Snel groeiende bedrijven stutten de Vlaamse werkgelegenheid

© reuters
Jozef Vangelder
Jozef Vangelder redacteur bij Trends

Bijna alle nieuwe jobs in de Vlaamse privésector komen van snel groeiende bedrijven. Helaas houden zij hun snelle groei niet lang vol. Aangepaste begeleiding kan helpen.

Bijna alle nieuwe jobs in de Vlaamse privésector komen van snel groeiende bedrijven. Helaas houden zij hun snelle groei niet lang vol. Aangepaste begeleiding kan helpen.

In zijn doctoraatsonderzoek naar snelgroeiende bedrijven stootte Yannick Dillen op een merkwaardig resultaat. Een handvol snelle groeiers had in de periode 2005-2008 nagenoeg de volledige jobcreatie in de Vlaamse privébedrijven voor zijn rekening genomen. Dillen hanteerde de OESO-definitie van snelle groeiers: bedrijven met minstens tien werknemers die hun tewerkstelling drie jaar op rij met meer dan 20 procent zagen toenemen. In de periode 2005-2008 ging het om 583 bedrijven, die samen 35.818 banen creëerden. Dat is liefst 97,7 procent van de jobs die alle Vlaamse privébedrijven met minstens tien werknemers creëerden in die periode.

“Onlogisch is dat niet”, erkent Dillen. “Snelle groeiers hebben veel handen nodig, en zorgen dus voor flink wat werkgelegenheid. Maar de omvang van het effect is verrassend.” In de periode 2008-2011, in volle crisis, deden de snelle groeiers nog straffer. Met 475 zorgden ze toen voor 28.838 jobs, terwijl de totale Vlaamse werkgelegenheid in de privésector in dezelfde periode met een paar duizend terugviel. Een klein groepje dapperen hield de Vlaamse werkgelegenheid recht tijdens de crisis.

De conclusie ligt voor de hand. Wil Vlaanderen jobs, dan moet het zijn snelle groeiers koesteren. “Ze zijn het kloppende hart van de tewerkstelling”, oordeelt Dillen. Helaas klopt dat hart niet lang, zo moest hij vaststellen. Van de 1908 snelle groeiers uit de periode 2000-2009 hield ruim de helft (1083) het hoge tempo slechts drie jaar lang vol, in de rest van de periode ging er het kalmer aan toe. Welgeteld één bedrijf kon de volledige periode uitdoen als snelle groeier.

Snelle groei blijkt dus al te vaak een eendagsvlieg te zijn. Dillen is volop bezig met de zoektocht naar verklaringen en focust daarbij op de verschillen tussen de kortstondige en langdurige groeiers. Enkele tendensen zijn nu al zichtbaar. “Langdurige groeiers doen vaak aan autofinanciering”, zegt Dillen. “Langdurige groeiers volgen de marktevoluties nauwgezet op, verbreden hun afzetgebied of verbeteren hun dienstverlening.”

Dillen krijgt wetenschappelijk begeleiding van de Universiteit Antwerpen. De financiering komt voor de helft van het IWT (Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie). De andere helft komt van Voka-Kamer van Koophandel Antwerpen-Waasland, die via het onderzoek snelle groeiers beter wil ondersteunen. Dat kan door bedrijven met groeipotentieel in een vroeg stadium op te sporen en te begeleiden. Of door bestaande snelle groeiers te helpen het tempo langer vol te houden.

“Je kan snelle groeiers bijvoorbeeld bijstaan bij de uitbouw van hun innovatie”, zegt Dillen. “Bij veel snelle groeiers is O&O verweven met de persoon van de baas, er is geen aparte afdeling voor. Innovatie zou geformaliseerd moeten worden.” Ook ervaringsuitwisseling kan helpen snelle groei om te zetten in langdurige groei. “Organiseer groepsbijeenkomsten voor snelle groeiers”, stelt Dillen voor. “Daar kunnen ze leren van elkaar, of luisteren naar goede raad van experts of ervaren bedrijfsleiders.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content