125 jaar en springlevend: dit zijn de sterktes en de zwaktes van het VBO (video)

PIETER TIMMERMANS "Het VBO communiceert sinds enkele jaren meer proactief." © belga
Alain Mouton
Alain Mouton Redacteur bij Trends

Donderdag 13 februari vierde de werkgeversorganisatie Verbond van Belgische Ondernemingen haar 125ste verjaardag. In het verleden werd meermaals het einde van het VBO voorspeld. Onterecht, vooral omdat belangrijke sociaaleconomische pijlers van België nog altijd federaal worden geregeld. Toch moet het VBO rekening houden met enkele bedreigingen.

‘ De laatste voorzitter?’ Dat prijkte eind december 1981 op de cover van Trends naar aanleiding van een interview met de toenmalige VBO-voorzitter Daniel Janssen (Solvay). In 2002 titelde Trends: ‘Bestaat het VBO nog in 2020?’ Telkens werden de bedreigingen voor de werkgeversorganisatie opgesomd: de federalisering, de versnipperde sectorfederaties, het feit dat het VBO vooral de grote bedrijven zou vertegenwoordigen en te weinig oog zou hebben voor de kmo’s. Die elementen duiken opnieuw op in de SWOT-analyse ( strengths, weaknesses, opportunities & threats) naar aanleiding de 125ste verjaardag van het VBO.

In discussies over de vennootschapsbelasting, de financiering van de sociale zekerheid en de pensioenen speelt het VBO de eerste viool.

STERKTES

– Centrale actor in sociaal overleg

– Waakhond van de federale sociale zekerheid en fiscaliteit

In België vormen sociale partners als het VBO, Unizo en de vakbonden de pijlers van het sociaal overleg en de centrale of interprofessionele loononderhandelingen. Nadat een interprofessioneel akkoord is afgesloten, is het de beurt aan de paritaire comités met de sectorfederaties, de basis van het VBO.

Het VBO vormt meestal samen met de christelijke vakbond ACV de as waarrond een sociaal akkoord wordt gesloten. De socialistische vakbond ABVV stelt zich vaak zeer radicaal op en de druk van de machtige centrales maken dat het ABVV een interprofessioneel akkoord vaker niet dan wel goedkeurt. Ook de persoonlijke verhoudingen spelen een rol. “De vorige ACV-voorzitter, Luc Cortebeeck, maakte tussen 1999 en 2012 sociaal akkoorden mogelijk doordat hij correcte contacten had met de VBO-top, zoals Tony Vandeputte, Rudi Thomaes en Pieter Timmermans”, zegt een kenner. “Met de huidige ACV-voorzitter, Marc Leemans, die werd verkozen met een radicaal programma, liggen de verhoudingen moeilijker. Het voordeel van het VBO is dat Pieter Timmermans in de Groep van Tien de langste staat van dienst heeft. Hij zit er al in sinds 1998, eerst als directeur-generaal en sinds 2012 als gedelegeerd bestuurder. Hij is gegroeid in zijn functie en is de duidelijke leider. Een kwarteeuw geleden, was er met Tony Vandeputte, Wilfried Beirnaert en Guy Keutgen een triumviraat aan de top. Dat is niet langer het geval.” “Ik heb met Luc Cortebeeck altijd een goede band gehad”, zegt Pieter Timmermans daarover. “We hadden maar een paar woorden nodig om elkaar te begrijpen.”

Het tweede sterke punt van het VBO is dat de belangrijke sociaaleconomische pijlers van België nog altijd federaal worden geregeld: de sociale zekerheid en de fiscaliteit. In discussies over de vennootschapsbelasting, de financiering van de sociale zekerheid, de pensioenen en de werking van de arbeidsmarkt speelt het VBO de eerste viool. De werkgeversorganisatie communiceert snel wanneer die thema’s in het nieuws komen. “Als het VBO een verlaging van de vennootschapsbelasting voorstelt, dan komt het ook met compenserende maatregelen. Welke andere werkgeversorganisatie doet dat?” zegt Timmermans.

