Waterloo-bier: de moed van soldaten

Tweehonderd jaar na de Slag bij Waterloo rijst in de Ferme Mont-Saint-Jean, toen een veldhospitaal, een nieuwe site op. De Engelsen zijn terug ! Deze keer niet Wellington, maar John Martin’s, het kwaliteitsvolle biermerk met Britse roots.

Komende van Waterloo in de richting van Genappe, rij je van de Chaussée de Charleroi het domein van de Ferme Mont-Saint-Jean op. De eerste stalling die je gezichtsveld kruist, maakt een bouwvallige indruk. De renovatiewerken aan de vierkantshoeve zijn nog volop aan de gang. De grootste schuur, een geklasseerd gebouw, staat in de steigers. De restauratie gebeurt met steun van de Waalse overheid.

De boerderij met woonverblijf, schuren, stallen, een waterput en een kapel, dateert uit de 13e eeuw. De achtereenvolgende eigenaars lieten merktekens achter. Boven de ingang van het woonverblijf hangt het Kruis van de orde van Malta, een restant uit 1682. Tot een goed jaar geleden brouwerijgroep John Martin’s eigenaar werd, was dit nog een actieve hoeve, zij het een die haar beste tijd had gekend. Het drankbedrijf kocht de Ferme Mont-Saint-Jean met een missie voor ogen : dit stukje historisch erfgoed redden en nieuw leven inblazen. John Martin’s gaf zichzelf tien maanden om een groot gedeelte van de hoeve op te kalefateren, zodat ze tegen de herdenking van 200 jaar Slag bij Waterloo presentabel zou zijn.

NIETS DAN SLIJK EN BLOED

Het gehucht Mont-Saint-Jean, in de schaduw van de Leeuw van Waterloo, speelde een cruciale rol in de beroemde veldslag die in 1815 bijna 63.000 mensenlevens kostte en een einde maakte aan de Franse heerschappij over grote delen van Europa. Mochten we hier met een teletijdmachine 153 jaar terug in de tijd gaan, dan zouden we aan de overkant van de hoeve de Franse auteur Victor Hugo zien zitten, die de laatste hand legt aan zijn roman Les Misérables. Het Hôtel de Colonnes, waar hij in 1862 een kamer betrok, werd in 1963 afgebroken, maar de balustrade van zijn balkon valt nog altijd te bewonderen in het Musée du Caillou, gehuisvest in het laatste hoofdkwartier van Napoleon, vijf kilometer verderop in Genappe.

Het was de Hertog van Wellington, opperbevelhebber van de Britse en Nederlandse strijdkrachten, die in 1815 om tactische redenen het plateau van Mont-Saint-Jean uitkoos als de plek om Napoleon te bestrijden. In de grote boerderij van dit gehucht van Eigenbrakel richtte hij een veldhospitaal in, vandaar dat de Ferme Mont-Saint-Jean in de volksmond ook bekend stond als Hôpital des Anglaisof Ambulance Britannique. Tijdens en na de extreem bloederige strijd werden hier zesduizend gewonden opgevangen.

De bodem stonk naar brand en buskruit. Ik trof tienduizenden doden en gewonden aan.

Wellington was nauwelijks voorzien op zo’n grote stroom getroffenen. Amper driehonderd chirurgen en ziekenbroeders en nog geen vijftig ziekenwagens hadden zijn troepen ter beschikking. Het was behelpen. De meeste gekwetsten waren slachtoffers van kanonvuur. Voor hen was de amputatie van een lichaamsdeel vaak de enige uitweg. De aristocraat en chirurgijn Charles Bell was ondanks zijn jarenlange ervaring amper opgewassen tegen de verschrikkingen.

Toen hij net na de gevechten in Mont-Saint-Jean arriveerde, trof het leed hem midscheeps. “Op voorhand hadden mensen me al verteld hoe verschrikkelijk het was, maar die informatie was eigenlijk overbodig. Eén blik op het slagveld zei genoeg”, noteerde Bell in zijn memoires. “Op de grond niets dan slijk en bloed. De bodem stonk naar brand en buskruit. Ik trof tienduizenden doden en gewonden aan. Slechts weinigen waren gespaard gebleven.”

Dagen na elkaar opereerde hij non-stop van zes uur ‘s ochtends tot zeven uur ‘s avonds. Zijn kleren stijf van het bloed, zijn armen op het einde krachteloos van het intensieve messenwerk. Toch vond hij tussendoor nog de tijd en energie om schetsen te maken van de vreselijke wonden waarmee hij werd geconfronteerd. Later zou hij, als begenadigd artiest, niet alleen furore maken met zijn anatomische tekeningen, maar ook met een aantal schilderijen van taferelen in Waterloo. Op een van de doeken vereeuwigde hij de Ferme Mont-Saint-Jean.

