Alain Mouton

Vakbondsaanval op dienstencheques is doorzichtig

Alain Mouton Redacteur bij Trends

De kritiek van de vakbonden op het dienstenchequesysteem is zwaar ideologisch gekleurd en vertrekt van halve waarheden.

Met de regelmaat van een klok komt het aan het ACW ge-lieerde Hoger Instituut voor de Arbeid (HIVA) met een onderzoek op de proppen dat wijst op de hoge kostprijs van het dienstenchequesysteem. Het stelsel waarbij particulieren via een cheque huishoudelijke hulp inhuren, zou op jaarbasis 2,2 miljard euro kosten, berekende Jef Pacolet van het HIVA onlangs. Dat is inderdaad veel geld voor 120.000 gecreëerde jobs. De terugverdieneffecten zijn volgens alle HIVA-studies bovendien eerder beperkt.

Het HIVA en onlangs ook ACV-voorzitter Luc Cortebeeck hebben een punt als ze wijzen op de stijgende kostprijs van het stelsel, waardoor we ons inderdaad de vraag moeten stellen of het nog financieel beheersbaar is. Maar zowel het HIVA als de vakbonden ontwijken de fundamentele vraag: waarom is het stelsel zo succesvol?

De gebruiker betaalt netto 5,25 euro per uur huishoudhulp. Het verschil met wat het dienstenchequebedrijf krijgt – 20,80 euro – past de overheid via de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) bij. De manier waarop het systeem functioneert, bewijst dat laaggeschoolde arbeid pas bij lage loonkosten aantrekkelijk is. En zoals bekend zijn de hoge loonkosten de achilleshiel van ons sociaaleconomisch systeem. Maar daar zwijgen de vakbonden en het HIVA over.

Ze minimaliseren ook steevast de terugverdieneffecten van de dienstencheques. Een onderzoek van PricewaterhouseCoopers wijst nochtans op indirecte effecten, zoals de verhoogde consumptie door extra inkomen van de werknemer, of de vennootschapsbelasting van het bedrijf dat de dienstencheques uitgeeft. Een vaak vergeten voordeel is dat het stelsel aan oudere hulpbehoevenden de kans biedt om thuis te blijven wonen, terwijl allerlei huishoudelijke taken door de dienstenchequewerker worden uitgevoerd. Dat kost aan de gemeenschap veel minder dan die mensen in een rusthuis te laten opnemen.

Dat een vakbond die voordelen onder de mat veegt, mag niet verwonderen. Zij hebben het om ideologische redenen zeer moeilijk met tweeverdieners die aan het begin van de 21ste eeuw een beroep doen op huishoudhulp. Ze maken openlijk de vergelijking met het upstairs-downstairssysteem van de aristocratie en burgerij een eeuw geleden.

Bovendien zijn de vakbonden niet echt gelukkig met de privéspelers op de dienstenchequemarkt. Commerciële ondernemingen, zoals uitzendbedrijven, hebben al bijna 60 procent van de markt in handen. Zij zijn rechtstreekse concurrenten voor de non-profit-spelers die vaak aan de klassieke zuilen verbonden zijn. De non-profit kan in de strijd met de commerciële spelers rekenen op de steun van de bevriende vakbonden. Beide verkiezen ze een afgeslankt dienstenchequestelsel – bijvoorbeeld enkel voor 65-plussers – waarin voor commerciële spelers geen plaats meer is. De kritiek van de vakbonden op het systeem is dan ook zeer doorzichtig.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content