Grote bedrijven en start-ups werken samen aan open innovatie

HENRY CHESBROUGH "Gesloten innovatie, waarbij bedrijven angstvallig binnen de bedrijfsmuren innoveren, is achterhaald." © BI
Benny Debruyne
Benny Debruyne Redacteur van Trends

Janssen Pharmaceutica ontving begin deze maand in Beerse de negentien andere leden van het Europese Innovatie Forum. Het netwerk verankert open innovatie, zodat die meer wordt dan een holle slogan.

Begin deze maand ontving Janssen Pharmaceutica in Beerse kleppers als Lego, Shell, de Spaanse bank BBVA en de andere leden van het innovatienetwerk Europese Innovatie Forum (EIF). Om het halfjaar zien ze elkaar op een andere locatie. Voor het eerst was Janssen, dat behoort tot het Amerikaanse Johnson & Johnson, de gastheer. De twintig bedrijven van het netwerk bepalen zelf wie ze tot hun kring toelaten, met slechts één bedrijf per sector. Omdat er geen rechtstreekse concurrenten aanwezig zijn en wat er wordt gezegd binnenskamers blijft, durven de deelnemende innovatiemanagers zich kwetsbaar op te stellen. Ze leggen hun problemen voor, delen hun beste praktijken en wisselen ervaringen uit over hoe ze innoveren. Externe innovatieconsultants hebben ze daardoor nauwelijks nog nodig.

De sessies van het zes jaar geleden opgerichte Europees Innovatie Forum – er is ook een Noord-Amerikaans forum – worden gemodereerd door de twee hoogleraren die het hebben opgericht. De Amerikaan Henry Chesbrough, de directeur van het Centrum voor Open Innovatie van de Haass School of Business van de Universiteit van California in Berkeley, legde begin deze eeuw de grondslag van het open-innovatiemodel. Gesloten innovatie, waarbij bedrijven angstvallig binnen de bedrijfsmuren innoveren, is volgens hem achterhaald. Bedrijven kunnen veel beter verbindingen leggen met andere ondernemingen, universiteiten, overheden en experts om kennis te delen, intellectueel eigendom open te stellen, beste praktijken uit te wisselen en samen aan producten te werken.

Samen met medeoprichter Wim Vanhaverbeke, hoogleraar strategie en innovatiemanagement aan de UHasselt, modereert hij de tweejaarlijkse tweedaagse van het EIF. Professor Vanhaverbeke schreef onlangs een boek over hoe ook kmo’s met open innovatie aan de slag kunnen gaan.

Intellectuele eigendom

Jlinx, de incubator voor jonge technologiebedrijfjes in de farmaceutische sector, die Janssen een jaar geleden in Beerse opende, past in de open-innovatiestrategie van het farmabedrijf om expertise van buitenaf aan te trekken. Janssen is lang niet het enige grote bedrijf dat samenwerkt met start-ups. Veel bedrijven zien in dat zo’n samenwerking kan helpen om sneller te innoveren en nieuwe ontwikkelingen die een gevaar kunnen betekenen voor hun zakenmodel, vlugger op het spoor te komen.

Worden jonge ondernemingen die iets veelbelovends aan het ontwikkelen zijn dan niet gewoon opgeslokt door hun grote partner? Volgens Wim Vanhaverbeke loopt het zo’n vaart niet, omdat alle bedrijven in het EIF willen vermijden dat veelbelovende starters met concurrenten in zee gaan: “Ze weten dat ze het vertrouwen van die kleine bedrijven moeten winnen, want als ze niet hun voorkeurpartner zijn, gaan ze elders naartoe en zijn ze hun competitieve voordeel kwijt.”

