De zin en onzin van beleggen in fondsen

© Getty Images
Ilse De Witte
Ilse De Witte Redacteur bij Trends

Er zijn duizenden fondsen beschikbaar op de Belgische markt. Hoe kunnen beleggers daaruit een keuze maken? We gingen te rade bij enkele specialisten.

Wist u dat België een prominente plaats heeft in de geschiedenis van de beleggingsfondsen? “In 1836 lanceerde de Belgische bank Société Générale het eerste beleggingsfonds ter wereld dat in aandelen investeerde”, zegt Gertjan Verdickt, assistent-professor aan de KU Leuven. Het doel van dat fonds was het geld van minder vermogende mensen te mobiliseren voor de Brusselse beurs, om met dat geld nieuwe kansen voor ondernemingen te financieren.

“Het fonds heette Société des Capitalistes Réunis dans un But de Mutualité Industrielle, kortweg Mutualité Industrielle. Het was geen groot commercieel succes en het werd daarom in 1873 geliquideerd”, zegt Verdickt. Mutualité Industrielle legde wel de basis voor de Belgische fondsenindustrie. Het fonds kreeg navolging met de Société des Actions Réunies van de Banque de Belgique. Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog had ons land zeventien beleggingsfondsen. Fondsen hebben tot op vandaag hun bestaansredenen.

1 de risico’s spreiden

Beleggingsfondsen zijn voor alle duidelijkheid geen Belgische, maar een Nederlandse uitvinding. Eendragt Maakt Magt was het eerste fonds. Het belegde uitsluitend in obligaties of leningen. Aandelen waren bij de oprichting in 1774 volledig uit de gratie van beleggers geraakt, na de crash van de Oost-Indische Compagnie en de daaruit voortvloeiende financiële crisis. Door het geld van verschillende beleggers te verzamelen, konden de fondsbeheerders een portefeuille met verschillende internationale obligaties kopen en de risico’s op wanbetaling verdelen over verschillende schouders.

Beleggingsfondsen maken vandaag ongeveer 15 procent van de financiële activa van de Belgische gezinnen uit, volgens de recentste cijfers van de Nationale Bank van België, die van eind september dateren. Dat is dubbel zoveel als de middelen die Belgen rechtstreeks investeren in aandelen op de beurs (5%) of in obligaties (2,5%). Voor de kleine portemonnee is het niet vanzelfsprekend in veertig bedrijven tegelijk te investeren, terwijl in beleggingsfondsen tientallen, honderden of zelfs duizenden lijnen zitten.

2 Deuren gaan open

Via beleggingsfondsen krijgen kleine beleggers toegang tot markten waar ze anders niet in zouden kunnen beleggen. Om bepaalde Chinese aandelen en obligaties te kopen, hebben beleggers een speciale licentie nodig. Wie gelooft dat de Chinese economie als winnaar uit deze pandemie komt, kan strategisch beleggen in die regio via een fonds met een sterk trackrecord of een beheerder met een goede reputatie. “Er zijn ook beleggingsstrategieën die een particulier moeilijk op eigen houtje kan toepassen”, meent Verdickt. In dat rijtje horen heel gespecialiseerde fondsen thuis die aandelen kopen van bedrijven voordat ze op de beurs noteren ( private equity), die inspelen op nakende fusies en overnames ( mergers and acquisitions) of die voor een prikje leningen kopen die niet meer worden terugbetaald, om vervolgens via juridische procedures nog zo veel mogelijk geld van de wanbetalers te recupereren ( distressed debt).

BELEGGEN IN FONDSEN Wie in fondsen belegt, betaalt voor die dienstverlening en krijgt er niet altijd een hoger rendement voor terug.
BELEGGEN IN FONDSEN Wie in fondsen belegt, betaalt voor die dienstverlening en krijgt er niet altijd een hoger rendement voor terug.© Getty Images

3 Veel kleintjes maken een grote

Wanneer bedrijven kinderarbeid gebruiken of bomen kappen in het Amazonewoud, kunt u daar als kleine belegger iets over zeggen, maar de kans is klein dat u zal worden gehoord. Verkoopt u uw aandelen, dan voelt het bedrijf daar niets van. “Er bestaan activistische fondsbeheerders die een uitgesproken mening hebben en hun waarden proberen door te drukken bij het bedrijf”, zegt Verdickt.

