Porto is geen aperitief

In de 18e eeuw was porto bijzonder populair. © Graham's Port

Een valk doodt een ooievaar, omcirkeld door een rode riem met daarop in grote letters “ne oublie”. Het is het wapenschild van de familie Graham en het kan teruggevonden worden op menige fles Graham’s Port. Maar ondanks die “ne oublie” zijn we toch een beetje vergeten waar porto voor staat en zelfs hoe we porto moeten drinken.

Hoe is porto ontstaan? Portugese wijnen zijn er al sinds mensenheugenis. Romeinen, Grieken, Kelten, Feniciërs en zelfs Tartessiërs hadden ingezien dat de Portugese bodem en klimaat ideaal waren voor het maken van interessante wijnen. In vergelijking daarmee is porto een relatief nieuw product uit de 17e, 18e eeuw. Porto ontstond uit een zeer eenvoudige formule. Engelsen haten Fransen + Fransen haten Engelsen = porto.

Portugese wijnen werden sinds de 12e eeuw in Engeland ingevoerd. Het eerste diplomatieke handelsverdrag tussen beide landen werd al in 1386 getekend. Het was dit verdrag (Treaty Of Windsor) dat er mee voor zorgde dat tijdens een oorlog met Frankrijk, de meeste wijn voor Engeland uit Portugal kwam. In combinatie met de woekertaksen die de Britse koningen op Franse producten oplegden, zorgde het Treaty of Windsor voor een ongekende populariteit van Portugese wijnen.

Maar dat levert ons nog geen porto op, natuurlijk. Tijdens de grote ontdekkingstochten van de 16e eeuw stelde men vast dat veel dingen op die grote zeilschepen slecht werden. Vooral water, bier, wijn en bemanning. Meestal in die volgorde. Bizar genoeg was er ook iets dat beter werd: de sterke dranken. Behalve het rantsoen voor zeeschuimers levert deze ontdekking ook punch, porto en madeira op. Men begon immers de wijn met alcohol te versterken, zodat hij beter zou bewaren. In het begin gebruikte men een primitieve soort rum (aguardiente) als alcohol, pas veel later werd die vervangen door een brandewijn van druivenschillen. De rum zorgt ook voor de Engelse bijnaam van porto: blackstrap – de term ‘port wine’ bestond nog niet.

DE INVASIE VAN DE VALSE PORTO’S

Wat we wel zeker weten, is dat porto zo populair wordt dat er een hele stoet entrepreneurs van twijfelachtig allooi zo goedkoop mogelijk porto probeerden na te bootsen en te verkopen voor evenveel geld. Zij namen, bijvoorbeeld, een Spaanse wijn en voegden daar vlierbessensap, suiker en alcohol aan toe om iets te bereiken dat op porto geleek. Ook kruiden zoals peper, kaneel en gember waren zeer in trek om de wijn toch iets van smaak mee te geven.

Het resultaat valt te voorspellen. De fake porto’s braken de markt. De portoimport in Engeland zakte van 116.000 hectoliter in 1728 tot 54.900 hectoliter in 1756. De situatie had een enorme weerslag op de lokale economie en het werd gauw duidelijk dat er drastische maatregelen moesten getroffen worden. De oplossing werd bedacht door de markies van Pombal, toen staatssecretaris voor Binnenlandse Zaken en de facto hoofd van de Portugese regering. De markies, een sluw en briljant staatsman, richtte de “Douro Wine Company” op. Een overheidsorgaan dat moest toezien op de productie van porto. De eerste opdracht van deze Douro Wine Company bestond uit de afbakening van het Douro-gebied. Ipso facto de allereerste ‘appelation d’origin contrôlée’ ter wereld. De portoproductie werd streng geregulariseerd en gecontroleerd. De Douro Wine Company fungeerde zelfs als een soort rechtbank om disputen tussen de verschillende wijnboeren op te lossen. Tussen ons gezegd en gezwegen bezat deze compagnie ook het monopolie over de verkoop van de brandewijn die gebruikt werd om de porto wijn te versterken. De portomarkt was dus niet alleen gered, de staat kon er ook nog een centje aan verdienen.

