‘Den dop’ maakt vakbonden baas

© belga

De uitbetaling van werkloosheidsuitkeringen is van oudsher een voorrecht van de vakbonden Hun uitbetalingsinstellingen overklassen moeiteloos de neutrale Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen. Wie als werkzoekende geen kleur wil kiezen, staat daarmee in de kou. Nochtans willen sociaal secretariaten maar al te graag aan de bak.

Uit cijfers van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) blijkt dat het ACV, het ABVV en het ACLVB in 2014 samen 176 miljoen euro kregen als administratieve vergoeding om de werkloosheidsuitkeringen uit te betalen. Opmerkelijk genoeg maakte het ACV, en vermoedelijk ook het ACLVB, in datzelfde jaar verlies op die activiteit. “Vaak krijgen we de vraag waarom we dat nog doen”, zegt ACV-woordvoerder David Vanbellinghen. “Heel simpel: we zien het als een belangrijk onderdeel van onze opdracht werknemers te verzekeren tegen het verlies van hun baan en hun bestaanszekerheid garanderen. Dat was al zo in het prille syndicale begin. Het is ook een basisdienstverlening aan onze leden die nu werken, maar morgen werkloos kunnen zijn.”

Op de achtergrond speelt ook een politiek aspect mee. Omdat de uitbetaling van een werkloosheidsuitkering vastzit aan een ledenbijdrage, geven de uitbetalingsinstellingen de bonden een groot politiek gewicht. Bij een politieke clash pakken vakbondsleiders uit met die cijfers. Zo laat ACV-voorzitter Marc Leemans zich geregeld ontvallen “voor 1,7 miljoen leden te spreken”.

Neutrale optie

Hoewel veel werkzoekende Belgen dus officieel lid zijn van een vakbond, is het raden naar de mate waarin zij ook effectief achter de desiderata en eisen van die organisaties staan. Een even goed alternatief voor de dienstverlening die de uitbetalingsinstellingen van de vakbonden bieden, bestaat op dit ogenblik immers niet.

Wie zich niet wil aansluiten bij een ideologisch gerichte kas, kan al sinds 1952 terecht bij de Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen (HVW). Haar dienstverlening doet echter flink onder voor die van de vakbonden. Zo werken die laatste samen met arbeidsbemiddelingsdiensten VDAB, Actiris en Forem, begeleiden ze werkzoekenden en geven ze opleiding aan langdurig werklozen. Als er een betwisting is over een uitkering, geven ze hun leden bovendien rechtsbijstand.

Dat zijn allemaal diensten die niet te vinden zijn bij de Hulpkas. Waarom niet? “Simpel, omdat het niet tot het takenpakket van een pure uitbetalingsinstelling hoort”, zegt Christian Deneve, van 1981 tot 2015 regeringscommissaris in het beheerscomité van de HVW. “Ze heeft daar ook niet de expertise voor, terwijl vakbonden daar net veel ervaring in hebben.”

De vakbonden zijn er als de kippen bij om aan te stippen dat de HVW duur is in vergelijking met hun eigen uitbetalingsinstellingen (zie tabel). De Hulpkas kreeg in 2014 43 miljoen euro voor haar dienstverlening aan de ruim 120.000 uitkeringsgerechtigden die ze een vervangingsinkomen biedt. Per uitkering ontvangt de HVW daarvoor 33,3 euro, dat is bijna dubbel zoveel als het ACV en het ABVV.

Belangenconflict

Een belangrijke verklaring voor dat verschil in kostprijs is de schaalgrootte, legt Deneve uit. “Het ABVV en het ACV werken een stuk goedkoper omdat ze veel meer leden hebben. Het is ook mijn aanvoelen dat de Hulpkas moeilijkere klanten heeft. Mensen die niet zo mondig zijn en dikwijls in arbeidsregimes zitten waar de berekening van de uitkeringen moeilijker is. De Hulpkas is ook meer aanwezig in grootsteden, waar relatief meer van die profielen zijn.”

Een derde factor is dat de arbeidslast bij de Hulpkas niet gelijk verdeeld is. “Het werk piekt typisch aan het begin van de maand wanneer er uitbetaald wordt. Daarna zijn er heel wat dode momenten. Vakbonden kunnen die gemakkelijker opvullen door hun werknemers dan andere taken te geven.”

Opmerkelijk genoeg wordt de HVW – zoals elke instelling van openbaar nut in de sociale zekerheid – paritair beheerd door vertegenwoordigers van de werkgevers en… de vakbonden. Die laatste zetten dus als zowel rechter als partij mee de lijnen uit van wat eigenlijk een regelrechte concurrent is. Vergelijk het met beleidslui van Coca-Cola die in de raad van bestuur van Pepsi zouden zitten. Ze hebben er niet bepaald belang bij de HVW te laten excelleren.

Deneve erkent, maar nuanceert het belangenconflict. “Zo’n tien jaar geleden is bij de HVW het mandaatsysteem ingevoerd. Dat betekende het einde van de levenslange benoeming voor topambtenaren. Sindsdien werken zij in hernieuwbare mandaten van zes jaar. Daardoor kreeg de Hulpkas een nieuw en beter management. Daarnaast is in het beheerscomité het besef doorgedrongen dat ze die lui hun werk moeten laten doen. Zij het dus wel in een wettelijk keurslijf dat het takenpakket van de HVW ernstig beperkt.”

Vakbondsprotest

Niet iedereen is even enthousiast over die situatie. “Wie zich niet bij een gekleurde uitbetalingsinstelling wil aansluiten, moet een goed, neutraal alternatief hebben”, meent Jan Hofkens, Vlaams parlementslid van de N-VA.

Een eerste manier om daar iets aan te doen is de HVW uit te bouwen tot een volwaardige dienstverlener. “Dat zou leiden tot protest bij de vakbonden, ook omdat de uitgaven aan de Hulpkas dan fors zullen stijgen”, meent Deneve. “De Hulpkas heeft nu vrij weinig personeel, en niet altijd de juiste profielen. Bijkomende dienstverlening vraagt arbeidsmarktspecialisten.”

Bovendien rijst dan een ander probleem, merkt de voormalige regeringscommissaris op. “De Hulpkas, een federale instelling, zou dan taken opnemen die nu bijvoorbeeld door de VDAB, Forem of Actiris worden waargenomen. Arbeidsbemiddeling bijvoorbeeld is geen federale bevoegdheid meer.”

Daar raakt Deneve een teer punt. Door de zesde staatshervorming kunnen werklozen voor bepaalde, nieuw-geregionaliseerde uitkeringen niet terecht bij de HVW. Dat is althans de analyse van federale overheidsdienst Waso (Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg). Sociale zekerheid is een exclusief federale bevoegdheid, zo gaat de redenering, en dus verliezen bevoegdheden hun statuut van sociale zekerheid zodra ze zijn overgedragen naar de regio’s. Van een ‘sociale zekerheid in brede zin’ die een regionale uitoefening van een federale uitkeringskas toelaat, kan daarom geen sprake zijn.

Een goed voorbeeld is de werkhervattingstoeslag, een vergoeding die wordt toegekend als aanvulling op het inkomen van de oudere werkloze die het werk hervat.

Door het continuïteitsprincipe – dat stelt dat gewesten de federale regeling overnemen zolang ze geen eigen regeling hebben uitgewerkt – rijzen er nog niet meteen problemen. Een overgangsperiode van een à twee jaar zou niet onoverkomelijk zijn.

“De coördinatie van deze problematiek ligt bij de RVA”, zegt Luc Meerkens, adjunct-administrateur-generaal van de Hulpkas voor Werkloosheidsheidsuitkeringen. “Die organiseert de taken die federaal worden overgedragen aan de uitbetalingsinstellingen. Dat proces is nog in volle gang. Wij wachten de concrete initiatieven af. Als wij het continuïteitsprincipe toepassen, zal dat geld kosten, en dan verwachten we daar ook correct voor vergoed te worden door de gewesten.”

Op de langere termijn moet er een structurele oplossing komen. Volgens Meerkens behoort een samenwerkingsakkoord tot de mogelijkheden waarbij de HVW ook op het niveau van de regio zijn rol als uitbetalingsinstelling speelt. “Dat vraagt dan wel een wetswijzing. Anders kunnen we als federale instelling niet werken voor een gewest.”

Hij merkt echter ook op dat wanneer in het verleden federale materie naar de regio’s verschoof, er daarbij overdachten waren van federale naar regionale instellingen. Een voorbeeld daarvan is de oprichting van de VDAB in 1989, toen arbeidsbemiddeling een Vlaamse bevoegdheid werd.

Als er geen samenwerkingsovereenkomst komt, ziet het ernaar uit dat wie aangesloten is bij de HVW zich op termijn bijkomend zal moeten aansluiten bij een andere kas. Dat kan bij die van een vakbond zijn, of bij een Vlaamse tegenhanger van de HVW. Die laatste moet dan wel nog opgericht worden. Opnieuw volgens federale overheidsdienst Waso kan de Vlaamse overheid niet exclusief inzetten op de private spelers, omdat de uitbetalingsinstellingen van de vakbonden op elk moment kunnen beslissen hun activiteiten stop te zetten.

Blijft dan wel de vraag of een werkzoekende die aangesloten is bij de HVW zich niet zal laten verleiden zich alsnog bij een vakbond aan te sluiten. Zo kan hij het gedoe van meerdere aansluitingen vermijden, aangezien die vakbonden gemakkelijker kunnen ‘regionaliseren’.

Dienstenbedrijven

De vraag rijst ook of er überhaupt een door de sociale partners beheerde overheidsdienst nodig is om de uitbetalingen te doen. Uiteindelijk streeft de overheid ernaar dat de uitbetaling van werkloosheidsuitkeringen zo kwaliteitsvol, efficiënt en goedkoop mogelijk gebeurt. Dat hoeft niet te betekenen dat ze die taak zelf moet opnemen. Waarom zouden dienstenbedrijven zoals sociaal secretariaten dat niet mogen doen?

