Vlaamse bedrijven grijpen kansen in Frankrijk

© .
Wolfgang Riepl
Wolfgang Riepl redacteur bij Trends

Vlaamse toeristen kennen de autosnelweg van Parijs naar Marseille, via Lyon, vooral omdat ze er in de zomer urenlang in de file staan. Vlaamse bedrijven daarentegen grijpen de ondernemingskansen langs de centrale verkeersader tussen Noord- en Zuid-Europa. Hoe gedijen zij in Frankrijk?

Flexibel werken

Dinsdag 18 april, 10 uur. De hemel is wolkenloos boven Laudun L’Ardoise in de Rhônevallei. In de verte pronkt de mythische fietsberg Mont Ventoux. Maar een bijzonder felle, ongenadig waaiende mistral bederft de zonnepret. De drie vlaggen voor het gebouw van Poppies – Frans, Vlaams, Europees – wapperen in de venijnige wind op het bedrijventerrein.

In 2001 kocht Poppies, de koekjes- en gebakproducent uit het West-Vlaamse Zonnebeke, de onderneming Berlidon – de naam is een samentrekking van Berliner en donuts. Vandaag maakt de fabriek nog altijd beignets en donuts. “Wij groeien elk jaar”, lacht directeur général Luc Jeanpierre. “Elke dag maken we 900.000 gebakjes. We hebben een capaciteit tot anderhalf miljoen gebakjes. Naar verwachting halen we die in 2020. Uitbreiden zal op ons huidige bedrijventerrein niet meer kunnen.”

Berlidon is een van de best draaiende van de elf fabrieken van Poppies. Het leverde vorig jaar met zijn 200 werknemers (en 35 uitzendkrachten) 38 miljoen euro omzet, of een zesde van de geconsolideerde omzet. De ebitda-marge scoort met 18 procent nog iets beter. In zeven jaar verdubbelde het aantal werknemers, de omzet trok 3,5 keer hoger. “We groeien mee met de markt van de Amerikaanse bakkerijproducten. Die zijn erg in trek”, verklaart Luc Jeanpierre. “Maar uiteraard zit onze goed draaiende fabriek er ook voor iets tussen.”

Al drie keer kreeg Berlidon uitbreidingsinvesteringen. Het leverde de onderneming in 2012 de prijs op van beste Belgische investeerder in Frankrijk. Vier vijfde van de productie gaat naar 32 landen buiten Frankrijk, tot in Australië en Azië. “Duitsland en Oost-Europa zijn belangrijke afzetmarkten. Een bewijs van de concurrentiekracht van onze Franse vestiging.”

Wij zijn geen scouts, laat staan communisten. Het zijn de cijfers die tellen.

En dat niet alleen omdat de lonen een tiende lager liggen dan in de zes bakkerijen van Poppies in België. Ook in Berlidon is bijzonder veel geautomatiseerd; één werknemer volstaat voor het bakken op een hele productielijn. Daarnaast dokterde Luc Jeanpierre samen met de vakbonden een bijzonder flexibel werkritme uit. “We werken zeven dagen op zeven, het etmaal rond. Drie jaar geleden hadden we nog een drieploegensysteem in de week, en twee ploegen van twaalf uur in het weekend. Maar de weekendploegen hadden te weinig voeling met het weekpersoneel. En de werknemers in de weekdiensten geraakten uitgeput door de shiftregeling. Dat ging ten koste van de kwaliteit. Nu werkt iedereen zes dagen na elkaar in een drieploegensysteem. Dan volgen vier dagen rust. Dat verbeterde de sfeer en de fitheid. Het productiepersoneel werkt gemiddeld 33,6 uur per week, en toch hebben we de concurrentiepositie sterk verhoogd. De productiviteit steeg met een zevende.” De werknemers delen mee in de vreugde, via een bonus van één maand extra loon. “Tevreden werknemers brengen meer winst. Want nee, wij zijn geen scouts, laat staan communisten. Het zijn de cijfers die tellen.”

Luc Jeanpierre, sinds 2009 aan het roer en een oude vriend van Frans Castelein, CEO en mede-eigenaar van Poppies, bewierookt ook graag “de West-Vlaamse ondernemingsgeest. Een halve eeuw geleden was daar weinig. Vandaag is de regio rond Ieper, Brugge en Kortrijk heel dynamisch. Als wij het goed doen, komt dat ook omdat we ruimte krijgen voor ondernemerschap in ons filiaal.”

West-Vlaamse Provençaalse kruiden

Woensdag 19 april, 8.30 uur. De mistral heeft een tandje bijgestoken. Het is ongewoon en onaangenaam kil in La Garde Adhémar, in de Drômestreek. Toeristen kennen het schilderachtige heuveldorpje met zijn romaanse kerk als trekpleister in de zomers zinderende hitte. Ardo, de West-Vlaamse en familiale Europese marktleider in diepvriesgroenten, verwerkt er al sinds 2000 kruiden. “Dit is de kruidentuin van Frankrijk. La Drôme is de bekendste streek voor aromatische, geneeskundige en parfumplanten. Kruiden zijn zeer gevoelig voor het weer. De wind wordt hier door de trechter van de Drôme- en de Rhônevallei gejaagd”, zegt Michel Haspeslagh, een telg van de derde generatie en verantwoordelijk voor de kruidenactiviteit van de groep. “De droge noordelijke wind beschermt de kruiden tegen ziektes. En toch hebben we ook voldoende regen. Het regent zelden, maar als het regent is het overvloedig.”

In 2000 kocht Ardo de fabriek van een landbouwcoöperatie. Ze is geprangd in de kruidenvelden, tussen het hogesnelheidsspoor naar Montpellier en Marseille en de Autoroute du Soleil. Een onooglijk landwegeltje kronkelt naar een grootse fabriek, waar de prikkelende geur van munt de ruimte vult. Reuzengrijpers droppen het kruid op een productieband. Volgt wassen, droogzwieren, invriezen, sorteren, inpakken. “We verwerken ook rozemarijn, tijm, koriander, oregano. Maar het belangrijkste kruid is basilicum, met 60 tot 70 procent van onze productie”, zegt Michel Haspeslagh tijdens een rondgang door de fabriek. “Basilicum wordt in deze streek tot drie keer toe geoogst, in België zou dat maar één keer kunnen. Wij maximaliseren dus het aantal ingevroren kilo’s per hectare.” Van juli tot september wordt het etmaal rond, zeven dagen op zeven, basilicum verwerkt op de productielijnen. Het aantal werknemers stijgt dan van 30 naar 70. “We werken met 40 landbouwers in een straal tot 60 kilometer. Voor kruiden is het van levensbelang dat de tijdsspanne tussen de oogst en de eindverpakking van de diepgevroren kruiden zo snel mogelijk gebeurt. Groenten kan je veel verder ophalen, maar kruiden verliezen snel hun kwaliteit na de oogst.”

Basilicum wordt in deze streek tot drie keer toe geoogst, in België zou dat maar één keer kunnen.

De kruiden uit de Provence gaan de wereld rond. Ardo verkoopt ze hoofdzakelijk aan de voedingsindustrie: pasta- en pizzaproducenten, vleesverwerkers, maker van kant-en-klaarmaaltijden. De Europese marktleider in diepvriesgroenten en -kruiden heeft nog vier fabrieken in Frankrijk, op een totaal voor de groep van twintig. Een kwart van de productie komt uit Frankrijk. Ardo maakt voornamelijk huismerken voor de grote Franse winkelketens zoals Carrefour, Intermarché of Leclercq. Bovendien eten onze zuiderburen gemiddeld meer diepvriesgroenten dan de Belgen. De West-Vlaamse voedingsgroep haalde in haar jongste boekjaar 868 miljoen euro omzet met 3800 werknemers. Met een verkoop van 780.000 ton diepvriesgroenten, -kruiden, -fruit, en -pasta’s en -rijst, zijn de West-Vlamingen goed voor een kwart van de Europese diepvriesmarkt.