Vele taken van de Douro Wine Company zijn vandaag overgenomen door het ‘Port and Douro Wines Institute’. De regelgeving is nog altijd redelijk streng. Alles moet getest en geproefd worden door het Instituut, slechts een derde van de oogst mag verwerkt worden tot porto, alleen in de eerste twee jaar van een wijngaard mag je irrigeren, et cetera.

MY CUP OF TEA

De Douro Wine Company liet in ieder geval zien dat het haar menens was. Zo vernietigde ze, zonder uitzondering, alle vlierbesstruiken in de vallei. Hoe dan ook bewezen de regels hun nut. De portomarkt herstelde zich relatief snel, porto werd weer populair en groeide vlug uit tot een vaste waarde in de oude Engelse clubs. Zodanig zelfs dat het de vereenzelviging werd van de ‘Englishman’s drink’. Stel je voor, nu is dat thee! In 1799 werd niet minder dan 44 miljoen liter porto geïmporteerd, goed voor 5 liter porto per inwoner van Engeland, vrouwen en kinderen inbegrepen. Porto drinken was populair en véél porto drinken werd quasi een sport of een verdienste. Kampioenen op dat vlak werden ‘bottle men’ genoemd. De Britse eerste minister William Pitt the Younger was een beroemd ‘Three-bottle Man’. Zulke dingen zie je vandaag niet meer op een cv staan, en misschien maar goed ook.

Helaas, de ‘porto prime time’ duurde niet zo lang. De Fransen gooiden roet in het eten. Tussen 1807 en 1809 viel Napoleon tweemaal Portugal binnen om de portoproductie te veroveren. Kleine groepen Portugezen verzamelden zich en verscholen zich in de heuvels aan de Douro. Deze Porto Partizanen beschermen hun wijngaarden met sabel en musket, maar konden niet verhinderen dat alle opslagplaatsen werden geplunderd. De kleine keizer slaagde dus in zijn opzet en alle Britten ontvluchtten het land, waarop de algemene interesse voor porto zienderogen zakte. Waterloo kon daar niet veel aan veranderen. Zeker niet ten goede, want met de ondergang van het Franse Keizerrijk heropende de markt van Franse wijnen en cognac. Langzaam maar zeker stabiliseerde de markt naderhand een beetje. Engeland was nog altijd de belangrijkste afnemer, maar het was niet meer zoals in 1799 en er waren ook geen ‘three-bottle men’ meer.

De Britse eerste minister William Pitt the Younger was een beroemd ‘Three-bottle Man’.

Tot overmaat van ramp kwam daar midden 19e eeuw de phylloxera-epidemie bij. Phylloxera is zowat de ‘druiven terminator’ en was nefast voor nagenoeg alle belangrijke wijngaarden in West-Europa (op enkelingen na, zoals Bollinger). Vandaag kan men nog altijd bewijzen zien van deze ravage in de vorm van lege terrassen tegen de heuvelruggen van de Douro vallei. Veel portomakers van toen veranderden van wijnboer in olijfboer, en met succes. Zelfs toen de epidemie van de ene op de andere dag en zonder enige aanwijsbare reden stopte, en de portoproductie herbegon, bleven velen sceptisch en hielden vast aan hun olijven.

DE MACHINE VAN DE TRAPPELENDE VOETEN

William en John Graham echter bleven geloven in porto. Ze groeiden snel uit tot het meest prestigieuze en invloedrijkste portobedrijf van Portugal. De mooiste wijk van de stad Porto werd ‘O Graham’ genoemd en de voetbalploeg van arbeiders uit het bedrijf werd Portugals eerste voetbalclub, Boavista. In 1890 bevestigde de familie haar macht en invloed door twee iconische gebouwen neer te zetten. The Lodge aan de oevers van de Douro in het stadje Porto zelf, en een huis in het pas aangekochte wijndomein van Quinta dos Malvedos. Beide gebouwen zijn nog altijd in gebruik en in handen van Graham’s. The Lodge is vrij indrukwekkend en dient als rijpings- en opslagplaats voor niet minder dan 3500 vaten porto.