Aangezien een koninklijk besluit uit 1991 bepaalt dat enkel uitbetalingsinstellingen die zijn opgericht door werknemersorganisaties erkend kunnen worden, vraagt dat wel een wetswijziging. Een sociale partner uit de werkgevershoek ziet geen juridische problemen, maar twijfelt aan de bereidheid van de regering om het speelveld open te gooien. “De vakbonden zouden dat zien als een oorlogsverklaring.”

Hoewel de interesse groot is, hoeden sociaal secretariaten zich ervoor te gretig te klinken. Ze beseffen dat het politiek voorzichtig trippelen is, aangezien ze zich op het speelveld van ‘de andere’ kant begeven.

“Toen de architectuur van de sociale zekerheid zo’n zeventig jaar gelden werd uitgetekend, is de afspraak gemaakt dat vakbonden de organisatie van de uitbetaling van de vergoedingen op zich zouden nemen, terwijl de werkgevers de inkomstenzijde zoals inningen zouden organiseren”, verklaart Jos Gijbels, algemeen directeur van de Unie van Sociale Secretariaten (USS). “In de praktijk betekende dat het ontstaan van uitbetalingsinstellingen en mutualiteiten enerzijds, en sociaal secretariaten anderzijds. Die laatste moeten de werkgever bijstaan in de sociale administratie en de belastingen en socialezekerheidsbijdragen berekenen en innen.”

Kunnen sociaal secretariaten de organisatie en de uitbetaling van werkloosheidsuitkeringen aan? “Absoluut, dankzij e-government kan dat perfect”, verklaart Gijbels met een voorbeeld. “Vroeger moesten alle aangiftes van sociaal risico (gebeurtenissen waardoor een werknemer niet meer in staat is om zijn beroepsactiviteit voort te zetten, zoals ziekte, ongeval en ontslag, nvdr.) op papier gebeuren. Doordat al die stromen nu digitaal zijn, hebben sociaal secretariaten alle data die ze nodig hebben.”

In de praktijk kunnen sociaal secretariaten geen uitbetalingen doen omdat hun statuut hen dat verhindert. Maar dat is een mineur probleem, merkt Gijbels op. “De meeste van hen maken deel uit van een dienstengroep die met hun kennis een nieuwe tak kan opzetten. De meeste dienstengroepen hebben niet alleen een sociaal secretariaat, maar ook een sociaal verzekeringsfonds en een kinderbijslagkas, en bieden daarbovenop soms ook verzekeringen aan. Volgens ons blijft het historisch evenwicht evenwel het best behouden.”

Vakbonden doen natuurlijk meer dan enkel uitbetalen, zoals het opleiden en begeleiden van werkzoekenden, en rechtsbijstand bij een uitkeringsbetwisting. Kunnen sociaal secretariaten dat ook? Gijbels ziet geen probleem. “Dat is zeker mogelijk. Nu verzamelen ze vooral informatie om werkgevers te informeren en op te leiden. De methodiek en machinerie zijn dus aanwezig. Het vraagt natuurlijk wel wat veranderingen in businessmodel om werkzoekenden aan te spreken in plaats van werkgevers.”

Welgekomen

Natuurlijk moet deze activiteit rendabel kunnen zijn, maar de interesse bij de sociaal secretariaten geeft in elk geval aan dat zij menen dat er nog wel wat vet op de soep zit. On the record blijven de lippen stijf op elkaar om niemand onnodig voor het hoofd te stoten.

Het zou in elk geval een welgekomen bron van inkomsten zijn. Voor de huidige periode van uitzonderlijk lage rente haalden de sociaal secretariaten ongeveer een derde van hun inkomsten uit een onrechtstreekse vergoeding van de overheid. Die laat de sociaal secretariaten toe het geld dat ze innen bij bedrijven niet meteen door te storten naar de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, maar die enkele dagen te stallen op hun eigen rekening. Door de bijnanulrente van de Europese Centrale Bank leveren die deposito’s amper nog iets op. De USS schat die renteopbrengsten zijn teruggevallen van een derde tot 2 procent van de inkomsten van sociaal secretariaten. “Desondanks blijven de sociaal secretariaten wel rendabel”, merkt Gijbels op.

Als de dienstengroepen zich op die markt begeven, kan het snel gaan, meent Gijbels. Hij schat de opstarttijd op minder dan twee jaar. Niettemin ziet hij een remmende factor. “Nu sommige politieke partijen ballonnetjes oplaten over het eventueel afschaffen van de uitbetalingsinstellingen of een herziening van de vergoedingen, zullen onze leden nog wel even de kat uit de boom kijken.”

De redactie vroeg ABVV-voorzitter Rudy De Leeuw en ACV-voorzitter Marc Leemans naar hun mening over de positie van de HVW in het landschap van de uitbetalingsinstellingen, en of ook dienstenbedrijven een dergelijke taak zouden moeten kunnen opnemen. Beiden verkozen niet te reageren.

Daan Ballegeer

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content