‘Je moet het kapitalisme tegen zichzelf beschermen’

MATHIAS DEWATRIPONT "De democratie, dat is 'één persoon, één stem' en niet 'één dollar, één stem'." © .

Mathias Dewatripont verlaat de Nationale Bank. Op 17 mei liep zijn mandaat als directeur van de dienst Prudentieel Beleid en Financiële Stabiliteit af. “Ik vertrek in alle sereniteit.”

Mathias Dewatripont is een van onze meest gerenommeerde economen. Hij heeft er om persoonlijke redenen voor gekozen geen verlenging van zijn mandaat als directeur van de Nationale Bank van België (NBB) te vragen. Voor dit interview, waarvan hij benadrukt dat hij het in eigen naam doet, ontmoetten we hem in zijn half ontruimde kantoor. Hij zal overigens geen heimwee hebben naar dat kantoor. Iets meer dan twee jaar geleden verloor hij zijn titel van vicegouverneur van de NBB. Als socialist droeg hij het verkeerde label. Hij moest de titel afstaan aan Pierre Wunsch van de MR. Dewatripont verklaarde toen: “Het goede nieuws is dat die beslissing niets te maken heeft met de kwaliteit van mijn werk. Het slechte nieuws is dat het niets te maken heeft met de kwaliteit van mijn werk.” Hij glimlacht als hij nu terugdenkt aan die boutade. Verbitterd is hij niet. “Ik vertrek in alle sereniteit. Ik ben heel gelukkig geweest in de zes jaar die ik hier heb doorgebracht. Ik heb boeiende onderwerpen kunnen volgen. Bankieren is niet saai. En ik heb veel waardering voor deze instelling.”

U bent in volle crisistijd begonnen.

Dewatripont: “Het eerste halfjaar moest ik vol aan de bak. Het was het begin van de crisis in de eurozone en bij Dexia doken opnieuw zware problemen op, terwijl we dachten dat we de bank begin 2011 weer op de rails hadden gezet. De Nationale Bank, onder leiding van Luc Coene, heeft de toen ontslagnemende regering voorgesteld Dexia op te splitsen en de Belgische retailbank Dexia Bank België te kopen voor 4 miljard euro. Ik geloof dat wij als toezichthouder ons werk toen naar behoren hebben gedaan.”

Is de banksector nu gestabiliseerd ?

Dewatripont: “Het gaat duidelijk beter. De Belgische banken scoren prima in vergelijking met die in andere Europese landen. In 2016 hebben ze 10 procent rendement op eigen vermogen gehaald. De Italiaanse banken haalden 4 procent en de Duitse 2 procent.”

De Belgische overheid heeft haar belang in BNP Paribas met een kwart afgebouwd. Is dat ook een teken dat de crisis achter de rug is?

Dewatripont: “De regering wou gewoon aan Europa laten zien dat ze de staatsschuld probeert te verminderen. Met een half procent, zoveel is dat niet. Maar we verliezen nu wel de dividenden die BNP uitbetaalde. Als er niets verandert, zal de staatsschuld daarom vanaf volgend jaar toenemen. De regering heeft daar een politieke en financiële afweging gemaakt.”

Voor Belfius maakt ze niet dezelfde afweging.

Dewatripont: “Het belang in Belfius is een andere zaak. Het is niet slecht dat de overheid een bank bezit die zich bezighoudt met de financiering van de lokale overheden, de ziekenhuizen, de scholen, enzovoort. Er is trouwens een zekere consensus om Belfius Belgisch te houden.”

Daarom moet de staat aandeelhouder blijven?