Het prachtige familiehuis van de Quinta dos Malvedos.
Het prachtige familiehuis van de Quinta dos Malvedos.© Graham’s Port

Trends Style mocht er een kijkje nemen in de persoonlijke kelder van de familie. Op enkele vierkante meters baksteen liggen enkele tientallen flessen, niet meer, maar je staart wel naar meer dan 130 jaar geschiedenis van de Douro Vallei. Mijn oog valt op zeven flessen van het jaar 1868.

Wanneer we spreken over ‘de familie’, hebben we het trouwens over de familie Symington en niet over de Grahams. Andrew James Symington begon in 1882 te werken voor Graham’s in Porto en het waren zijn nakomelingen die Graham’s opkochten in 1970.

We verblijven in het prachtige familiehuis van de Quinta dos Malvedos. Het domein met zijn wijngaarden wordt beschouwd als een van de beste rivier quintas van Portugal. De reputatie van Malvedos is haast legendarisch en levert een spectaculair aantal super vintages op: 1908, 1912, 1924, 1927, 1945 en de beroemde 1948. En het houdt daar niet op, de vintage 2000 bijvoorbeeld scoorde in de ‘Top 100 Wines of the World’ een 9e plaats.

‘s Ochtends bezoeken we de beruchte wijngaard, 400m boven de Douro en de mansion. De druiven zijn klein, rond en zeer zoet, maar toch nog niet zoet genoeg om te plukken, blijkbaar. Dat gebeurt pas in september wanneer het wat afkoelt. Bij temperaturen boven de 35° C stopt de druif immers met suiker aan te maken. Het plukken moet immens zwaar werk zijn. Nu hebben ze kleine vrachtwagens, maar vroeger gebeurde alles te voet. 400 meter klimmen, je mand vullen met 16 kilo druiven, 400 meter dalen, mand legen en terug. En dat gedurende zes weken onder de brandende zon, zonder schaduw.

Nadat je zo een tiental keer de berg had beklommen, moesten de druiven geplet worden. Dit wordt op traditionele manier gedaan: met de voeten in grote stenen kuipen, ‘lagares’ genaamd. Het trappelen duurt maar liefst vier uur en de fermentatie slechts 48 uur, waarna de brandewijn wordt toegevoegd. De methode wordt tot op vandaag nog altijd toegepast voor bepaalde porto’s omdat het eenvoudigweg de beste porto oplevert. Helaas vraagt het heel wat man- en voetkracht en is het bovendien niet eenvoudig om een constante temperatuur te behouden. Daarom ontwierp en bouwde Graham’s de eerste automatische lagar ter wereld, een machine die tot in het kleinste detail het trappelen van menselijke voeten nabootst. De ‘voetzolen’ zijn gemaakt van witte siliconen en worden tot op lichaamstemperatuur verwarmd.

VOOR NA OF TIJDENS DE MAALTIJD

Blijkbaar drinken we porto ook vaak verkeerd: meestal te warm en alleen als aperitief. Porto is geen aperitiefwijn, tenzij je een witte porto neemt in een breed glas vol ijsblokken en er een flinke geut tonic bijgiet. Garneren met een muntblaadje en zeste van citroen. Bijzonder lekker. Alle andere porto’s drink je best tijdens of na de maaltijd.

Porto’s drink je best tijdens of na de maaltijd.

En dan nu, om voor altijd te onthouden, “ne oublie”: er bestaan twee grote onderverdelingen in porto, op fles gerijpte en op hout gerijpte. De eerste soort (Single Quinta en Vintages, bijvoorbeeld) drink je best leeg in vier tot vijf dagen. De tweede soort (Ruby, Tawny, witte en Late Bottled Vintage) kan je twee tot drie weken geopend bewaren. Ruby is jong gebottelde wijn ( na twee jaar rijping ongeveer) en Tawny is langer gerijpt (gemiddeld drie jaar). De naamgeving verwijst uiteraard naar de kleur van de wijn.

Wanneer de gelegenheid zich voordoet, moet u zeker eens de Graham’s Six Grapes Port Wine proeven. Na zeven gouden medailles is deze wijn zowat het stokpaardje van de familie.

www.grahams-port.com

TEKST ROLF SCHOLLAERT

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content