Een eeuw in 25 jaar
Er zijn momenteel gegronde twijfels over het groeipad dat China de komende jaren zal volgen. Er groeit stilaan een consensus dat dit groeiritme minstens één versnelling lager zal schakelen ten opzichte van het voorbije decennium of decennia. Dat is heus wel begrijpelijk als we zien welk fenomenaal groeipad het Middenrijk de voorbije decennia heeft afgelegd.
Het is duidelijk dat een groeiritme van 9 à 10% per jaar minstens al in de nabije toekomst niet meer aan de orde is. Als we kijken naar de ontwikkeling van het bruto binnenlands product (bbp) per hoofd van de bevolking, als maatstaf om de groei te gaan vergelijken met andere, grote economieën, dan kunnen we vaststellen hoe gigantisch de evolutie in China was de voorbije 25 jaar. Het gemiddelde Chinese bbp per hoofd in 2010 (6725 USD) was 4,4 keer dat van 1985 (1519 USD) of een kwarteeuw daarvoor. Over diezelfde sprong deden de Verenigde Staten en Duitsland 100 jaar of een volle eeuw en Japan ruim 50 jaar.
Is het Chinese groeiverhaal dan geschreven? Dat hoeft absoluut niet het geval te zijn. Want de situatie van het Middenrijk in termen van bbp per hoofd in 1985 was die van de VS in…1840, van Duitsland in 1855 en van Japan in 1915. In 2010 was de toestand die van Amerika in 1940, van Duitsland in 1960 en van Japan in 1970. Er is dus nog flink wat ruimte voor verdere groei, op voorwaarde dat er een succesvolle transitie komt van een sterk exportgeleide groei naar een groeipad dat wordt geleid door een toename van de binnenlandse consumptie. De groei moet minder afhankelijk worden van investeringen in infrastructuur en extra fabrieken zodat de kredietzeepbel ook kan worden afgeremd.
Slokop in energie
Die spectaculaire groei heeft natuurlijk ook zijn effect niet gemist op het energieverbruik. Tussen 1960 en 2010 is de energievraag in China net niet vertienvoudigd. De joule (symbool ‘J’; genoemd naar James Prescott Joule) is de internationale eenheid voor energie. De joule is gedefinieerd als de energie die nodig is om een object te verplaatsen met de kracht van 1newton over de afstand van 1 meter. Een exajoule (symbool ‘EJ’) is dan 1 triljoen joule.
Welnu, de Chinese energievraag klom van 10,5 EJ in 1960 tot 101,3 EJ in 2010, wat op dat moment aardig in de buurt kwam van Noord-Amerika (106,5 EJ). Terwijl in 1960 de Chinese energiebehoefte minder dan een kwart van de Noord-Amerikaanse was. In de periode 2010-2020 zal de energievraag in Noord-Amerika en de eurozone stagneren tot zelfs licht afnemen door de matige groei en de verhoogde energie-efficiëntie. Toch zou de wereldvraag verder toenemen met 25% (van 535 naar 668 EJ) in de periode 2010-’20. Naar verwachting zullen China en India 62% van die globale stijging voor hun rekening nemen en China alleen al 44%! Het Middenrijk zou in 2020 volgens de prognoses van Royal Dutch Shell goed zijn voor 24% van de totale wereldvraag. Daarbij is het wel duidelijk dat het belang van olie, dat in 2010 nog 32% van de energiebehoefte dekte, zal afnemen (richting 28% tegen 2020) ten voordele van steenkool, aardgas en alternatieve energie (wind, zon…).
We behouden in die optiek het thema ‘energie’ als basisthema voor de voorbeeldportefeuille. Al moge het ook duidelijk zijn dat we momenteel niet de intentie hebben om het gewicht verder te verhogen. Als dus een aantrekkelijke energiewaarde rijp is voor opname in de voorbeeldportefeuille, dan zal een andere (op dit moment Areva, Fred Olsen Energy en Schlumberger) plaats moeten ruimen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier