‘Kleverige vloer’ veroorzaakt carrièrekloof tussen mannen en vrouwen

© reuters

“Vrouwen lopen promoties mis aan het begin en het midden van hun carrière. Ze hebben meer last van sticky floors dan van een glazen plafond. Met quota voor vrouwen in de raad van bestuur los je de zaak niet op.”

Nick Deschacht (HU Brussel) rekent in zijn doctoraat ‘De promotiekloof. Carrières van mannen en vrouwen op de Belgische arbeidsmarkt’ af met enkele mythes.

De ongelijkheid tussen mannen en vrouwen is er niet enkel aan de top van de onderneming, maar ook op lagere niveaus. Dat vertaalt zich uiteraard in loonverschillen. “Vandaag werken op de Belgische arbeidsmarkt 9 procent van de mannen en maar 2,5 procent van de vrouwen in een managementfunctie. De verschillen in carrièreniveau maken dat de uurlonen van vrouwen 15 procent lager liggen dan die van mannen”, zegt econoom Nick Deschacht. Hij werkte vorig jaar op het thema van de promotiekloof aan de VUB zijn doctoraal proefschrift af en is intussen docent aan de HUB (Hogeschool-Universiteit Brussel), aan de faculteit Economie & Management. Zijn proefschrift verschijnt op 15 april in boekvorm bij VUBPress.

Genuanceerd inzicht

Op basis van de Panel Studie van Belgische Huishoudens (PSBH) ging Nick Deschacht na hoe het loonniveau van 3000 Belgische werknemers tussen 1992 en 2007 jaar op jaar evolueerde. Ook het functieniveau en de mate waarin mensen over autoriteit beschikken in hun werk werden gemeten en bieden een genuanceerd inzicht in de carrièrekloof.

Zijn aanpak heeft als voordeel dat duidelijk wordt op welk punt in de loopbaan het voor vrouwen misloopt. Deschacht mat ook het menselijke kapitaal (opleidingsniveau, ervaring), de werkduur, de preferenties (ambitie, gezin) en de jobkenmerken bij mannen en vrouwen, om te kunnen nagaan in hoeverre die persoonlijke kenmerken de loonkloof bepalen.

Daaruit blijkt dat er wel degelijk sprake is van ongelijke kansen voor vrouwen op de Belgische arbeidsmarkt: “Vrouwen die in opleiding, ambitie, ervaring, jobpreferenties en gepresteerde werkuren over dezelfde troeven beschikken als mannen, hebben toch een lager inkomen. Zij verdienen bij een gemiddeld maandelijks bruto-inkomen – voor mannen en vrouwen – van 2245 euro liefst 438 euro minder dan de mannen. Het gaat om een verschil van 17 procent dat we dus niet door andere voorkeuren of competenties kunnen verklaren.”

De loonkloof is dus niet enkel te verklaren doordat vrouwen zouden kiezen voor banen die slecht betaald zijn of doordat ze minder uren presteren of minder ambitie zouden tonen. Er is werkelijk sprake van ongelijke kansen bij gelijke troeven.

Statistische discriminatie

De loonkloof is natuurlijk direct verbonden aan de loopbaankloof, of nog preciezer: de promotiekloof. Vrouwen verdienen minder omdat ze moeilijker tot hogere posities doorstromen. Mannen hebben 4,9 procent kans om naar een hoge functie door te stoten, vrouwen maar 3,5 procent. Mannen hebben dus 1,4 maal meer kans op promotie. Nog scherper wordt de promotiekloof bij de opstap naar managementfuncties. Mannen hebben dan driemaal meer kans dan vrouwen. Bovendien hebben mannen 2,3 maal meer een functie met jobautoriteit (leidinggevend, supervisie).

De carrièreverschillen tussen mannen en vrouwen zijn met andere woorden vooral een gevolg van ongelijke promotiekansen. Vrouwen missen volgens Deschacht vooral promotiekansen doordat ze minder werkuren presteren. “Zij spenderen nog altijd meer tijd aan het huishouden dan hun man en dat is in hun nadeel bij aanwervingen en promoties. Er bestaat zoiets als ‘statistische discriminatie’. Vrouwen kunnen zwanger worden, onderbreken sneller hun loopbaan en werken minder uren. Werkgevers mijden dat risico door bij gelijke troeven de man boven de vrouw kiezen.” (JDC)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content