“Ik ben niet competitief, ik ben wel een doorzetter”

Hilde Essers heeft een passie voor lopen. © National

“Drie keer in de week ga ik lopen. Woensdag, zaterdag en zondag. In de vrije natuur, want ik ben graag buiten. Door weer en wind. Als je daar niet tegen kunt, moet je maar een binnensport doen, vind ik. Vijftien jaar geleden ben ik gestart. Daarvoor had ik nooit echt aan sport gedaan. Ik had twee dochters op de wereld gezet en ik dacht: ik moet mijn figuur op peil houden. Zo ben ik begonnen plichtbewust mijn toertjes te lopen, met een soort start-to-runprogramma. Ik ben ook een tijd bij een atletiekclub geweest, dan gingen we twee vaste avonden lopen in groep. Dat was gezellig, maar heel moeilijk te regelen met mijn werk, mijn huishouden, mijn kinderen.

“Gelukkig vond ik een vriendin die ook wilde sporten. Zij is nu al meer dan tien jaar mijn loopmaatje. We zijn allebei heel gewetensvol. Nooit is er gezeur, nooit belt iemand af wegens geen goesting en we zeggen al eens tegen elkaar: toch fijn dat we dit al zo lang volhouden. In het weekend loop ik ook met mijn man. Onze hond gaat dan mee – die wordt al kwispelachtig als ik nog maar mijn sportkleren aandoe.”

Drank en lekker eten

“Er is één nadeel als je met z’n tweeën loopt. Er vormt zich een stramien, je doet altijd hetzelfde parcours, dezelfde afstand, met dezelfde snelheid. Af en toe naar een evenement toewerken dwingt je je grenzen te verleggen. Zo’n evenement is de stadsloop Dwars Door Hasselt, die heb ik al een paar keer gedaan. De Baetenrun organiseren we elk jaar onder ons. Met een man of dertig lopen we dan de dertig kilometer tussen Maaseik en Maasmechelen, of omgekeerd. De naam komt van Michèle Baeten, die een wijnhandel heeft in Maaseik. Het eindigt dus altijd met drank en lekker eten.

“Ik heb er intussen drie marathons op zitten: Berlijn, New York en Chicago. Berlijn was de eerste, en dat ging heel goed. Ik had schrik van de 35ste kilometer, naar het schijnt kun je dan een klap krijgen, maar dat is niet gebeurd, en ik ben geëindigd in 4 uur 12. Die van Chicago was heel fijn, een prachtige stad, schitterend weer, en die liep ik in 4 uur 20. Niet dat die tijd er veel toe doet, het gaat me erom de afstand uit te lopen. Ik ben daar niet competitief in, maar ik ben wel een doorzetter.

“In New York – 4 uur 35 – heb ik afgezien. Het was koud, er stond een verschrikkelijke wind en het traject is daar vrij heuvelachtig. Maar het was wel een heerlijke marathon. Je loopt door die wijken, onderweg staan mensen met spandoeken en muziek, en die ambiance sleurt je door alle ontberingen heen. Mijn jongere zus heeft toen ook meegelopen. En mijn papa was meegekomen om te supporteren. Die is altijd heel sportief geweest. Vandaag is hij 73 jaar, en hij maakt nog altijd lange wandelingen met zijn hond.”

Het voorbeeld geven

“Mijn papa heeft gelijk: je moet iets doen voor je lichaam. Als ouders het voorbeeld geven, werkt dat aanstekelijk. Ik zie dat bij mijn kinderen. Mijn dochter van achttien doet aan atletiek op een behoorlijk hoog niveau, ze is sterk in de 80, 100 en 200 meter sprint. De andere dochter, die zestien is, heeft talent voor dansen, en mijn zoon van dertien is een voetballer.

“Momenteel bereid ik me voor op de Bedrijvenloop in Genk op 7 mei. In het najaar volgt de marathon in Brugge – het hoeft niet altijd ver weg te zijn. Ik neem voor een marathon vier maanden voorbereiding. Drie à vier keer trainen per week volstaat, het is niet dat ik vanaf nul moet beginnen, hè. Het is in die jaren zo’n gewoonte geworden dat ik onwennig word van de gedachte níét te kunnen lopen. Ga ik op vakantie, dan gaan de loopschoenen altijd mee.”

FILIP HUYSEGEMS, FOTOGRAFIE JONAS LAMPENS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content