Waarom het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium zich zorgen maakt over zijn toekomst

© Franky Verdickt
Wim Ver Elst Redacteur bij Trends

Het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium heeft een wereldreputatie als erfgoedinstelling. Maar het maakt zich zorgen over een hervorming van het federale wetenschapsbeleid. “Het zou jammer zijn als we onze rol als onderzoeksinstelling voor het Belgische erfgoed moeten terugschroeven.”

Generaties kunstliefhebbers hebben zich miskeken: de Dulle Griet is géén reuzin. Het was een begrijpelijke vergissing. Het schilderij van Pieter Bruegel de Oude waar ze op staat, zat tot voor kort verborgen onder een donkere vernislaag. Na een restauratie van anderhalf jaar in het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (KIK) in Brussel zijn de oorspronkelijke kleuren weer zichtbaar. Die zijn niet alleen een stuk helderder dan vroeger, het tafereel vertoont ook veel meer diepte. Nu is duidelijk te zien dat de Dulle Griet over een heuvelrug stapt op de voorgrond van het schilderij. Ze steekt af tegen de brandende stad die ze verlaat. Ze is zo prominent omdat ze in het weidse landschap op het voorplan staat.

Belgische kunst is werelderfgoed. Als je met zo’n patrimonium werkt, heb je een gigantisch potentieel

Het KIK kwam de voorbije maanden geregeld met restauraties van topstukken in het nieuws. Sinds april heeft Pieter Paul Rubens op zijn zelfportret in het Rubenshuis in Antwerpen weer rode lippen en blozende wangen. De Dulle Griet is een van de blikvangers op de grote tentoonstelling over Pieter Bruegel de Oude in het Kunsthistorisches Museum in Wenen, voordat ze begin 2019 terugkeert naar het Museum Mayer van den Bergh in Antwerpen.

In Bozar in Brussel opent volgende week een tentoonstelling over de Vlaamse barokschilder Theodoor van Loon, met vijf altaarstukken die de instelling onder handen heeft genomen. En in Gent werkt een team tot eind 2019 aan de tweede fase van de restauratie van het Lam Gods.

“Ik vind het leuk dat u zegt dat het KIK veel in de media komt”, zegt algemeen directeur ad interim Hilde De Clercq (52). “Maar onze ambitie is nog een stapje verder te gaan. In de wetenschappelijke wereld staat het KIK hoog aangeschreven. Het grote publiek kent ons te weinig. Veel mensen weten wel dat het Lam Gods wordt gerestaureerd, maar dat wij dat doen, is veel minder bekend. Onlangs hebben we een extra communicatiemedewerker in dienst genomen, om meer naar buiten te treden. Als je fondsen wilt werven en voor het beleid gewicht in de schaal wilt leggen, moet je een breed maatschappelijk draagvlak hebben.”

Mexico Stad

Hoewel het KIK het bekendst is voor de restauraties die het uitvoert, ziet het zichzelf vooral als een onderzoeksinstituut. Het werd in 1948 opgericht als spin-off van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis. Negen jaar later werd het een federale wetenschappelijke instelling. De vernieuwende visie op erfgoedonderzoek van zijn stichter en eerste directeur, Paul Coremans, is nog altijd de leidraad van het KIK. Die kreeg ook navolging in het buitenland. Het KIK stond model voor erfgoedinstellingen in Parijs, Madrid en Lissabon, tot Ottawa en Mexico Stad.

“Voordat wij een werk aanraken in een restauratieatelier, gaat daar een grondig onderzoek aan vooraf”, legt Hilde De Clercq uit. “Het is belangrijk dat we de historiek van het kunstwerk kennen. Zijn er oude foto’s of kopieën bekend? Is het al eens gerestaureerd? Wat is er toen gedaan? Hoe was de toestand voor die interventie? In onze laboratoria kunnen we het werk met hoogtechnologische apparatuur materiaaltechnisch in kaart brengen. Uit welke lagen bestaat de beschildering? Hoeveel van de oorspronkelijke verflaag rest er nog? Die brede multidisciplinaire benadering is de grote sterkte van het KIK. We krijgen weleens het verwijt dat onze restauraties duurder zijn dan die op de privémarkt. Maar dat komt omdat wij veel verder kunnen gaan in het begeleidende onderzoek. Privérestaurateurs zijn trouwens ook klant bij ons.”