Eind vorig jaar reageerde het VBO snel op de informateursnota van PS-voorzitter Paul Magnette, die een waslijst van nieuwe of hogere overheidsuitgaven bevatte. Bovendien lieten de Franstalige socialisten verstaan dat ze enkele hervormingen van de regering-Michel, zoals de taxshift en de verlagingen van de vennootschapsbelasting, wilden terugdraaien. Het VBO heeft de gewoonte pas na de formatie van een regering commentaar te geven, maar toen uitte Pieter Timmermans al kritiek op de nota. Zo blijft het VBO op het sociaaleconomische debat wegen. “We communiceren sinds enkele jaren meer proactief”, zegt Timmermans. “Oud-voorzitter wijlen Pierre-Alain De Smedt zei me: zet het VBO in de markt, we hebben topexperts in huis.”

ZWAKTES

– Gezien als vertegenwoordiger van de grote bedrijven

Tot 90 procent van de bedrijven die zijn aangesloten bij de sectorfederaties die het VBO vormen, zijn kmo’s. Toch overheerst de perceptie dat het VBO de grote bedrijven vertegenwoordigt. Zo zijn de werkgeversorganisaties officieel tegen het brugpensioen, maar de sociale partners hebben de uitdoving van het stelsel, dat vooral door grote bedrijven wordt gebruikt, meermaals vertraagd. Dat verwijt maakt weinig indruk op Pieter Timmermans: “Het brugpensioen en het SWT (stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, nvdr) doven uit. Dat is mee te danken aan het verzet van het VBO tegen dat stelsel.”

PIETER TIMMERMANS
PIETER TIMMERMANS “Het brugpensioen en het SWT doven uit. Dat is mee te danken aan het verzet van het VBO tegen dat stelsel.”© BELGA

In Unizo-kringen, die de belangen van zelfstandigen en kmo’s verdedigen, is off the record een ander verhaal te horen. Daar overheerst de indruk dat een fiscale hervorming een nulsomspel is waarbij een fiscaal cadeau voor de grote bedrijven moet worden gecompenseerd met extra lasten voor kmo’s, of omgekeerd. “De eerste hervorming van de vennootschapsbelasting in 2002, toen het nominale tarief daalde van 39 naar 33 procent, werd betaald met een belasting voor de kleine ondernemers”, zegt iemand die de hervorming opvolgde. “Er werd een roerende voorheffing van 10 procent ingevoerd voor kleine ondernemers die hun vennootschap vereffenden. Die liquidatiebelasting verhoogde de regering-Di Rupo naar 25 procent. Om de pijn te verzachten, deed Koen Geens (CD&V) als minister van Financiën de geste dat vennootschappen hun bestaande reserves mochten vastklikken tegen een roerende voorheffing van 10 procent. Dat bleef niet beperkt tot kmo’s, maar was mogelijk voor alle vennootschappen, ook de Bel-20-bedrijven. Na vier jaar voor kmo’s en acht jaar voor de andere vennootschappen kunnen die vastgeklikte reserves via een kapitaalvermindering weer worden uitgekeerd. Dat is een cadeau van 20 procentpunten voor de grote bedrijven, aangezien het tarief van de roerende voorheffing nu 30 procent bedraagt.”

KANSEN

– Sectorale versnippering wegwerken

De sectoren stutten het sociaal overleg en dat zal niet snel veranderen. Wel vervagen de grenzen tussen de sectoren. Bekaert is allang geen zuiver metaalbedrijf en Umicore geen non-ferrobedrijf meer. Sommige sectorfederaties hebben daar de voorbije jaren op ingespeeld. Fabrimetal werd de technologiefederatie Agoria. “De samenwerking en de integratie tussen sectoren en federaties staat in de sterren geschreven. Maar in België worden fusies met tegenzin doorgevoerd”, zegt een voormalige topman van een federatie. Fedustria ontstond in 2007 uit het samengaan van Febelhout en Febeltex. InDUfed verenigt sinds 2014 de productie en de transformatie van glas, de productie van pulp, papier en karton en de verwerking van papier- en kartonproducten. Toch is vaak te horen dat het sectorale landschap te versnipperd is. “Er is al een weg afgelegd.”, zegt Timmermans. “Het eerste doel was het VBO representatief te maken via de sectorfederaties. De automobielfederatie Febiac is pas sinds 2004 lid van het VBO, de transportsector Febetra sinds 2012. Ik heb geen probleem met kleine federaties die informatie uitwisselen. Als je het beleid wil sturen en meedoen aan sociaal overleg, heb je een grotere schaal nodig.”