Dewatripont: “We hebben dat soort discussies al in de jaren negentig gevoerd, toen de staat de ASLK nationaliseerde en daarna een deel van het kapitaal aan Fortis verkocht. We hebben ons toen afgevraagd of we alles moesten verkopen (wat gebeurd is, nvdr). Als bestuurder van ASLK-Bank vond ik dat de komst van Fortis tot een zekere professionalisering leidde, ook al is die geschiedenis slecht afgelopen. Het Gemeentekrediet behield zijn publieke aandeelhouderschap en startte met een ongelofelijke schaalvergroting. Het werd daarbij geholpen door de bancaire regelgeving, die toeliet zonder kapitaalverhoging overheidspapier te kopen. Dat is nog slechter afgelopen.”

U bent tien jaar bankier geweest. Er gaan stemmen op om een einde te maken aan de onafhankelijkheid van de Europese Centrale Bank. Die zou volgens sommigen geen oog hebben voor de werkloosheid en het systeem destabiliseren met haar negatieve rentevoeten en waanzinnige geldcreatie.

Dewatripont: “Ik verdedig het beleid van de ECB. De onafhankelijkheid van een centrale bank is vergelijkbaar met die van het rechtsapparaat. In een democratisch systeem zetten de politieke instanties de koers uit. Het is niet de ECB die beslist heeft dat prijsstabiliteit haar enige doel mag zijn. Het is normaal dat de uitvoering van een monetair beleid wordt uitbesteed aan een onafhankelijke instelling. Zo voorkom je dat een regering bijvoorbeeld vlak voor verkiezingen de geldpersen laat draaien.”

Is het probleem niet dat de ECB een uniform beleid hanteert in de hele eurozone, terwijl de economische toestand in de verschillende landen verre van homogeen is?

Dewatripont: “Europa is nog altijd in aanbouw, en dat is niet gemakkelijk. De situaties verschillen inderdaad. Maar ik ben het eens met ECB-voorzitter Mario Draghi, die stelt dat we de economische machine weer moeten opstarten en dat de ECB dat niet in haar eentje kan doen.”

De negatieve rentevoeten veroorzaken wrevel bij de spaarders en destabiliseren de banken. Waren die nu echt nodig?

Dewatripont: “Het doel van de ECB is de stabiliteit van de prijzen. Hun jaarlijkse stijging moet onder, maar ook in de buurt van 2 procent blijven. Dat beleid verlaagt het risico op deflatie en het stimuleert bovendien de economische groei.”

Heeft de ECB niet te traag gereageerd door pas vierenhalf jaar na de Amerikaanse Fed met een beleid van kwantitatieve versoepeling te komen?

Dewatripont: “De ECB heeft, net als de andere centrale banken, in 2008 maatregelen genomen om de financiële sector te redden. Ze is inderdaad trager dan anderen geweest met de aankoop van overheidspapier om het economisch herstel te steunen. Maar dat geldt des te meer voor het budgettaire stimuleringsbeleid, dat te vroeg is gestopt en dat in 2011-2012 is vervangen door een onredelijk bezuinigingsbeleid. Ik wil daaraan toevoegen dat de ECB de enige instelling van de eurozone is die geprobeerd heeft het Europese belang te verdedigen. Want elders zie je veeleer het idee van een Europa der naties opgang maken.”

Populistische partijen pleiten her en der voor een terugkeer naar een nationale munt, die je desgewenst kunt devalueren.

Dewatripont: “Zoals de brexit en de verkiezing van Donald Trump in de Verenigde Staten al aantonen, reikt het populisme verder dan de eurozone. Het wordt vooral gevoed door de inkomensongelijkheid en door de kloof tussen de winnaars en de verliezers van de mondialisering. Paradoxaal genoeg heeft iedereen baat gehad bij de mondialisering, behalve twee groepen: de armste 5 procent en de mensen die zich tussen het 75ste en 90ste percentiel bevinden, ofwel de armsten van de rijkste 25 procent. Dat zijn vooral de middenklassen van de ontwikkelde landen.”

De indruk bestaat wel dat dat een typisch probleem van de eurozone is.

