Geld voor niks

MARC DE VOS "Het basisinkomen investeert niet. Het organiseert armoede en ongelijkheid." © Franky Verdickt

Het basisinkomen garandeert elke mens een veilig levensminimum, zonder tegenprestatie. Het recept voor een weerbare en productieve samenleving? Of de doodsteek van de welvaartsstaat? Een notoir voorstander en een virulent tegenstander kruisen de degens.

Ook na een discussie van tweeënhalf uur zijn hun standpunten geen millimeter dichter bij elkaar gekomen. Dat mag niet verwonderen. Politiek filosoof Philippe Van Parijs en arbeidsmarktspecialist Marc De Vos – die ook de directeur van de denktank Itinera is – denken te anders over de wereld, en al zeker over het basisinkomen, een eeuwenoud idee dat aan een merkwaardige revival bezig is. Geef elke burger – rijk of arm – maandelijks een vast bedrag, levenslang, zonder iets in ruil te eisen. Dat zal de mensen de moed en de kracht geven vooruit te komen in het leven, schrijven Van Parijs en zijn medeauteur Yannick Vanderborgt in hun pas verschenen boek Basic Income. Het wordt vooral een onbetaalbaar avontuur en de ondergang van de welvaartsstaat, schrijven De Vos en Simon Ghiotto in hun nieuwe boek Basisinkomen: tussen droom en werkelijkheid.

Over één ding zijn Van Parijs en De Vos het wel eens: de automatisering en de globalisering zullen de kloof tussen de grote en de kleine inkomens verbreden. We staan voor een nooit geziene polarisering van de samenleving, en daar moeten we dringend iets aan doen. Maar wat?

Uitweg of illusie

Het basisinkomen houdt het simpel en transparant, volgens Van Parijs. Elke mens krijgt een vaste vloer onder de voeten, en geen vangnet zoals nu. Want vangnetten – in de vorm van voorwaardelijke uitkeringen, geld voor wie er behoefte aan heeft – vergen veel bureaucratie en werken niet goed. “Rechthebbende behoeftigen vinden vaak de complexe weg niet naar een uitkering, of ze zijn te beschaamd er een aan te vragen”, zegt Van Parijs.

Het basisinkomen biedt vooral een efficiënte uitweg uit de werkloosheidsval, stelt Van Parijs. Met een baan zijn laaggeschoolde werklozen vaak slechter af, omdat hun loon amper hoger is dan hun uitkering, terwijl ze wel transport en kinderopvang moeten betalen. Meestal moeten ze zich tevredenstellen met een precair baantje, dat ze op elk moment weer kunnen verliezen. “Het vooruitzicht op een onzeker bestaan houdt de zwakkeren in de werkloosheid”, zegt Van Parijs. “Bij een basisinkomen betekent elke verdiende euro extra netto-inkomen, ook bij een deeltijdse baan, wat voor vele kansarmen vaak het enige haalbare is.”

“Dan gebruik je het basisinkomen om precaire banen te financieren”, antwoordt De Vos. “De werkloosheidsval is een werkloosheidsprobleem. Dat los je niet op door aan iedereen een basisinkomen te geven, ook aan wie werkt. Dat los je op door de werkloosheidsverzekering bij te stellen. Dat is de jongste jaren ook gebeurd, door meer controle, een betere arbeidsbemiddeling en de activering van werklozen. Maak van de werkloosheidsverzekering opnieuw een brug naar de arbeidsmarkt.”

Het basisinkomen houdt de werkloosheid en de kansarmoede alleen in stand, is het kernpunt van De Vos. “Je moet de oorzaken aanpakken, met een gericht beleid”, aldus De Vos. “Je moet investeren in mensen. Dat is het omgekeerde van uitkeringen. Een moderne welvaartsstaat investeert in opwaartse sociale mobiliteit, via onderwijs, opleiding, huisvesting en samenlevingsprojecten. Zo stel je de toekomst van de welvaartsstaat veilig. Het basisinkomen investeert niet, het organiseert armoede en ongelijkheid. In tijden van toenemende polarisering is dat levensgevaarlijk voor de welvaartsstaat.”

Achter het basisinkomen schuilt een diepgeworteld pessimisme, meent De Vos. “De pleitbezorgers van het basisinkomen maken een defaitistische knieval. Ze gaan ervan uit dat de groeiende polarisering en de achterstelling niet meer te verhelpen zijn, en dus delen ze maar geld uit. Dat versterkt de marginalisering van de onderlaag. De voorstanders van het basisinkomen zijn zo de architecten van hun eigen apocalyps.”

