Patrick Claerhout

Overheid moet niet zomaar geld in voetbalstadions pompen

Patrick Claerhout redacteur bij Trends

Nieuwe voetbalstadions voor vier weken feest en een venster op de wereld kostten Zuid-Afrika meer dan anderhalf miljard euro. Ons land moet opletten dat het niet dezelfde fout maakt.

De Wereldbeker voetbal in Zuid-Afrika is nog maar afgelopen of daar begint al de Belgische competitie. Terwijl onze stadions weer vol lopen, staan de tien voetbaltempels van Johannesburg tot Kaapstad akelig leeg. En dat zal de komende tien jaar wel zo blijven. Het WK-circus is gepasseerd, en met de grootschalige, moderne stadions kan het armlastige Zuid-Afrika niets meer aanvangen.

België is samen met Nederland kandidaat om in 2018 een gelijkaardig feestje te organiseren ten behoeve van de wereldvoetbalbond FIFA. De Belgische, en vooral de Vlaamse overheid (sport is een regionale materie), ziet het evenement als een katalysator om de verouderde voetbalinfrastructuur in ons land te moderniseren.

Daar valt wat voor te zeggen. De Belgische voetbalstadions zijn aan opfrissing en uitbreiding toe. Maar de clubs die er spelen, hebben daarvoor de centen niet, net zo min als de lokale besturen. De vraag is of de hogere overheden dan maar in de bres moeten springen.

De meeste voetbalclubs zijn vzw’s die niet uitblinken in gedegen financiële rapportering. Ze betalen onwaarschijnlijk hoge sommen aan hun werknemers, de profvoetballers. Aan de andere kant levert de handel in spelers hun buitengewone baten of verliezen op die de resultaten uit de gewone bedrijfsvoering ver overstijgen. Wat voor zin heeft het dat, op kosten van de overheid, voor deze schimmige economische actoren nieuwe tempels van brood en spelen gebouwd worden?

Politici zijn natuurlijk graag geziene gasten op de tribunes (of liever nog in de loges of de sky boxes). Belgische voetbalclubs hebben misschien niet veel centen, ze hebben wel degelijk politieke macht. Geen enkele politicus zal het in zijn hoofd halen tegen de wensen en verzuchtingen van deze populaire sportclubs met hun duizenden supporters (en dus kiezers) in te gaan. Toch heeft het iets pervers als de portefeuille, in budgettair moeilijke tijden, open zou gaan voor nieuwe voetbalinfrastructuur terwijl wetenschappelijk onderzoek, innovatie en ontwikkeling de tering naar de nering moeten zetten.

Daarom moet de motivering van de Belgische kandidatuur voor de Wereldbeker 2018 meer omvatten dan een overheidsinvestering in stadions. Onze kandidatuur moet een instrument zijn om een aantal economisch en maatschappelijk belangrijke projecten te realiseren, zoals de ontsluiting van bepaalde gebieden, regio’s en steden. De Wereldbeker als middel om de wegeninfrastructuur en het openbaar vervoer op een veel hoger niveau te tillen, en de ambitie van logistieke toegangspoort tot Europa waar te maken.

De Vlaamse overheid moet ook inzien dat de administratieve procedures dringend ingekort en versoepeld moeten worden. Een modern voetbalstadion realiseren, van het vinden van de locatie tot de definitieve bouwvergunning, duurt gemakkelijk tien jaar. Op die manier verlamt men niet alleen voetbaldossiers, maar ook veel grootschalige industriële projecten. Vlaanderen heeft een regelgevend kader bedacht dat zoveel procedurestappen omvat en zoveel macht geeft aan het individu, dat dit een handicap wordt voor onze industriële en logistieke ontwikkeling.

Als de Belgische kandidatuur ertoe leidt dat hieraan structureel iets gedaan wordt, is ze zinvol. Als ze enkel dient om enkele topclubs, met geld van de belastingbetaler, een nieuwe infrastructuur te schenken, is het een gemiste kans.

Trends-journalist Patrick Claerhout

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content