Waalse onderzoekers luisteren beter naar de industrie

© belga

In Vlaanderen sluiten onderzoek en industrie te weinig op elkaar aan. Dat staat in een rapport van het Nederlandse bureau Technopolis. Trends kon het onderzoek, dat werd uitgevoerd in opdracht van Agoria, inkijken.

In 2010 spendeerde Vlaanderen 154 miljoen euro aan onderzoek dat door de industrie wordt uitgevoerd. Dat is zowat 14,8 procent van de publieke middelen die naar onderzoek gaan. Daarmee doet Vlaanderen beter dan onze buurlanden, maar minder goed dan Finland (22%) en Wallonië (15%).

“Toch moeten Vlaamse onderzoekers beter inspelen op de noden van de industrie”, vindt Wilson De Pril. De directeur-generaal van Agoria Vlaanderen zegt dat niet zomaar. Hij verwijst naar een vergelijkend rapport over de relatie tussen industrie en basisonderzoek dat het Nederlandse bureau Technopolis heeft uitgevoerd. “Wij zeggen dat trouwens niet alleen”, weet Wilson De Pril. “Ook de SERV benadrukte enkele weken geleden nog dat de samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen niet optimaal verloopt.”

Schaalgrootte en focus

Argumenten om een toenadering tussen onderzoek en industrie te bepleiten zijn legio. In de eerste plaats is Vlaanderen natuurlijk een pak kleiner dan pakweg Nederland, Duitsland of Frankrijk. Het betekent dat de middelen om aan basisonderzoek te doen ook minder groot zijn. Er is gewoon niet genoeg geld om in alle onderzoeksdisciplines uit te blinken. Volgens Agoria ligt het daarom voor de hand om ook in het fundamenteel onderzoek te kiezen voor research die in het verlengde ligt van de industriële noden en sterktes.

Technopolis stelde op basis van een ruime steekproef vast dat ten opzichte van het bruto binnenlands product (bbp) het publiek gefinancierde onderzoeksbudget – de optelsom van onderzoeksmiddelen voor de industrie en die voor de onderzoeksinstellingen en universiteiten – in Vlaanderen aan de lage kant is. We spenderen volgens het rapport eigenlijk maar 0,46 procent van het bbp aan publiek gefinancierd onderzoek. Daarmee hangt Vlaanderen aan de staart van het peloton. Wallonië doet het iets beter met ruim 0,6 procent van het bbp. Maar het gemiddelde van de landen uit het rapport van Technopolis is meer dan 0,8 procent van het bbp.

Bovendien blijkt de industriële inspraak in onderzoek dat gebeurt aan de universiteiten en onderzoeksinstellingen beperkt. De industriële invloed is volgens Technopolis vergelijkbaar met die in onze buurlanden, maar ligt duidelijk lager dan in Finland, Zweden en Wallonië. Wij zitten in de buurt van 10 procent, zij schommelen rond 30 procent. Hoezo invloed op onderzoek? “Dat woord roept nogal verzet op bij academische onderzoekers”, weet Freek Couttenier, adviseur bij Agoria. “Maar eigenlijk gaat het erom dat er keuzes worden gemaakt die de werkgelegenheid en welvaart in Vlaanderen verankeren. We hebben behoefte aan meer onderzoeksprojecten die inspelen op de noden van de industrie.”

Daarom stelt Agoria een aantal maatregelen voor. Het wil de wisselwerking tussen industrie en kennisinstellingen inbedden in samenwerkingsplatformen – zoals Flanders’ Drive – en daar financiering aan koppelen. De industrie kan dan de roadmap uittekenen. Onderzoekers die een leemte in dat onderzoeksveld kunnen opvullen, krijgen subsidies. Voorts zou de persoonlijke mobiliteit moeten toenemen tussen industrie en universiteiten. “In het buitenland – pakweg MIT in Boston – is het heel normaal of zelfs verplicht dat profs hun onderzoek combineren met een opdracht in het bedrijfsleven”, benadrukt Wilson De Pril.

En ten slotte vindt Agoria dat Vlaamse universiteiten verplicht moeten worden zich te specialiseren. Zo kunnen overlappingen worden vermeden. “We moeten proberen versnippering tegen te gaan. Om op wereldniveau te staan – dat is toch ook de ambitie van de universiteiten – moeten we middelen en mensen concentreren. Daarom vragen we afspraken over wie wat doet onder de universiteiten.”

Roeland Byl

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content