Meer samenwerken met andere bedrijven klinkt gemakkelijk en nobel, maar voor de bedrijven en de overheid komt er een hele reeks aanpassingen bij kijken, onder meer van het intellectuele-eigendomsrecht, migratie en het belastingstelsel – thema’s die sterk leven bij de twintig leden van het EIF. “Als je technologie begint te ontwerpen samen met externe start-ups, hoe bescherm je die dan?”, vraagt Vanhaverbeke. “Het is niet meer jouw kennis, maar iets wat je samen met anderen hebt ontworpen. De juridische afdeling van grote bedrijven zal dan eerder strategische ondersteuning geven, in plaats van een wettelijke barrière op te werpen om te voorkomen dat de kennis van het bedrijf wordt gestolen. Het is een minder defensieve strategie, waarbij je kijkt hoe je intellectuele eigendom kunt gebruiken om deals te maken met andere bedrijven die iets hebben wat jij wilt.”

Je kunt als bedrijf alleen overleven als je de slimste koppen ter wereld kunt aantrekken. Daarvoor heb je meer arbeidsmobiliteit nodig

Henry Chesbrough gaat in op de menselijke kant van innovatie. “In Silicon Valley, waar ik vandaan kom, heeft meer dan de helft van de start-ups minstens één immigrant bij de medeoprichters. Start-ups zien kansen vanuit het perspectief van iemand die daar werkt, maar ze hebben ook het perspectief van een buitenstaander. Dat blijkt creativiteit te stimuleren en heel behulpzaam te zijn voor innovatie. Als je hier in Beerse een campus wilt creëren, is het belangrijk dat je voor wat roulatie van mensen zorgt, niet alleen van mensen uit België of de Benelux, maar ook uit de Verenigde Staten, China, Brazilië of India. Overal waar biologie en chemie wordt gestudeerd, de bouwstenen die je nodig hebt om nieuwe geneesmiddelen te maken.”

Andere cultuur

De verschillen in de arbeidsmobiliteit en de fiscaliteit in de Europese Unie bemoeilijken dat mensen gemakkelijk kunnen circuleren, vindt Wim Vanhaverbeke. Hij zou graag zien dat er veel meer schotten worden weggehaald, niet alleen tussen EU-landen, maar evengoed tussen medewerkers van kleine en grote bedrijven in België. “Je kunt als bedrijf alleen overleven als je de slimste koppen ter wereld kunt aantrekken. Daarvoor heb je meer arbeidsmobiliteit nodig. Mensen uit Duitsland naar België brengen, is al een nachtmerrie. Als iemand wil werken in verschillende Europese landen, wordt dat heel moeilijk omdat de belastingsystemen in de Europese Unie niet op elkaar afgestemd zijn. Open innovatie schreeuwt om meer Europa. De Verenigde Staten hebben een grote voorsprong.” Ook de wisselwerking tussen bedrijven en universiteiten kan veel soepeler. Denk aan doctoraatsstudenten die twee jaar lang buiten de universiteit aan een start-up kunnen werken, zonder dat het ten koste gaat van hun academische carrière.

Janssen Pharmaceutica is het enige Belgische lid van het EIF. Het valt op dat Noord-Europa sterker vertegenwoordigd is dan het zuidelijk deel van het continent. Wim Vanhaverbeke zoekt een deel van de verklaring in culturele verschillen. “Open cultuur gaat in tegen het idee van de familiale clan, dat leeft in Italië en Spanje. Dat hebben we in België ook een beetje. Ieder voor zich en God voor ons allen. Ik merkte dat toen ik in kmo’s ging praten over open innovatie.”

De kmo’s waren bang dat een externe partij waarmee ze zouden samenwerken, te veel te weten zou komen, herinnert hij zich. “De juiste mindset is niet altijd aanwezig. Bedrijven in het noorden verankeren open innovatie meer in hun bedrijfsstructuur. Ze professionaliseren open innovatie, zodat die meer wordt dan gewoon een slogan. Anders blijft het te veel een open-innovatieshow. Zodra de show gedaan is, applaudisseert iedereen, maar daarna gebeurt er niets meer.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content