‘Frans en voor de Fransen’

Woensdag 19 april, 14 uur. In Albon, halfweg tussen Vienne en Valence, pronkt de jongste Vlaamse trots. de fabriekshal staat in het gloednieuwe Parc d’Activité Nord-Drôme Ardèche Rhône-Alpes. In maart 2016 begon het West-Vlaamse Trotec met zijn activiteiten in het Franse filiaal. Trotec is een specialist in de verwerking van voedingsresten tot een koekmengeling voor dierenvoeder. Trotec haalt zijn grondstoffen op bij industriele voedingsbedrijven: gebroken koekjes, pralines met onvolmaakte vorm, snijranden van taartbodems, of restjes van pizza’s. “Wij drogen en vermalen dat tot een product dat onze klanten vervolgens mengen met andere componenten tot dierenvoeder”, zegt fabrieksdirecteur Stéphane Rothblum. Samen met de verkoopdirecteur van Trotec, Cédric Pinto Ferreira, wandelt hij door de fabriek. Bulldozers laden tonnen van het goedje in de grijparmen, en die laten het vallen in vrachtwagens. “Je kunt het eten, het smaakt een beetje naar paneermeel”, wil Rothblum ons overtuigen, terwijl hij een handvol van het goedje opraapt en laat proeven.

Een goede logistiek is cruciaal voor onze activiteiten. We zitten hier zeer goed, aan de Autoroute du Soleil.

Trotec uit Veurne investeerde 20 miljoen euro in zijn Franse fabriek, en kreeg daarvoor in 2015 de prijs van beste Belgische investeerder. “Bij onze zoektocht naar de geschikte locatie werkten we nauw samen met lokale overheden”, vertelt Cédric Pinto Ferreira. “We keken in diverse regio’s, en kwamen uit in Rhône-Alpes. Een goede logistiek is cruciaal voor onze activiteiten. Zowel voor het ophalen bij onze klanten, van Dijon tot Marseille, als voor het transport van ons eindproduct. We zitten hier zeer goed, aan de Autoroute du Soleil.”

De fabriek draait, iets meer dan een jaar na de start, op halve capaciteit. Binnen vijf jaar moet ze op volle toeren draaien. Pinto Ferrera en Rothblum noemen de fabriek, die volledig met eigen technologische kennis werd ontwikkeld en gebouwd, een referentie voor de sector. De fabriek kan op één hectare 85.000 ton verwerken. De oudere en historisch gegroeide fabriek in Veurne beslaat zeven hectare voor een verwerkingscapaciteit van 160.000 ton. En er werd al rekening gehouden met een verdubbeling naast de Autoroute du Soleil. In het jongste boekjaar haalde Trotec een bedrijfswinstmarge van 1,3 procent op een omzet van 22,2 miljoen euro. “Onze concurrenten zijn vooral Spaans. Zij komen in Frankrijk de voedingsresten ophalen, en verwerken die in hun Spaanse fabrieken. Wij halen lokaal op en verwerken lokaal. C’est vraiment notre idée:de faireun produit français avec des français qui sera vendu en France.” Een belangrijke klant van Trotec in Frankrijk is het Belgische Vandemoortele, een van de Europese marktleiders in industriële bakkerijen.

Het gastronomische hart

Donderdag 20 april, 10 uur. In Saint-Vulbas, 50 kilometer ten oosten van Lyon, is de mistral verdwenen. De zon blaakt op een heerlijke lentedag in het Parc Industriel Plaine de l’Ain. Twee jaar geleden opende Vandemoortele, het Europese nummer twee in industriële bakkerijen, er een gloednieuwe fabriek. Van de twee productielijnen rollen per uur 9000 stokbroden en 40.000 broodjes van gerezen bladerdeeg: croissants, chocoladebroodjes, viennoiserie gevuld met vanille of fruit. Ook Vandemoortele viel in de prijzen als beste Belgische investeerder: in 2014, voor de investering van 26 miljoen euro. “Het productieproces is zeer sterk geautomatiseerd”, toont directeur Eric Bouvatier, terwijl we door de fabriek lopen. “Een dozijn werknemers en een ploegbaas volstaan voor één shift per productielijn. Dat geeft een consistent product zonder smaakverschillen.” Op de verpakkingslijnen – geleverd door het Brugse Pattyn – rollen de stokbroden automatisch in de kartonnen dozen, die al even automatisch worden gesloten.

