Meesters van morgen

© Wouter Van Vaerenbergh

Mechanische uurwerken vergen bekwame horlogemakers. De gespecialiseerde opleidingen in Antwerpen en Namen hebben dan ook weer de wind in de zeilen. Nu moeten ze alleen de ouders nog overtuigen.

“Mechanische binnenwerken van horloges onderhouden en defecten herstellen, dat is voor veel mensen een uitstervend beroep. Iets voor oude mannetjes die nooit uit hun stoffig atelier komen.” Niets is echter minder waar, aldus Johan Franssens, leraar uurwerkmaken aan het Technicum Noord-Antwerpen (TNA). “Vroeger telde elk dorp een horlogemaker. Werkte je uurwerk niet naar behoren, dan bracht je het binnen en werd het ter plaatse hersteld. Nu zijn veel winkeliers nog slechts verkopers en gaan herstellingen naar de servicecenters van de merken of hun importeurs. Moderne ateliers met geavanceerde apparatuur, maar zo is het beroep wel uit het straatbeeld verdwenen. Veel mensen weten niet meer dat daar een opleiding voor bestaat.”

AlarmbelIn België leiden nog twee instellingen toekomstige horlogemakers op: het TNA in Antwerpen en het Institut d’enseignement des Arts Techniques Sciences et Artisanats (IATA) in Namen. De doorbraak van kwartsuurwerken in de jaren zeventig en de invloed van internationale luxegroepen hertekenden de sector immers ingrijpend, niet in het minst de werkgelegenheid. Onder meer in Brussel, Gent, Kortrijk en Luik sloten opleidingen hun deuren wegens gebrek aan belangstelling. De befaamde Zwitserse precisie blijkt de Belgen anders wel te liggen; de twee overblijvende opleidingen staan in de bakermat van de horlogerie hoog aangeschreven en trekken allebei studenten uit de buurlanden aan.

“De dalende trend is gelukkig gekeerd’, zegt leraar Bernard Gerard van het IATA, dat haar beroepsopleiding uurwerkmaken over vier jaar spreidt. “De laatste vijf jaar steeg het aantal inschrijvingen met 25 procent, waardoor de afdeling ruim tachtig leerlingen telt.” Ook in Antwerpen is het optimisme terug. Luidde het TNA een tiental jaar geleden nog de alarmbel, dan telt de derde graad uurwerkmaken nu een twintigtal leerlingen, verdeeld over drie studiejaren in het hoger secundair onderwijs. Daarnaast is er het avondonderwijs voor volwassenen, met zestig leerlingen een laaiend succes.

“We bieden onder meer modules rond antieke klokken en zakuurwerken aan”, legt Franssens uit. “Voor zulke oude stukken zijn er in het ganse land immers nog slechts een handvol herstellers. Verzamelaars en juweliers moeten hun collectie noodgedwongen zelf onderhouden, waardoor ze bij ons terechtkomen. Andere leerlingen hebben universitaire studies achter de rug als ze bij ons aankloppen. De dagopleiding trok schoorvoetend een nieuw publiek aan, en dat fenomeen heeft ons gered. Anders hade de afdeling de moeilijkste jaren wellicht niet overleefd.”

TalentenjachtIn het beroepssecundair focussen de jonge horlogemakers sinds enkele jaren op het zogenaamde kleinwerk: de mechanische en elektronische binnenwerken die hedendaagse polshorloges aansturen. Een bewuste keuze, benadrukt Franssens, en niet alleen omdat de Zwitserse horlogehuizen hun kwaliteitsnormen de voorbije decennia gevoelig opschroefden. “Vooral verfijnde mechanische uurwerken liggen de jongste jaren goed in de markt, terwijl de opleidingen nog maar net uit het dal kruipen. De secto heeft nu al de grootste moeite om gespecialiseerd personeel te vinden en de vaak maandenlange wachttermijn voor uurwerken en herstellingen binnen de perken te houde. En dan moet de uittocht van de babyboomers nog op volle kracht komen.”

Horlogemaker een beroep met toekomst? Ook technisch directeur coördinator van het TNA Luc Verhulst heeft er alle vertrouwen in: “Als student uurwerkmaken zag ik zelf een van de eerste ultraplatte binnenwerken, maar het duurde vijftien jaar voor ik daar als hersteller een exemplaar van ontving. Nieuwe mechanische horloges vergen immers niet meteen onderhoud. Kun je nagaan hoeveel handen er binnenkort nodig zullen zijn om straks het succes van mechanische horloges op te vangen. Wie gaat al die stukken demonteren, reinigen, smeren en desnoods herstellen? Dat is geen bandwerk, maar vergt hoogopgeleide herstellers. In Zwitserland alleen al moeten de komende jaren honderden vacatures ingevuld worden, op wereldschaal gaat het om een veelvoud daarvan.”

Die context verklaart mee waarom het ambacht vandaag opnieuw jongeren aanspreekt. “Jobs zijn schaars, en de horlogerie doet het goed”, aldus Bernard van het IATA. De kans om na voltooiing van de opleiding gerecruteerd te worden is trouwens reëel. Bedrijven als Swatch Group, Rolex en Breitling ondersteunen de opleidingen niet alleen met mechanische binnenwerken en apparatuur, maar ook met workshops, studiereizen en stages in binnen- en buitenland. Een feedbacksysteem met voordelen voor beide partijen: “De leerlingen werken met het allerbeste materiaal, en de industrie heeft het talent er maar uit te plukken”, vat Verhulst samen.

Misvattingen

Handigheid is geen vereiste om de opleiding te volgen, benadrukt de technisch directeur coördinator van het TNA. “Horlogemakers worden niet geboren, maar gevormd. Handigheid leer je aan, net als technisch inzicht. Je zou ervan versteld staan welke zenuwpezen en klunzen bij ons toch hun draai vinden. De opleiding omvat veel praktijkuren omdat ze oefening vergt, maar daar staan zelfstandigheid en intelligent werk tegenover. Jongens en meisjes doen het even goed.”

Laten we genetische aanleg en voorbestemming toch niet helemaal uitsluiten. Menig horlogemaker, leert het vak immers thuis kennen, via ouders die zelf in de branche zitten. Verhulst, zijn collega Johan Franssens en vijfdejaars TNA-leerling Jan Maes (17), alle drie bestudeerden ze als kind het precisiewerk en het gereedschap van hun vader of grootvader. “Een kleine jongen die toekijkt terwijl zijn pa aan een binnenwerk prutst, hoe gaat dat? Voor je het weet, haal je zelf een wekker uit elkaar”, aldus Verhulst.

Ouders met minder ervaring in de horlogerie zijn vaak moeilijker over de streep te trekken, zo blijkt. Ze associëren een beroepsopleiding met allesbehalve werkzekerheid, vaste werkuren, een moderne werkomgeving en doorgroeimogelijkheden, of schrikken terug voor de afstand. “Ouders houden hun kinderen zo lang mogelijk in het ASO, zo kort mogelijk bij huis”, zegt Franssens. “Dat kost ons veel uitstekende horlogemakers.”

Wim Denolf

Partner Content