Ferme Mont-Saint-Jean: Ambulance Britannique.
Ferme Mont-Saint-Jean: Ambulance Britannique.

LIEVER BIER DAN WATER

Aan de boerderij was toen al een brouwerij gevestigd. Het verhaal gaat dat de soldaten voor, tijdens en ook na de Slag bij Waterloo stevig in het bier vlogen. Van het drinkwater bleef men liever af, omdat dat besmet was met bacteriën. Voor de gewonden werden het edele vocht geneeskrachtige kwaliteiten toegedicht, voor wie nog het strijdgewoel in moest, was het welgekomen om zich moed in te drinken. Volgens auteur en Napoleon-kenner Johan Op De Beeck waren met name de Engelsen onverbeterlijke drinkebroers.

Vandaag kijkt Anthony Martin, directeur van John Martin’s, ondanks zijn Britse afkomst en trots, met enige nuance naar dat verleden. De vroegere slogan van zijn Waterloo-bier – ‘The Beer of Victory!’ – heeft hij subtiel veranderd in ‘The Beer Of Bravery!’. Klinkt minder arrogant, argumenteert hij. Hij onderstreept ook graag dat beide kampen, dus ook het Franse front, moed toonden. Historisch bekeken is het woord ‘victory’ trouwens niet helemaal correct : Wellington neerzetten als de grote overwinnaar is te veel eer. Het Engelse leger had zelfs nog even overwogen de wapens neer te leggen vóór een Nederlandse eenheid – waar de IJzeren Hertog voordien op neerkeek – Napoleon de fatale slag toebracht.

Anthony Martin, directeur van John Martin's : halt aan het 'tourisme minute'.
Anthony Martin, directeur van John Martin’s : halt aan het ‘tourisme minute’.

Het bruine Prima-bier dat zo populair was bij de Engelse militairen werd voor het eerst in 1456 in de Brasserie du Marché geproduceerd, een van de tweehonderd (!) kleine brouwerijen die het grondgebied Eigenbrakel in de middeleeuwen telde. In 1965, naar aanleiding van de 150e verjaardag van de Slag bij Waterloo, doopte deze brouwer zijn bier om tot Napoleon. De zet bracht weinig zoden aan de dijk, want zes jaar later moest de Brasserie du Marché definitief de boeken sluiten. John Martin’s ging in 2004 voor zijn Waterloo-project op zoek naar het originele Prima-recept uit 1456. General manager Adrien Desclée probeerde dat, met de hulp van enkele meesterbrouwers, zo goed mogelijk te benaderen.

EEN STAALTJE KRINGLOOPECONOMIE

Om te zien hoe dat in de praktijk gaat, bezoeken we de microbrouwerij op de hoeve, uitgerust met een gespecialiseerde installatie voor bieren van hoge gisting. Postgevat voor de twee warmwaterketels vertelt meesterbrouwer Willem Van Herreweghen, bijgestaan door zijn twee jonge luitenants Thomas Vandelanotte (die zijn strepen verdiende bij brouwerij Timmermans) en Edward Martin (zoon van Anthony), dat Waterloo een typisch hoevebier is en zich in die hoedanigheid onderscheidt van abdij- en stadsbieren. Zo’n hoevebier wordt op de traditionele manier gemaakt met eenvoudige technieken en met producten van de eigen streek. Alle grondstoffen voor Waterloo komen uit de directe omgeving. Te beginnen met het water, dat in de Waals-Brabantse regio relatief weinig kalk en ijzer bevat. Lokale boeren leveren de mout en de tarwe. Enkel de hop komt voorlopig van verder, al is het plan om die binnen afzienbare tijd op de site zelf te gaan telen.

De Brasserie de Waterloo: bier uit grondstoffen uit de streek.
De Brasserie de Waterloo: bier uit grondstoffen uit de streek.

Bij wijze van eerste experiment mogen wij, als gast, op een strookje aarde net buiten de microbrouwerij een hopplantje in de grond steken. Niet te diep, want er kan in deze tijd van het jaar – eind april – nog nachtvorst optreden. De belofte is dat we eind oktober mogen terugkeren om ons ‘zelfgeteelde’ bier te consumeren. Terwijl wij in de aarde wroeten, voert Edward Martin in de microbrouwerij de draf weg met een kruiwagen. Verschillende keren per week komt een plaatselijke boer dit moutafval ophalen ; het schijnt uitstekende voeding te zijn voor zijn koeien. Op termijn zal het rundvlees van deze veehouder aangeboden worden in het eigen restaurant van de Ferme Mont-Saint-Jean ; een fraai staaltje kringloopeconomie. De Orangerie Impériale, het op streekproducten gerichte restaurant met glazen wanden, moet begin juni zijn deuren openen.