Dewatripont: “Ja, omdat daar in de eurozone het afnemende concurrentievermogen van de zuidelijke landen bij komt. Bovendien hebben de lage intrestvoeten een vastgoedzeepbel gecreëerd in Spanje en geleid tot enorme overheidstekorten in Griekenland en Portugal. Als de groei stokt, is dat allemaal niet houdbaar. Ten tijde van de aanpasbare wisselkoersen kon Duitsland de mark revalueren als zijn competitiviteit te groot werd. Dat kan nu niet meer, dat klopt. We moeten mechanismen bedenken om het beleid van sommige landen te counteren, die via een agressieve loonmatiging hun werkloosheid exporteren. Dat is, geloof ik, trouwens wat de nieuwe Franse president, Emmanuel Macron, bedoelde toen hij zei dat we de eurozone duurzamer moeten maken. Want als de structurele hervormingen die iedereen wenst, leiden tot een liberalisering van de goederen- en de arbeidsmarkt en tot een daling van de lonen, dan hebben we een probleem. Een staat is geen onderneming. Als een onderneming haar kosten weet te drukken, dan is dat goed. Maar in een groot land heeft een verlaging van de kosten twee gevolgen. Het is goed voor de competitiviteit, maar slecht voor de vraag. In de eurozone bestaat een neiging tot recessie, iets waarvan onze Angelsaksische vrienden minder last hebben omdat zij meer doordrongen zijn van de ideeën van Keynes (stimuleringsbeleid via ondersteuning van de vraag en via overheidsinvesteringen, nvdr).”

Positief is toch wel de daling van de werkloosheid.

Dewatripont: “Ja, we slagen erin met anderhalve procent groei veel banen te creëren, terwijl we vroeger met 2,5 procent groei de werkloosheid amper op het bestaande niveau konden houden. De huidige groei is dus zeer arbeidsintensief. Maar dat houdt in dat die nieuwe banen niet noodzakelijk van goede kwaliteit zijn. Ons grootste probleem is de groei van de productiviteit.”

Wat moeten we doen om die terug te vinden?

Dewatripont: “Sommigen zeggen dat er meer concurrentie nodig is. Anderen rekenen op de nieuwe technologieën en de netwerken. Maar het probleem is dat ze daarbij denken aan bedrijven als Facebook en Amazon, met hun ‘winner takesall‘-model. Daarnaast moeten de investeringen aantrekken, zowel de particuliere als de publieke. De overheidsuitgaven zijn goed voor 50 procent van het bruto binnenlands product, terwijl de overheidsinvesteringen maar 3 procent van dat bbp vertegenwoordigen. En er moet ook wat aan de ongelijkheid gedaan worden, want die heeft een impact op de groei. Sinds de revolutie van Thatcher en Reagan worden de rijken minder belast dan in de tijd daarvoor.”

Moeten we hen meer belasten?

Dewatripont: “Als sociaaldemocraat ben ik geen tegenstander van een sterkere progressiviteit van de inkomstenbelasting. In sommige landen begint de situatie duidelijk uit de hand te lopen. In de Verenigde Staten heb je nu een regering van miljardairs. Heel rijke mensen wilden het land leiden, ze hadden daarvoor de middelen en ze hebben hun doel bereikt. In de economie is een mededingingsbeleid nodig om misbruik door bepaalde bedrijven tegen te gaan. In diezelfde zin hebben we ook regels nodig die de democratie beschermen. De democratie, dat is ‘één persoon, één stem’ en niet ‘één dollar, één stem’. Je moet het kapitalisme tegen zichzelf beschermen. Het kapitalisme biedt veel voordelen, het is een systeem dat als geen ander voor vernieuwing zorgt. Maar het kan ook heel wat instabiliteit en ongelijkheid veroorzaken.”

Bent u voorstander van de loonindexering?

Dewatripont: “Als je die combineert met een wet op het concurrentievermogen, vind ik ze wel zinvol. Als Zuid-Europa een dergelijk systeem had gehad, dan was het daar niet zo uit de hand gelopen.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content