Het gaat niet altijd om waarden. Er zijn ook activistische fondsbeheerders die bedrijven dwingen kosten te besparen of afdelingen te verkopen, om meer winst voor de aandeelhouders naar boven te halen. Wanneer vele kleine beleggers zich verzamelen in een fonds met een missie, krijgen ze meer macht en is de kans groter dat bedrijven naar hun verzuchtingen zullen luisteren.

4 Professionele beleggers aan de knoppen

De meeste mensen durfden tijdens de lockdown hun haar niet zelf te knippen en stonden te popelen om opnieuw naar de kapper te mogen. Ook geld beleggen is een metier. Professionele beleggers zullen een aantal fouten vermijden die amateurbeleggers maken. Fondsbeheerders zullen nooit al uw geld in één aandeel of in enkele aandelen stoppen. Bij sommige fondsen zitten mensen aan de knoppen, maar er zijn ook fondsen waarbij computers beslissen op basis van criteria die zijn vastgelegd door mensen. Dat laatste heeft als voordeel dat alle emoties worden uitgeschakeld.

Wie een som geld investeert in een gemengd fonds met wereldwijde aandelen en obligaties, moet er in theorie nooit meer naar omkijken. “Foreign and Colonial Investment Trust (FCIT), dat in 1868 is opgericht in het Verenigd Koninkrijk, bestaat nog altijd. Het is nog geen belegging voor de eeuwigheid, maar het komt toch al dichtbij”, grapt Verdickt. Er zijn ook veel fondsen die door de jaren heen worden geliquideerd of samensmelten met andere fondsen. “Soms moeten fondsenbeleggers ook actie ondernemen”, zegt Knut Huys, de fondsenspecialist van Deutsche Bank. Een belangrijke beheerder of een team van beheerders kan vertrekken, of de prestaties kunnen te wensen overlaten. “De fondsen die een tijd slecht presteren, verdwijnen meestal vanzelf”, stelt Huys.

Jill Rootsaert
Jill Rootsaert

5 Lagere kosten en belastingen

De schaalgrootte speelt in het voordeel van fondsen. Door transacties te bundelen kunnen ze lagere tarieven bedingen. Ze kunnen in sommige landen belastingen op dividenden recupereren of vermijden. Let wel: het leger analisten, fiscalisten, beheerders en handelaars in dienst van een vermogensbeheerder werkt niet gratis. Wie in fondsen belegt, betaalt voor die dienstverlening en krijgt er niet altijd een hoger rendement voor terug.

Er zijn twee soorten beleggingsfondsen. Van de eerste categorie – de beursgenoteerde fondsen – kunt u deelbewijzen kopen op de beurs via banken of beurshuizen, net zoals u aandelen koopt. Ze staan ook bekend als exchange traded funds of ETF’s, en worden ook wel eens trackers genoemd.

Van de tweede categorie fondsen kunt u enkel deelnemingen bij het fonds zelf kopen, via bepaalde banken. Die fondsen noteren niet op de beurs. Het zijn de klassieke fondsen, die de reputatie hebben dat de banken en de beheerders er veel geld aan verdienen via instap- en beheerskosten. Die fondsen worden doorgaans beheerd door mensen die ervoor kiezen hier en daar af te wijken van de beursindexen, terwijl de meeste ETF’s geprogrammeerd zijn om de indexen te volgen.

“De fondsbeheerders zien zich soms ook verplicht af te wijken van de indexsamenstelling omwille van de spreidingsregels”, legt Huys uit. Dat gebeurt bijvoorbeeld wanneer een aandeel of enkele aandelen te veel gewicht krijgen in een index, na een sterke opwaartse rally. In de Bel-20 bijvoorbeeld krijgen AB InBev, ING en KBC elk een gewicht van meer dan 10 procent, terwijl fondsbeheerders uit veiligheidsoverwegingen niet meer dan 10 procent in één aandeel mogen investeren.

