen van het aantal bedden. We hebben hier in vergelijking met andere Europese landen niet veel bedden. Covid heeft het perceptieprobleem van het beroep van verpleegkundige wel een beetje verbeterd.”

De verkorting van de ligduur maakt de verdere uitbouw van de eerste lijn (de niet-gespecialiseerde en vrij toegankelijke zorgverleners, vaak de huisarts) cruciaal. Hoe verloopt dat?

DE PLOEY. “Dat is volop bezig, maar dat kan niet slagen zonder de ziekenhuizen daarin te betrekken. Dat natuurlijke leiderschap vanuit de ziekenhuizen, zeker op het niveau van de netwerken, zou heel logisch zijn. Zij hebben de grootste capaciteit om verandering te begeleiden. In de ziekenhuizen werken duizenden mensen die je kunt mobiliseren om de ketting te wijzigen.”

Werken de eerstelijnszones niet goed?

DIJKHOFFZ. “De ziekenhuizen zijn er maar een facultatieve partner. Het zou beter zijn als je een actievere dynamiek met je eerste lijn kunt creëren. Dat hebben we tijdens de pandemie ondervonden. De omstandigheden hebben ertoe geleid dat we veel intenser met de eerste lijn hebben samengewerkt.”

DE PLOEY. “Het vaccinatiecentrum op Spoor Oost is een goed voorbeeld. De capaciteit komt daar voor een groot stuk van de ziekenhuizen. We pleiten er niet voor om de regie in handen van ziekenhuizen te leggen, maar er mag meer nadruk liggen op de speciale rol van de ziekenhuizen. Voor de acute zorg is er behoefte aan meer specialisatie. Voor de meer chronische zorg is het zoeken naar creatieve concepten, zoals een woon-zorgcentrum met een afdeling voor patiënten met dementie. Zo kun je mensen begeleiden op een geïntegreerde manier. Er is creativiteit van de ziekenhuizen en de eerste lijn nodig om dat goed in te richten, maar ook een manier om het met langetermijnbudgetten financieel draagbaar te maken.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content