Het water in Waals-Brabant bevat relatief weinig kalk en ijzer.

Rechtstreeks uit de tank schenken de brouwers ons een glas Waterloo Récolte. Het vocht, nog warm, proeft heerlijk fruitig. Mooi is de kraag van fijn schuim, een gevolg van de constante druk op de tanks. Even prachtig is het troebele geel van het bier zelf. We herkennen de fenolsmaak die ook onder meer De Coninck en Vieux-Temps kenmerkt.

In de degustatieruimte in de centraal gelegen Comptoir de Mont-Saint-Jean tapt een medewerker van John Martin’s vervolgens een Triple Blond uit een in de blote muur ingemetseld vat. De smaken die vrijkomen, zijn krachtiger en veel complexer dan die van de Waterloo Récolte. De bittere toets van de hop komt nu goed door. Nippend aan dit blond bier met pit en diepgang, dwalen mijn ogen over de titels in de bibliotheek in deze ruimte. Veel boeken over Waterloo en Napoleon, of wat dacht u. In de houten kasten prijken ook een serie Waterloo-bierkelken. Elk met de hand gemaakt door een meesterpottenbakker ; een proces dat zeven dagen arbeid vraagt.

MISS GLOBE & MISS BELGA

Tweehonderd jaar na Wellington palmen de Engelsen opnieuw de Ferme Mont-Saint-Jean in. John Martin, stichter van John Martin’s, kwam uit Londen. Hij was meesterbrouwer in de Engelse hoofdstad toen hij in 1909, nauwelijks 24 en dorstig naar avontuur, het Kanaal overstak. In Antwerpen stampte hij het naar hem genoemde drankbedrijf, met eigen bottelarij en kantoor nabij de haven, uit de grond. Om zijn producten te promoten, hing hij affiches op in de Zoo. Een slimme zet, want de Antwerpse dierentuin trok een internationaal publiek. De gewiekste marketeer in hem richtte zelfs een eigen communicatiebureau op, een van de eerste in onze contreien. De iconische figuren Miss Globe (Globe was een natuurlijke limonade) en Miss Belga kwamen uit zijn koker.

Het gamma dranken dat John Martin’s aanbood, breidde gestaag uit. Het bedrijf expandeerde en opende twee nieuwe fabrieken in Genval. Het concentreerde zich almaar meer op kwaliteitsproducten. Na Johns dood in 1966 zetten zijn zonen het levenswerk verder in dezelfde spirit. In hun domein Genval-les-Eaux legden ze het eerste bowlingveld van het continent aan en openden ze een countryclub Engelse stijl. Gegoede toeristen wisten al snel de weg naar het kasteel en zijn meer te vinden. Het Château du Lac herschiepen ze in het eerste sterrenhotel van Wallonië, mét in de Michelin-gids opgenomen restaurant ; het startschot voor de Martin’s-hotelketen.

Waterloo-bier: de moed van soldaten

TOERIST, BLIJF PLAKKEN!

Anthony Martin, kleinzoon van de oprichter, stortte zich vanaf 2004 op de speciale bieren, wat resulteerde in de nieuwe afdeling Martin’s Finest Beer Selection. Vastberaden mikte hij op de hele Europese markt. Zo is John Martin’s vandaag de oudste internationale importeur van het Ierse Guinness. Naast de Waterloo-bieren brouwt het ook zelf Gordon en Timmermans (de gelijknamige brouwerij is met haar 300 jaar de oudste nog actieve lambiekproducent).

Alleen al op de site van Mont-Saint-Jean heeft het bedrijf 35 medewerkers in dienst ; bij speciale evenementen uit te breiden tot 50 koppen. Anthony Martin wil van het voormalige veldhospitaal een toeristische trekpleister maken. Tegen 2017 zal de site naast de microbrouwerij en het restaurant ook een distilleerderij, een themapark voor kinderen, een museum over de Slag bij Waterloo, een paardenmuseum, een educatieve kinderboerderij, een ruimte voor grote evenementen en een ambachtelijke appelsapfabriek bevatten. “Ik wil het ‘tourisme minute’een halte toeroepen”, zegt de ambitieuze directeur. “Nu rijden de bussen met toeristen na het bezoek aan de Leeuw van Waterloo meteen weer verder. Daar moeten we absoluut verandering in brengen.”

Tekst: Peter Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content