De kostprijs

Een volwaardig basisinkomen is onbetaalbaar, tenzij we bereid zijn astronomisch hoge belastingen te betalen, rekenen De Vos en Ghiotto voor in hun boek. Een maandelijks bedrag van 1500 euro voor elke volwassene en 200 euro per kind bijvoorbeeld vergt een verhoging van de belastingdruk tot 70 procent, zelfs al houden we rekening met de afschaffing van uitkeringen zoals werkloosheidsvergoedingen, pensioenen en kindergeld. Wie zal nog willen werken bij een belastingdruk van 70 procent, en hoe zul je dan het basisinkomen betalen?

Er is gewoon geen ruimte voor experimenten, volgens De Vos. “Onze economie zit vast in een keurslijf van sociale beloftes. De welvaartsstaat heeft ons pensioenen, ouderenzorg en gezondheidszorg beloofd. Die beloftes kosten heel veel geld, en zijn enkel te realiseren via betaalde arbeid en economische groei. Wie wil krijgen, moet werken en bijdragen. Dat is het sociaal contract. Wie het basisinkomen wil invoeren én betaalbaar houden, zal de gemaakte beloftes van tafel moeten vegen. Welke politicus durft die keuze te maken?”

Van Parijs is zich goed bewust van de zware factuur en wijdt er een lang hoofdstuk aan in zijn boek. Een basisinkomen dat een alleenwonende boven de Europese armoedegrens heft, vergt meer dan 30 procent van het bruto binnenlands product. “Dat betekent dat de belastingtarieven heel wat hoger moeten als enkel het persoonlijk inkomen als financieringsbron dient”, zegt Van Parijs. “Bijkomend geld halen uit een vermogensbelasting, een CO2-taks, een tobintaks of andere bronnen, kan dat belastingtarief ietwat doen dalen, maar biedt geen geloofwaardig alternatief.”

Er is volgens Van Parijs maar één echt alternatief: klein beginnen. Als een bescheiden basisinkomen een deel van de gewenste effecten heeft – bijvoorbeeld het afzwakken van de werkloosheidsval – kan het bedrag stelselmatig stijgen. “Zo is het ook gegaan met de andere systemen van sociale bescherming”, zegt Van Parijs. “De Duitse kanselier Otto von Bismarck begon aan het einde van de negentiende eeuw met een tarief van amper 2 procent op het arbeidsloon, voor een pensioen dat vaak niet hoger was dan 19 procent van het loon, als de arbeiders minstens dertig jaar hadden bijgedragen. Het succes van die bescheiden start maakte de weg vrij voor ambitieuzere niveaus, en leidde uiteindelijk tot een volwaardig pensioensysteem.”

Je zou kunnen starten met de helft van het bestaansminimum voor een koppel, stelt Van Parijs. “Als je in België 600 euro geeft aan elke partner van een koppel, hoeven ze geen beroep meer te doen op de bijstand.” Niet iedereen zal daarmee toekomen, zeker niet alleenstaande ouders, geeft Van Parijs toe. Bijkomende, voorwaardelijke supplementen uit de klassieke sociale zekerheid zullen noodzakelijk blijven. In dat geval, werpt De Vos tegen, vult het basisinkomen de bestaande welvaartsstaat gewoon aan met een bijkomende laag uitkeringen. Zo pak je de sociale en de economische problemen niet aan.

Echte vrijheid maakt gezonde economie

Maar wie het basisinkomen reduceert tot armoedebestrijding, mist het punt, aldus Van Parijs. Het basisinkomen opereert niet in de marge van de samenleving, het wil het hele arbeidsaanbod versterken. Het dwingt mensen niet tot werken, het stelt mensen in staat te werken. Of niet te werken en zich bij te scholen, te zoeken naar een interessantere baan, aan vrijwilligerswerk te doen of een broodnodige rustpauze te nemen. Het wordt mogelijk vlot te switchen tussen al die opties, iets wat in de bemoeizuchtige actieve welvaartsstaat veel moeilijker is. Gekoppeld aan een systeem van levenslang leren, mondt het basisinkomen uit in veerkrachtig menselijk kapitaal en een flexibele arbeidsmarkt, veel beter aangepast aan de behoeften van de 21ste eeuw. Zo bekeken is het basisinkomen geen kostenpost, maar een investering.

