“je kan niet altijd rationeel zijn”

© JONAS LAMPENS

“Ik had een goede stem. Toen ik begon te studeren, twijfelde ik nog tussen een loopbaan als zanger of een carrière in het bedrijfsleven. De liefde voor muziek had ik van thuis meegekregen. Mijn moeder zong ook. Ze was een wagneriaanse sopraan. Ze gaf geregeld concerten en we zongen allebei in de Gentse Oratoriumvereniging. Richard Wagner was haar grote idool. Ik herinner me dat we in 1953 en 1956 naar de Richard Wagner Festspiele in Bayreuth zijn geweest. Tijdens de pauzes, die een uur duurden, wandelde dat publiek in het park rondom het festivalgebouw. Vrijwel niemand zei iets. Die mensen leken wel monniken, zo overdonderd waren ze door die muziek. Ik was een tiener, het maakte een diepe indruk op mij.

“Terwijl ik aan de universiteit studeerde, volgde ik ook les aan het conservatorium. Mijn vader had gezegd: je mag zang doen, maar je moet wel je ingenieursdiploma halen. Op een dag had ik een concert in Brussel. Ik was ziek, maar heb toch opgetreden. In de pauze moest ik gaan liggen. De kritieken waren niet positief, dat kun je denken. Op weg naar huis besefte ik: als zanger zou heel mijn leven afhangen van mijn fysieke toestand. Dat wilde ik niet. Van de ene dag op de andere ben ik gestopt, ik heb nooit meer gezongen. Ik ben naar Amerika vertrokken om voort te studeren.”

Weekend in New York

“De liefde voor muziek is nooit gestopt. Ik ben naar concerten en opera’s blijven gaan – ook in het buitenland. Als ik een weekend in New York moest doorbrengen, ging ik ‘s morgens luisteren naar de zang in St. Patrick’s Cathedral, op de middag naar een recital in Carnegie Hall, daarna naar de matinee in de Metropolitan Opera en ‘s avonds naar de New York Philharmonic. Een vriend vroeg eens: welk verschil is er tussen een Don Giovanni in Salzburg en in Brussel? Dat is toch dezelfde muziek van Mozart? Ja, maar er is een enorm verschil tussen uitvoeringen. Voelen dat een uitvoering je raakt en dat de hele zaal daarin meegaat, is een buitengewone ervaring. Maar dat gebeurt alleen met muzikanten die heel goed zijn.

“Bovendien had ik die muziek nodig, ik zou niet zonder kunnen leven. Als je een stresserend beroepsleven hebt – en ik heb veel herstructureringen moeten leiden – dan moet je iets hebben waar je emotioneel voldoening van hebt. Je kan niet altijd rationeel zijn. In een concert kom ik tot rust, het helpt me om na te denken. Enkele keren ben ik daardoor zelfs tot andere inzichten gekomen. Zonder muziek zou die verantwoordelijkheid veel zwaarder zijn gevallen. Ik weet niet of het ik dan zou hebben volgehouden.”

De kuiten, de kuiten

“Ik heb geen spijt dat ik geen zanger geworden ben, hè. Ik heb een bevredigende carrière gehad, ik denk dat ik toch wel een kleine bijdrage heb geleverd aan de ondernemingen waarvoor ik heb gewerkt. Het zingen heeft me wel veel geleerd. Het heeft me discipline bijgebracht. Zingen is heel fysiek, je leert je hele lichaam te gebruiken. Mijn zanglerares zei altijd: ‘Karel, de kuiten, de kuiten!’ Als het in de kuiten goed zat, dan zat de klank ook goed. Ik heb soms urenlang onderhandeld met de vakbonden. Ik was nooit moe, doordat ik wist hoe ik moest ademen.

“Mijn dochter heeft ook voor ingenieur gestudeerd en deed tegelijk ook muziek. Ze heeft een professioneel leven en is pianiste. Enkele jaren geleden won ze een concours voor amateur-pianisten in Londen. Mijn echtgenote en ik waren daarbij. Ik kan je zeggen: dat laat je niet ongevoelig.”

WIM VER ELST, FOTOGRAFIE JONAS LAMPENS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content