‘Dienstbaarheid is voor mij geen probleem’

SIGRID BOUSSET "Veel auteurs voelen dat er een glazen plafond is." © jonas lampens

Na een korte doortocht op het kabinet van Cultuur staat Sigrid Bousset opnieuw met beide voeten in het literaire veld. Ze sluit niet uit dat ze ooit nog een eigen managementbureau start. “Iemand die zich toelegt op de zakelijke kant van het schrijven zal snel veel klanten hebben.”

” Wat doe jij eigenlijk op een kabinet?”, vroeg Jan Fabre in het voorjaar van 2015 aan Sigrid Bousset (48). De voormalige directeur van het Brusselse literatuurhuis Passa Porta was een halfjaar daarvoor overgestapt naar het kabinet van Vlaams minister van Cultuur Sven Gatz (Open Vld). De vraag van Fabre om opnieuw samen te werken was een van de wegwijzers naar de nooduitgang. “Wat ik sindsdien doe, is bemiddelen tussen kunstenaars en het publiek. Op dit moment doe ik dat vooral als freelancecurator.”

Dat woord moet Bousset nog geregeld aan toehoorders uitleggen. “Waar zít je dan precies?” willen ze meestal weten. In het Herman Teirlinckhuis in Beersel, dat ze een nieuwe toekomst geeft, onder meer als schrijversresidentie. Aan haar schrijftafel in Dworp, waar ze de eerste lijnen uitzet van een biografisch boek over Ivo Michiels. Bij Jan Fabre dus, van wie ze de teksten en de publicaties managet. Of in Flagey, waar ze de filosofische reeks Spreek/Tijd heeft opgezet. Al kun je Bousset tegenwoordig vooral in Brugge vinden, waar ze samen met Hendrik Tratsaert co-curator van het nieuwe literatuurfestival Bru?Taal is.

Bousset masseert auteurs zoals Cees Nooteboom en Adriaan Van Dis daarvoor opnieuw zachtjes in de richting waar ze hen hebben wil. Want artiesten en schrijvers stuur je meestal niet makkelijk aan. “Het vraagt koppigheid en visie, maar je staat ook ten dienste van hen. Die dienstbaarheid is voor mij geen probleem. Ik heb bewondering voor de auteurs met wie ik samenwerk”, verklaart Bousset. “Tegelijk ben ik natuurlijk niet op mijn mond gevallen. Als curator zet je ook je stempel.”

Jarenlang deed ze dat bij Passa Porta, dat een vergelijkbaar literatuurfestival organiseert. Doet ze haar eigen kind dan geen concurrentie aan? “Ik hoop dat het zo niet wordt gezien. Volgens mij is er in Vlaanderen zeker nog plaats voor een nieuw literatuurfestival. Mensen beleven literatuur de jongste jaren heel anders dan vroeger. Ze voelen meer behoefte om auteurs te ontmoeten en hun visie te horen op universele thema’s en op de samenleving. Uitgevers vragen hun schrijvers daarom ook almaar vaker om in de openbaarheid te treden, want de verkoop van een boek is daar steeds meer mee verbonden.”

Je zult dan maar een schrijver zijn die zich beter voelt aan zijn bureau dan op een podium.

SIGRID BOUSSET. “Dat mechanisme is voor sommige auteurs inderdaad niet vanzelfsprekend. Ze vinden het moeilijk in de media op te draven, maar kunnen niet anders. Het hoort vandaag bij de baan van een auteur. Meer en meer schrijvers willen van hun pen leven en moeten met lezingen en optredens een tweede bron van inkomsten creëren, naast hun royalty’s. Twintig jaar geleden hadden auteurs vaak nog een baan naast hun schrijversbestaan. Daardoor konden ze rustiger aan de weg timmeren. Schrijvers die nog altijd bewust voor een vaste baan met een vast inkomen kiezen, begrijp ik dus heel goed.”

Waarom kiest u dan zelf voor een onzeker bestaan als freelancer?

BOUSSET. “Na zestien jaar opbouwen, opbouwen, opbouwen bij Passa Porta had ik op een gegeven moment gerealiseerd wat ik wilde: een literatuurhuis als een internationale ontmoetingsplek, een auteursresidentie en een festival. Ik liep er bovendien een beetje op vast dat mijn hele leven daarnaartoe ging. Me daaruit losmaken om een stap in het onbekende te zetten, was niet gemakkelijk, maar ik wist dat het nodig was. Opnieuw bezig zijn met het artistieke werk geeft me nu veel meer voldoening dan leidinggeven. Bovendien was ik na die zestien jaar bij Passa Porta ook echt uitgeput.”