Het basisinkomen geeft ook onderhandelingsmacht aan de zwakkeren in de arbeidsmarkt. Ze kunnen kieskeuriger zijn en slecht betaalde, oninteressante of ongezonde banen weigeren. Dat komt de economie ten goede, meent Van Parijs. De productiviteit is niet gediend met het opsluiten van mensen in banen die ze haten en waar ze niks leren. In zijn boek haalt Van Parijs het voorbeeld aan van een Duitse ondernemer met 26.000 werknemers, die zegt dat zijn bedrijf beter zou draaien als zijn personeel de keuze had niet te werken.

Wat dan met de lonen? De mogelijkheid slecht betaalde banen te weigeren zou de lonen weleens kunnen doen stijgen, zeker als het werk moeilijk geautomatiseerd kan worden. “Ik zeg soms in mijn lessen dat mensen die hier de toiletten komen poetsen, dankzij het basisinkomen meer zullen verdienen dan de mensen die hier lesgeven”, zegt Van Parijs. Maar volgens De Vos is het basisinkomen niets anders dan een loonsubsidie – wat Van Parijs toegeeft – met precies het tegengestelde effect. Het maakt het voor werkgevers gemakkelijker karig betaalde baantjes aan te bieden aan mensen met weinig capaciteiten, de fameuze mini-jobs. Ironisch genoeg zal het basisinkomen zo de polarisatie versterken, net wat de voorstanders willen vermijden, oordeelt De Vos.

Het netto-effect op de lonen valt niet te voorspellen, aldus Van Parijs. Maar in elk geval zal de kwaliteit van het werk voor de kwetsbaren verbeteren. Dat is tenslotte waar het basisinkomen om draait: een kwaliteitseconomie, waarin het streven naar efficiënt menselijk kapitaal primeert op de obsessie van activering en volledige werkgelegenheid.

Betaalde luiheid

Zoals gezegd, betwijfelt De Vos of dat schone ideaal de openstaande facturen van de welvaartsstaat zal betalen, temeer omdat het inkomen wordt losgekoppeld van arbeid en verdienste. Mogen nietsnutten leven van het werk van anderen? Als werk zo waardevol is, argumenteert Van Parijs, wat doe je dan met het vele onbetaalde werk? Wie is het nuttigst voor de samenleving: de vetbetaalde fiscalist die zijn klant helpt belastingen te ontwijken, of de onbetaalde moeder die haar kinderen opvoedt?

Bovendien hoeven we bij een basisinkomen niet te vrezen voor de arbeidsethos, stelt Van Parijs. Werk is veel meer dan geld verdienen. We winnen er zelfrespect mee, sociale contacten en maatschappelijke waardering. En als we dan toch een loon krijgen, hebben we het grootste deel daarvan niet aan onszelf te danken, paradoxaal genoeg. Bij ons werk profiteren we van de kennis, de ervaring en de technologie die de generaties voor ons opgebouwd hebben. Maar door talent, omstandigheden en geluk (een inspirerende leraar of een motiverende baas) profiteert niet iedereen in gelijke mate van die maatschappelijke erfenis. Het basisinkomen corrigeert die onrechtvaardige verdeling.

Belgische realiteit

De Vos is best wel gecharmeerd door zo veel intellectuele elegantie, maar het basisinkomen is gewoon niet bestand tegen de Belgische realiteit, stelt hij. “Het is geschreven voor een ander land, in een andere tijd”, aldus De Vos. “Elk model van sociale bescherming – van de bijstand in de zestiende eeuw tot sociale zekerheid vandaag – kreeg bij aanvang altijd een storm van kritiek uit conservatieve hoek”, riposteert Van Parijs. “Ik vergelijk het soms met de invoering van het algemeen stemrecht of de afschaffing van de slavenarbeid. Vandaag vragen we ons af hoe dat mogelijk is geweest, een maatschappij zonder algemeen stemrecht of met slavenarbeid. Ooit komt de dag waarop we ons afvragen: hoe hebben mensen zolang zonder basisinkomen kunnen leven?”

Marc De Vos en Simon Ghiotto, Basisinkomen tussen droom en werkelijkheid, Itinera Institute en Skribis, 2017, 104 p.

Philippe Van Parijs en Yannick Vanderborght, Basic Income, Harvard University Press, 2017, 384 p.

Jozef Vangelder, fotografie Franky Verdickt

“De productiviteit is niet gediend met het opsluiten van mensen in banen die ze haten en waar ze niks leren” Philippe Van Parijs

“De voorstanders van het basisinkomen zijn de architecten van hun eigen apocalyps”- Marc De Vos

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content