“Waarom we kozen voor Lyon? Dit is het gastronomische hart van Frankrijk”, verklaart Eric Bouvatier. “We leveren vooral in een straal van 200 kilometer rond de fabriek. Daarnaast is een kwart voor de export, vooral Italië, Spanje en Zwitserland, zelfs tot in Nederland. De logistieke verbindingen, onder meer langs de Autoroute du Soleil, zijn uitstekend. Belangrijk is ook de relatief goedkope energie in Frankrijk.” De voorzitter van de raad van bestuur, de telg van de vierde generatie Jean Vandemoortele, benadrukt herhaaldelijk de hoge energieprijzen in België voor zijn energie-intensief familiebedrijf. En ook Eric Bouvatier benadrukt, net als Berlidon, het flexibele ploegensysteem, dat een vlotte omschakeling garandeert van drie tot vijf ploegen.

De relatief goedkope energie in Frankrijk is voor ons belangrijk

Met 387 miljoen euro leverde Frankrijk vorig jaar 29 procent van de geconsolideerde omzet van Vandemoortele. De zuiderburen zijn daarmee de grootste markt. Vandemoortele heeft een dozijn fabrieken, negen logistieke centra, en nog eens drie administratieve zetels in Frankrijk. Het land levert bijna een derde van de 5300 werknemers. En ook de site bij Lyon is voorzien op een uitbreiding, want de markt van viennoiserie groeit sterk. In de zomer piekt de verkoop van stokbrood, met dank aan het barbecueseizoen. De fabriek staat op één hectare. Ernaast blaakt een frisgroene weide in de lentezon, die uitkijkt op de eerste heuvels van het Jura-gebergte. Ook die bijkomende twee hectare zijn eigendom van Vandemoortele.

Duvel is geen Belgisch bier

Donderdag 20 april, 14 uur. Duvel Moortgat France houdt kantoor in een oase van groen, luttele kilometers voor de Autoroute du Soleil het centrum van Lyon induikt. Directeur général Patrick Grevendonk en zijn echtgenote Greet Pauwels openden in 2001 het Franse filiaal in de op Parijs na grootste metropool van Frankrijk. “Dit is het gastronomische hart van Frankrijk. Maar de inwoners hebben een gesloten mentaliteit. Ons opzet was: hen toch Duvel doen drinken.” Die opdracht werd ruimschoots volbracht: de omzet van het Franse filiaal klom van 800.000 euro in 2001 naar 65 miljoen euro in 2016. Frankrijk is daarmee, na de VS, de belangrijkste exportmarkt voor de brouwer uit Puurs.

De Franse biermarkt, die nog altijd vooral wordt gedomineerd door de marktleiders Heineken en Carlsberg (Kronenbourg), brak een decennium geleden open dankzij nieuwe regels voor de horecaverkoop. Cafébazen zijn niet langer gebonden aan één brouwer. Horecazaken zijn, anders dan in België, ook zelden eigendom van brouwers of bierhandelaars. “Drie factoren verklaren ons succes: de belangstelling van de Franse consument voor nieuwe bieren; het openbreken van de brouwerscontracten; en de toenemende onafhankelijkheid van cafébazen”, verklaart Patrick Grevendonk.

De Fransen weten amper dat onze bieren Belgisch zijn

Duvel Moortgat verkoopt vooral La Chouffe aan onze zuiderburen. “De naam zit goed. Het etiket is leuk, dus de marketing is goed. Het bier is lekker. La Chouffe is ludiek. De Fransen zijn er zot van.” Duvel is het tweede meest verkochte merk. “Wij positioneren Duvel uiteraard als een premiumbier. Maar het wordt te duur verkocht in de horeca. De gemiddelde verkoopprijs is 6 euro per flesje, terwijl wij het verkopen voor 1 euro. De cafébaas gaat met de grote marges lopen.”

Ook andere Belgische biermerken groeien met de vingers in de neus in Frankrijk: Affligem, Chimay, Grimbergen, Leffe. “Maar de Fransen weten amper dat die Belgisch zijn. Leffe heeft het abdijbier hier wel groot gemaakt. AB InBev heeft dat er bij de Fransen echt ingeramd. Maar ze drinken onze bieren niet omdat ze Belgisch zijn. Er is gewoon een groeiende belangstelling voor biercultuur. Bier is hip: Frankrijk telt al 900 microbrouwerijen.”

Partner Content