Vanwaar die uitputting?

BOUSSET. “Naast het realiseren van artistieke output heb ik vier jaar van mijn directeurschap besteed aan het fuseren van drie structuren: Het Beschrijf, Entrez Lire en Passa Porta. Die fusie heeft me geleerd dat het moeilijk is Nederlandstalige en Franstalige structuren te doen samenwerken. Ik zeg dat met spijt in het hart, want als idealistische Brusselaar vind ik het heel belangrijk dat gemeenschappen samenwerken. Maar het verschil tussen de bedrijfsculturen was groot. Dat de Vlaamse kant over meer financiële middelen beschikte dan de Franstalige, hielp ook al niet. Het leek alsof er voortdurend dreiging was, alsof we als Vlamingen de boel zouden overnemen. Terwijl je het samenbrengen van middelen én ideeën net als een sterkte moet zien.

“Voor je het weet, ben je als directeur dus vaak met oneigenlijke zaken bezig. Op zo’n moment moet je eigenlijk aan je bestuur vragen een externe adviseur in te schakelen, zodat je minder ver van jezelf komt te staan. Zelf ging ik me afvragen wanneer het een goed moment zou zijn om af te ronden. Toen de fusie rond was, heb ik na enige aarzeling de kans aangenomen om als deeltijdse adviseur letterenbeleid aan de slag te gaan op het kabinet van Sven Gatz.”

Toch hield u het na zes maanden al bekeken op het cultuurkabinet.

BOUSSET. “Bij mijn aanstelling reageerde de literatuursector opgelucht. Mensen dachten dat ik wel goed voor hun zaken zou zorgen, omdat ik uit het veld kwam. Maar aan die ervaring heb je niet zo veel als je terechtkomt in een regering die moet besparen. Ik vond het daarom bijzonder moeilijk aan de andere kant te zitten en projecten die me dierbaar waren te moeten afslanken. Ik heb bovendien onderschat wat het betekent in een centrumrechtse regering te functioneren, terwijl ik zelf veeleer een linkse signatuur heb. Daarnaast was het een aanpassing om uit een directeursfunctie te komen en plots in een heel hiërarchisch systeem te werken. Alles wat je als adviseur voorbereidt, moest eerst passeren langs de adjunct-kabinetschef en daarna langs de kabinetschef, voordat het bij de minister terechtkomt. Mijn vertrek aankondigen was dus confronterend, want ik was daarin gestapt met het idee dat ik er enkele jaren in zou meedraaien.”

Ondertussen heeft de opluchting in de cultuursector wel plaatsgemaakt voor weerstand.

BOUSSET. “Begrijpelijk ook.”

Is het niet vreemd dat te zeggen terwijl u de lijnen zelf voor een deel hebt uitgezet?

BOUSSET. “Nee, net omdat ik daar zelf mee gewrongen zat. Kijk, voor mij was het belangrijk dat het Fonds voor de Letteren een goede beheersovereenkomst kreeg. Een ander dossier dat ik opvolgde, was dat van de vaste boekenprijs, maar mijn hart lag niet bij zo’n economisch dossier. Hoewel ik wel voorstander van zo’n vaste boekenprijs ben, omdat je daarmee de onafhankelijke boekhandel kunt beschermen tegen grote ketens die gigantische kortingen geven. Volgens de tegenstanders zou de vaste boekenprijs daardoor een negatieve invloed hebben op de boekenverkoop, maar dat geloof ik niet. Al kan die de bestsellerscultuur misschien wel wat afremmen.”

Lopen lezers tegenwoordig toch niet achter hypes aan, los van de boekenprijs?

BOUSSET. “Daar kan ik moedeloos van worden. Hoe kan het dat het boek Wil van Jeroen Olyslaegers voor twee belangrijke commerciële prijzen is genomineerd en toch niet in de top tien aanwezig blijft? Veel auteurs voelen dat er een glazen plafond is dat nooit te doorbreken lijkt. Er wordt wel druk gespeculeerd over recepten waarmee het wel zou lukken, maar die zijn er gewoon niet. Sommige schrijvers geef ik wel tips over wat ze hun uitgevers kunnen vragen om hun boeken voldoende in de markt te plaatsen. Daar denken ze zelf weinig aan, of ze zijn er te verlegen voor. Sinds het succes van Stefan (Hertmans, de auteur met wie Bousset is getrouwd, nvdr) internationaal toeneemt, merken we bovendien dat er een hoop extra werk bij komt kijken, waar een schrijver niet op voorbereid is. Dat neem ik nu op mij.”