De oudste ETF’s in de jaren negentig kopieerden zo goed en zo kwaad mogelijk indexen van Amerikaanse aandelen. Maar het onderscheid tussen het zogenoemde passieve beheer met ETF’s en het actieve beheer met de klassieke fondsen is door de jaren heen wat vervaagd. “Er zijn ETF’s op de markt met een spitsvondigheid waar we tien jaar geleden alleen maar van konden dromen”, meent Jill Rootsaert, die bij JPMorgan Asset Management verantwoordelijk is voor de ETF-verkoop in de Benelux. “Ze combineren het beste van twee werelden: doorgedreven research naar bedrijven en de eenvoud van een ETF-aankoop op de beurs.”

6 Meer rendement, maar niet na kosten

Volgens Knut Huys is de potentiële meerwaarde van fondsbeheerders het grootst in niet-efficiënte markten: aandelen waarin weinig grote beleggers geïnteresseerd zijn en die door weinig analisten worden gevolgd. In heel efficiënte markten, zoals de veel verhandelde Amerikaanse aandelen, is de kans groot dat de beurswaarde de echte waarde van de aandelen correct weerspiegelt. “Het is zoals in die mop van twee economen die een biljet van 100 dollar op de grond zien liggen. Zegt de een tegen de ander: waarom raap je dat biljet niet op? Antwoordt de ander: als het een echt biljet was, dan had iemand anders het al lang opgeraapt.”

“Sinds de jaren negentig zijn er wetenschappelijke studies die aantonen dat actief beheerde beleggingsfondsen na aftrek van alle kosten niet persistent beter presteren dan de markt. Heel onlangs concludeerde een studie van David Blitz en Milan Vidojevic dat ETF’s het eigenlijk niet zo veel beter doen dan de klassieke fondsen”, stelt Verdickt. “Als de samenstelling van een index verandert, moet de ETF transacties uitvoeren. Daar zit vertraging op en daar komen kosten bij kijken. Dat maakt het moeilijk voor een ETF om de prestaties van de onderliggende waarden bij te benen.”

Huys waarschuwt dat beleggen via ETF’s niet altijd goedkoper is. “Wie bijvoorbeeld graag gespreid elke maand een beetje geld in fondsen stopt, is mogelijk goedkoper af met de klassieke fondsen.” Huys legt uit dat de brokers vaak vaste tarieven hanteren voor beurstransacties, terwijl de instapkosten voor een niet-beursgenoteerd fonds meestal een percentage van de inleg zijn. Bij beurstransacties komt bovendien nog een belasting op beursverrichtingen kijken, tussen 0,12 en 1,32 procent, afhankelijk van het type tracker.

Ter illustratie nemen we er de tarievenlijst van Deutsche Bank bij. Of een belegger nu 250 of 2500 euro in een ETF wil investeren, bij elke aan- en verkoop betaalt die 7,5 tot 24,75 euro, afhankelijk van de beurs waarop de ETF noteert. De kosten moeten dus maal twee. De instapkosten voor de meeste klassieke fondsen bedragen 1,5 procent. Uitstapkosten zijn er niet. Wie 250 euro investeert, draagt dus 3,75 euro af. Wie 2500 euro investeert, betaalt 37,5 euro.

De meeste fondsen rekenen wel hogere jaarlijkse beheerskosten aan dan ETF’s. Er zijn in de Verenigde Staten zelfs ETF’s die kosteloos beschikbaar zijn, omdat daar een prijzenoorlog woedt. “Niet alle ETF’s zijn even goedkoop”, voegt Verdickt toe. “Er zijn ETF’s met jaarlijkse beheerskosten van 0,2 procent, maar er zijn evengoed ETF’s die elk jaar 2 procent aanrekenen. Dat is vergelijkbaar is met veel actief beheerde beleggingsfondsen.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content