In werkgeverskringen is te horen dat het een en ander kan veranderen wanneer de komende jaren nieuwe directeurs aantreden in verschillende federaties. Philippe Colle (Assuralia), Marc Lambotte (Agoria), Fa Quix (Fedustria) en Robert De Mûelenaere (Confederatie Bouw) gaan bijna met pensioen.

BEDREIGINGEN

– Decentralisering van het sociaal overleg

– Het spook van het confederalisme

Meer dan eens pleiten economen en bedrijven voor een decentralisering van het sociaal overleg naar het bedrijfsniveau. Maar dat is niet voor morgen. Ook op een geregionaliseerd sociaal overleg, jarenlang een eis van het Vlaams Economisch Verbond, de voorloper van Voka, is het wachten. “Ik hoor vaak kritiek op het sociaal overleg, maar de huidige aanpak zorgt voor stabiliteit”, antwoordt Timmermans.

Voka blijft hameren op de regionalisering van de gezondheidszorg en het arbeidsmarktbeleid. Een splitsing van de sociale zekerheid zou een nadeel zijn voor het VBO. Begin deze eeuw leek het erop dat het VEV het VBO zou overvleugelen. Er werd gedacht dat de staatshervormingen het gewicht van de Vlaamse werkgeversorganisatie zou doen toenemen.

Met Voka kwam bovendien een alliantie van de Kamers van Koophandel en de regionale afdelingen tot stand. Die kon een goed functionerende dienstverlening voor de bedrijven uitbouwen en verhoogde het soortelijk gewicht in het werkgeverslandschap. Voorzitters als Ludo Verhoeven (Agfa), Luc De Bruyckere (Ter Beke), Urbain Vandeurzen (LMS) en Michel Delbaere (Crop’s) profileerden zich met uitgesproken sociaaleconomische standpunten. Voka kon zich hardere standpunten permitteren over werkloosheid en brugpensioen, en kon probleemloos een lans breken voor de afschaffing van de loonindexering. Het VBO kon niet zo gemakkelijk harde standpunten innemen. “Het VEV, en later Voka, is altijd een voorzittersfederatie geweest”, zegt een kenner. “Daarmee bedoel ik dat de profilering van de voorzitter cruciaal was. Bij het VBO was dat veel minder het geval.”

Maar er kwam zand in de Voka-machine. Door interne strubbelingen moest CEO Jo Libeer in 2015 vertrekken. Onder CEO Hans Maertens moest de organisatie werken aan de interne stroomlijning. Dat ging ten koste van het lobbywerk en de sociaaleconomische agenda. Voka kon bovendien niet domineren omdat de sociaaleconomische hefbomen federaal bleven. Maar wat niet is, kan komen. Het federale België blijft in zijn voegen kraken.

Het VBO lijkt zijn plaats te hebben gevonden in het federale België. Voor de verkiezingen van 26 mei 2019 pleitte het VBO voor een beperking in de tijd van de werkloosheidsuitkering tot twee jaar. Gedurende die periode zou het stelsel federaal worden beheerd. Wat daarna zou gebeuren, was een taak voor de regio’s. “Het bewijs dat we wendbaar zijn en evolueren”, zegt Timmermans.

Anderzijds zetten de regionalisering en de pleidooien van de N-VA voor het confederalisme het VBO onder druk. De organisatie heeft minder directe lijnen naar de N-VA dan naar andere politieke partijen. Bij de hervorming van de vennootschapsbelasting onder de regering-Michel haalden de kmo’s – die met Unizo wel dichter bij de N-VA staan – meer binnen dan het VBO. “Het VBO heeft dat onderschat”, zegt iemand die het dossier volgde. “Het is te laat begonnen met lobbyen omdat het dacht dat Open Vld en de MR het wel zouden opnemen voor het VBO.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content