U stelt zich zelfs dienstbaar op ten opzichte van uw echtgenoot?

BOUSSET. (Lacht) “Zo zie ik dat niet. Het schrijverschap van Stefan heeft een directe invloed op ons samenleven. Ik neem eigenlijk de functie van een manager op. Ik heb trouwens overwogen een managementbureau op te zetten en ook voor andere auteurs te werken. Tijdens gesprekken met schrijvers merk ik geregeld dat iemand die zich wil toeleggen op de zakelijke kant snel veel klanten zou hebben. Alleen moet je er een aantal jaren in kunnen investeren voordat je ervan kunt leven. De realiteit van het curatorschap heeft me uiteindelijk ingehaald, dus ben ik alleen manager van Stefan. Manager en partner zijn, het kan best wel.”

Is die combinatie niet gevaarlijk?

BOUSSET. “Ze kan misschien ook gevaarlijk zijn, maar ze heeft in ons geval vooral als voordeel dat de manager ook mee op reis gaat (lacht). Binnenkort gaan we bijvoorbeeld samen naar het Festival Internacional de Poesía de Medellín, in Colombia. In Latijns-Amerika is poëzie niet zo marginaal als hier. Daar vullen ze hele voetbalstadions voor dichters. Het internationale poëziecircuit is heel dankbaar, omdat je niet per se al gedichten in boekvorm in een bepaalde taal moet hebben om een uitnodiging te krijgen voor een festival. Terwijl een romanschrijver meestal pas wordt uitgenodigd zodra zijn boek vertaald is. Veel auteurs vinden dat jammer, want ze redeneren dat hun werk geen buitenlandse uitgever vindt als ze het niet eerst ergens kunnen voorstellen. Zo werkt het meestal niet. Uitgevers komen niet luisteren naar onbekend talent. De verkoop van rechten gebeurt uiteindelijk toch op de Frankfurter Buchmesse, tussen rechtenmanagers. Daarom raad ik schrijvers aan goed na te gaan welke internationale inspanningen een uitgever doet wanneer ze een uitgeverij kiezen.”

Mogen beginnende schrijvers niet al blij zijn dat ze überhaupt een uitgeverij vinden?

BOUSSET. “Auteurs zijn daarom vaak ongelofelijk trouw. Ze vinden het belangrijk samen te werken met een redacteur die hen begrijpt, maar soms ziet een vertrouwde ploeg het potentieel niet meer. Je zou daar eens met Tom Lanoye over moeten spreken. Hij heeft ons allemaal geleerd ook mercantiel te denken in de boekensector. We kunnen ook niet anders, aangezien we leven in een klein taalgebied. Iedere goede Vlaamse auteur moet dus op het punt komen dat zijn werk in de ons omringende taalgebieden beschikbaar is. Bij de verkoop van een boek aan een buitenlandse uitgeverij gaat zo’n 60 procent van het bedrag naar de schrijver. Een uitgeverij die over een uitgebouwde rechtenafdeling beschikt en boekveilingen organiseert, is dus een enorm pluspunt.

“Het kan daarom heel verfrissend zijn van uitgeverij te wisselen. Ik heb altijd bewondering gehad voor mensen die een switch durven te maken in het leven. Voor mensen die iets durven af te ronden en een open toekomst in de ogen durven te kijken. Sinds ik het zelf heb gedaan, begrijp ik dat het een existentiële keuze is. En ik zie inmiddels veel anderen van mijn generatie dezelfde keuze maken.”

Bru?Taal loopt van 5 tot 13 mei 2017 in Brugge.

Sjoukje Smedts, fotografie jonas lampens

“Tom Lanoye heeft ons allemaal geleerd mercantiel te denken in de boekensector”

“Ik heb onderschat wat het betekent in een centrumrechtse regering te functioneren”

“Nederlandstalige en Franstalige structuren doen samenwerken, blijft moeilijk”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content