Alleen de topstukken

Erfgoed is een regionale materie. Als federale instelling werkt het KIK dus samen met de gemeenschappen en de gewesten. Met Wallonië en Brussel heeft het conventies afgesloten, waardoor werken die aandacht nodig hebben, automatisch in het KIK worden onderzocht. Met Vlaanderen bestaat zo’n overeenkomst niet, maar ook de Vlaamse musea en kerkfabrieken vinden de weg naar het instituut. “We doen veel meer dan gewoon een materiaaltechnisch onderzoek uitvoeren, we interpreteren de resultaten ook en we stellen eventueel een behandeling voor. Dat is onze meerwaarde”, zegt Hilde De Clercq. Alleen topstukken of werken die belangrijk zijn voor onderzoek worden in eigen huis gerestaureerd. De rest gaat naar de privémarkt.

Het heeft weinig zin erover te blijven morren dat onze dotatie afneemt. Iedereen vraagt meer overheidsmiddelen

Ook kunsthandelaars, veilinghuizen en particulieren doen een beroep op de laboratoria van het KIK. “We krijgen meer vragen dan we aankunnen”, zegt Hilde De Clercq. “Daarom passeren de aanvragen eerst door een filter. Als we bijvoorbeeld vaststellen dat een werk een oninteressante kopie is, wijzen we de aanvraag af.” Vaak willen die klanten dat de instelling de authenticiteit van een werk onderzoekt. “Wij zeggen vrijwel nooit: dit is een echte Rubens. Wij kunnen wel zeggen: dit is géén Rubens, want dat bestanddeel in die verf bestond toen nog niet.”

Hoeveel zo’n onderzoek kost, is onmogelijk te zeggen, stelt Hilde De Clercq. “Het hangt ervan af hoeveel onderzoeken je moet doen. Hoe verder je moet gaan, hoe hoger het kostenplaatje.” De instelling heeft niet alleen expertise in schilderkunst, maar ook in beeldhouwwerk, glas, textiel en monumentenzorg.

Dicht bij Van Eyck

Het KIK staat voor belangrijke jaren. Daarom heeft het niet alleen nagedacht over zijn communicatiebeleid, het houdt dezer dagen zijn hele werking tegen het licht. “Wij zijn bezig met de denkoefening: wat is onze missie? Wat zijn onze prioriteiten? Waar willen wij naartoe?” zegt Hilde De Clercq. “We betrekken het personeel daarbij. Die visie moet worden gedragen door de 150 mensen die hier werken.”

Een van die prioriteiten is de verdere ontwikkeling van de onlinedatabase BALaT, de afkorting van Belgian Art Links and Tools. Daarop staan al 700.000 foto’s uit het fotoarchief van het KIK – “een unieke collectie”, verzekert Hilde De Clercq. Een groot deel is het resultaat van een intensieve fotocampagne in de jaren zeventig, toen de instelling het patrimonium van alle kerken in België heeft geïnventariseerd. Die database wil Hilde De Clercq nog gevoelig uitbreiden. “Alle data die hier worden gecreëerd, moeten online toegankelijk zijn voor het publiek. We brengen in kaart welke data onze departementen ontwikkelen. Dat kan gaan van een gewoon analyseresultaat tot een afgewerkt restauratierapport. Daarna bekijken we hoe we die aan elkaar kunnen koppelen. We stellen die informatie gratis ter beschikking.” Het is een ambitieus plan, maar het KIK heeft amper twee ICT’ers in dienst. “Om alles te kunnen uitvoeren, moeten we er tien hebben.”

KONINKLIJK INSTITUUT VOOR HET KUNSTPATRIMONIUM Wil doorgroeien tot de top tien van de wereldwijde erfgoedinstellingen.
KONINKLIJK INSTITUUT VOOR HET KUNSTPATRIMONIUM Wil doorgroeien tot de top tien van de wereldwijde erfgoedinstellingen.© Franky Verdickt

Welke mogelijkheden er zijn, toont de website Closer to Van Eyck, een samenwerking met de Getty Foundation in Los Angeles. Daarop verzamelt het KIK alle data over de restauratie van het Lam Gods. Het doelpubliek zijn internationale erfgoedonderzoekers, maar ook de gewone kunstliefhebber heeft er iets aan: die kan het Lam Gods en andere werken van Jan van Eyck op de website tot op een bijna microscopisch niveau bekijken.

Verenigde Staten

Het KIK heeft nog een andere prioriteit, stelt Hilde De Clercq: de instelling moet opnieuw meer aan onderzoek doen. “Onze medewerkers spenderen 70 procent van hun tijd aan dienstverlening en 30 procent aan onderzoek. Een fiftyfiftyverhouding is gezonder voor een wetenschappelijke instelling.” Daarvoor moet het instituut extra financiering zoeken. “Wetenschappelijk onderzoek kun je moeilijk verhalen op de eigenaar. Die wil in de eerste plaats dat het werk in orde is, terwijl wij interesse hebben om ook de preparatielaag te onderzoeken of de werkwijze van de kunstenaar te bestuderen.”

In 2015 bedroeg de federale dotatie van het KIK 6 miljoen euro, dit jaar is dat nog 5,7 miljoen. In 2019 gaat daar nog eens 2 procent af. Vorig jaar haalde het net geen 4 miljoen euro eigen inkomsten binnen. “Het heeft weinig zin erover te blijven morren dat onze dotatie afneemt. Iedereen vraagt meer overheidsmiddelen”, beseft Hilde De Clercq. “We moeten een andere weg op. We hebben een medewerker aangesteld om fondsen te werven.” Die zoekt de instelling niet alleen in eigen land. “We hebben onlangs een fonds opgericht in de Verenigde Staten. Belgische kunst is werelderfgoed. Als je met zo’n patrimonium werkt, heb je een gigantisch potentieel. We zijn zeker dat we die middelen vinden.” Het KIK wil doorgroeien tot de top tien van de wereldwijde erfgoedinstellingen.

Tijden van besparingen

Dat Hilde De Clercq als interim-directeur de aanzet geeft voor zo’n strategische oefening, lijkt opmerkelijk. “Dit is geen persoonlijk initiatief, dit wordt gedragen door het hele instituut”, zegt ze. “Interim-directeurs hebben dezelfde verantwoordelijkheid als directeurs mét een mandaat.” Haar voorgangster, Christina Ceulemans, was zes jaar algemeen directeur ad interim, tot ze in mei 2017 met pensioen ging. Van de tien federale wetenschappelijke instellingen hebben vijf een interim-directeur – twee van hen zijn dat al sinds 2011. “Ik ben algemeen directeur én hoofd ondersteunende diensten én hoofd van het departement documentatie. Ik ben ook het enige benoemde diensthoofd”, zegt Hilde De Clercq. “Dat kun je een tijd blijven volhouden. Maar het mag niet blijven duren.”

We hebben een investeringsplan, en we hebben het budget ervoor, maar we kunnen het niet uitvoeren

Die toestand heeft te maken met een hervorming van de federale wetenschappelijke instellingen die al is aangekondigd sinds 2000 en maar niet van de grond komt. De bevoegde staatssecretaris, Zuhal Demir (N-VA), kondigde in haar beleidsbrief het plan aan om de federale wetenschappelijke instellingen te hergroeperen, om synergievoordelen te creëren. Ze zouden worden samengebracht in vier ‘clusters’. Het KIK zou terechtkomen in een cluster met de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België en de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis. Die twee federale musea kwamen de voorbije jaren geregeld in het nieuws omdat ze kampen met een gebrekkige infrastructuur en onderfinanciering.

KONINKLIJK INSTITUUT VOOR HET KUNSTPATRIMONIUM Een model voor erfgoedinstellingen tot in Ottawa en Mexico Stad.
KONINKLIJK INSTITUUT VOOR HET KUNSTPATRIMONIUM Een model voor erfgoedinstellingen tot in Ottawa en Mexico Stad.© Franky Verdickt

Het KIK maakt zich zorgen. “Wij hebben er geen probleem mee samen te werken met die musea. Dat doen we nu ook al”, zegt Hilde De Clercq. “Maar moet dat in een cluster, met één directeur, die keuzes zal moeten maken, zeker in tijden van besparingen? Zal die niet eerder voorrang geven aan investeringen voor de collecties? Zal er nog genoeg aandacht zijn voor het onderzoek dat wij doen? Zal er nog aandacht zijn voor de grote problemen van het patrimonium in kerken en kloosters? Het zou jammer zijn als het KIK zijn rol als onderzoeksinstelling voor het Belgische erfgoed moet terugschroeven.”

Juridische dienst

Staatssecretaris Zuhal Demir heeft ook de “verzelfstandiging” van de federale wetenschappelijke instellingen aangekondigd. Nu zijn die een onderdeel van de programmatorische overheidsdienst Wetenschapsbeleid (Belspo). Die wordt afgebouwd en ondergebracht in de federale overheidsdienst Economie. De vier clusters worden dan aparte entiteiten. Belspo ondersteunt onder meer het personeelsbeheer van de federale wetenschappelijke instellingen, beheert internationale onderzoeksprogramma’s en heeft een juridische dienst. “Wat mogen wij nog verwachten van Belspo?” vraagt Hilde De Clercq zich af. “Wordt er competentie overgeheveld, zoals personeelsmedewerkers of een jurist? Wat die verzelfstandiging brengt, is nog onduidelijk.”

“Hopelijk worden onze boekhoudkundige regels dan versoepeld en kunnen we zelfstandig financiële beslissingen nemen”, stelt Hilde De Clercq. “Als we nu een grote investering doen, moeten we kunnen garanderen die we die het volgende jaar terugverdienen. Maar als je een toestel van 300.000 euro aankoopt, kun je daarmee binnen het jaar geen 300.000 euro extra dienstverlening binnenhalen. Die investering doe je voor de lange termijn. We hebben een investeringsplan, en we hebben het budget ervoor, maar we kunnen het niet uitvoeren. Ook de regels om personeel aan te werven zijn stroef.”

Het is niet duidelijk wanneer Zuhal Demir haar masterplan voorstelt. “Wij wachten niet af”, benadrukt Hilde De Clercq. “We willen proactief een duidelijke, gedragen boodschap uitsturen: kijk, dáár willen wij naartoe. Dat is een positieve boodschap. Het hoofdbestanddeel van dit artikel mag geen klaagzang zijn.” De vragen die Trends voorlegde aan het kabinet-Demir over de hervorming van het federale wetenschapsbeleid, waren bij het ter perse gaan niet beantwoord.

Wind door de ramen

Net zoals enkele andere federale wetenschappelijke instellingen kampt het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (KIK) met een kaduke behuizing. Het gebouw aan het Jubelpark, dat dateert van 1962, is stilaan helemaal uitgeleefd. Onder de ramen in het kantoor van Hilde De Clercq zijn isolatieplaten tegen de muur bevestigd. “Die hebben we zelf aangebracht”, zegt ze. “De isolatie in het gebouw dateert van de jaren zestig. Noodgedwongen gaat een grote hap uit onze dotatie naar verwarming. Dat kan veel duurzamer. Als het hard waait, slaat de wind in mijn kantoor door de ramen. Veel ramen gaan niet meer open.”


Slaagt de instelling er dan wel in de ateliers voldoende te klimatiseren, zodat er geen gevaar is voor de kunstwerken? “Toch wel, maar dat vergt heel wat investeringen, die we liever voor andere dingen zouden gebruiken”, zegt De Clercq. “De klimaatregeling wordt constant gemonitord, omdat we nu eenmaal een voorbeeldfunctie moeten vervullen. Hoelang we dat nog kunnen volhouden in dit gebouw, weet ik niet.”


Samen met de Regie der Gebouwen, de vastgoedbeheerder van de federale overheid, denkt de instelling na over een oplossing: een renovatie óf een nieuwbouw. “We hopen dat de werken in 2025 kunnen beginnen.”

KONINKLIJK INSTITUUT VOOR HET KUNSTPATRIMONIUM Een model voor erfgoedinstellingen tot in Ottawa en Mexico Stad.
KONINKLIJK INSTITUUT VOOR HET KUNSTPATRIMONIUM Een model voor erfgoedinstellingen tot in Ottawa en Mexico Stad.© Franky Verdickt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content