Loontrekkende is de dupe van de superbedrijven

© reuters
Jozef Vangelder
Jozef Vangelder redacteur bij Trends

Wat kracht is voor Superman, is technologie voor de superbedrijven. Ze veroveren almaar grotere stukken van de economie, surfend op de globalisering. Hun winsten zijn enorm, maar daar profiteren de werknemers niet van. Het arbeidsaandeel, het deel van de economische koek dat naar de loontrekkenden vloeit, daalt zowat overal. Ook in België.

Goed nieuws, zo leek het toch. De webwinkel Amazon verhoogt het minimumloon voor zijn Amerikaanse en Britse werknemers. Ik heb geluisterd naar de critici, verklaarde CEO Jeff Bezos. De Amerikaanse werknemers kunnen voortaan rekenen op minimaal 15 dollar per uur, de Britse op 9,5 pond, en de Londense zelfs op 10,5 pond. Gewezen Democratisch presidentskandidaat Bernie Sanders feliciteerde Bezos “for doing exactly the right thing”. Werd de baas van Amazon overmand door een vlaag van generositeit? Niet echt, berekenden analisten. De loonsverhoging zal amper 1 procent uitmaken van de verwachte 235 miljard dollar omzet dit jaar.

Hoe meer concurrentie, hoe meer machtsconcentratie: van een paradox gesproken.

Lonen zijn haast een bijzaak geworden voor de superbedrijven, en van dat soort bedrijven zijn er steeds meer, in alle sectoren. Dankzij hun technologie zijn ze hyperproductief, en palmen ze zo grote delen van de markt in. Wie innoveert, kan in deze tijden van globalisering en internet veel sneller groot worden dan vroeger. De sectoren met de hoogste machtsconcentratie zijn precies de sectoren met de snelste technologische vooruitgang, aldus MIT-econoom John Van Reenen.

De machtsconcentratie komt niet door een gebrek aan concurrentie. In de huidige wereld is het eerder omgekeerd, aldus Van Reenen in een paper die hij afgelopen zomer mocht voorstellen op de vergadering van de centrale bankiers in Jackson Hole. Bedrijven zijn nu eenmaal niet gelijk. Het ene is sneller, slimmer en dynamischer dan het andere. Als de concurrentie dan toeneemt – ook consumenten gebruiken het internet en vergelijken de prijzen – dan gaat het productiefste bedrijf met het grootste marktaandeel lopen. Hoe meer concurrentie, hoe meer machtsconcentratie: van een paradox gesproken.

De koek

De consumenten doen hun voordeel met hyperproductieve bedrijven, maar voor de werknemers is het pech. “Het deel van de omzet dat naar de werknemers vloeit, is erg klein in die bedrijven”, zegt Van Reenen, die vorige week even in Brussel was. “Het is niet zozeer dat zij hun mensen lage lonen uitbetalen. Een bedrijf als Google betaalt zijn medewerkers good amounts of money. Maar de superbedrijven maken enorme winsten, waardoor het loonaandeel in de omzet vanzelf kleiner wordt. Bovendien gaat een groot deel van de winst naar software en andere investeringen, zodat er minder overblijft voor lonen.”

Loontrekkende is de dupe van de superbedrijven

Niemand die dat beter voelt dat de gemiddelde Amerikaan. Met zijn loon koopt hij vandaag evenveel in de winkel als 35 jaar geleden. Tussen 1979 en 2014 is het gemiddelde reële loon niet gestegen in de VS. De gemiddelde werknemer werd wel productiever, maar de vrucht daarvan nam hij niet mee naar huis, zodat zijn aandeel in de economische koek almaar kleiner werd. Het arbeidsaandeel, het deel van de werknemers in de toegevoegde waarde, daalde van 65 procent in 1977 tot 59 procent in 2010.

De Amerikaanse werknemer staat niet alleen. In de hele wereld is het arbeidsaandeel gezakt, sinds de jaren 80 in de geavanceerde economieën, en sinds de jaren 90 ook in de opkomende economieën, aldus een IMF-rapport (zie grafiek De boetegang van de loontrekkende). Over alle landen heen ging het arbeidsaandeel zowat 5 procentpunten lager tussen 1980 en 2006, en bleef het hangen sedert de crisis van 2008-2009. Sommige landen ontsnapten aan de dans. In het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld is het arbeidsaandeel gestegen tussen 1991 en 2014. Maar dat weegt niet op tegen de globale trend. Van de grootste 50 economieën kenden 29 een dalend arbeidsaandeel tussen 1991 en 2014, en die 29 zijn goed voor twee derde van de wereldeconomie, aldus nog het IMF.

België

De vraag is of alleen de superbedrijven daarvoor verantwoordelijk zijn. De voorbije jaren hebben economen veel andere verklaringen aangedragen voor het dalende arbeidsaandeel, zoals de automatisering, de concurrentie van arbeid uit lagelonenlanden, of de gedaalde syndicalisatiegraad in heel wat geavanceerde economieën. Spelen al die factoren dan geen rol? “Dat zal je mij niet horen zeggen”, zegt Van Reenen. “Voor sommige sectoren zullen die factoren wel een rol spelen. Maar de dominantie van een klein aantal zeer grote bedrijven is belangrijker.”

Die conclusie leidt Van Reenen af uit internationale vergelijkingen. Marktconcentratie en dalende arbeidsaandelen zie je niet alleen in de VS. Ook in Europa bijvoorbeeld zijn die trends aan het werk, hoewel het oude continent sociaal en institutioneel anders in elkaar zit dan de VS. Denk maar aan de verschillen in vakbondsmacht, minimumloon, regulering en mededingingsbeleid. Er moet dus iets fundamenteels aan de gang zijn, schrijft Van Reenen.

Zelfs in België – toch een schoolvoorbeeld van de welvaartsstaat – moesten de werknemers terrein prijsgeven. Het arbeidsaandeel daalde van 65,6 procent in 1985 naar 60,4 procent in 2014. In dat dalingstempo loopt de Belgische werknemer elk jaar 139 euro mis, aldus Yannick Bormans, econoom bij Vives, een onderzoekscentrum van de KU Leuven. In tegenstelling tot zijn Amerikaanse collega, kocht de Belgische werknemer wel meer voor zijn geld. Het gemiddelde reële loon is tussen 1985 en 2014 met zo’n 25 procent gestegen. Maar de productiviteit steeg met 35 procent, zodat ook de Belgische werknemer zijn deel van de koek zag krimpen.

De remmende werking van de Belgische loonnorm zal daar zeker een rol in spelen, maar ook ons land blijft niet gespaard van superbedrijven, stelde Bormans vast. In de grootste drie sectoren – samen goed voor bijna twee derde Belgische toegevoegde waarde – neemt de concentratie toe. Voor industrie en distributie is dat vanaf de jaren 90, voor logistiek is dat vanaf 2007. “Vroeger kon een werknemer met de juiste vaardigheden zich aanbieden bij negen of tien bedrijven, nu zijn er dat nog een of twee”, zegt Bormans. “Het is logisch dat zoiets de machtsverhoudingen bij loononderhandelingen verandert.”

Polarisatie

Superbedrijven doen het arbeidsaandeel ook onrechtstreeks dalen, via uitbesteding. Schoonmaaksters, koks en ander dienstpersoneel pikten vroeger een graantje mee van de hogere lonen in grote bedrijven. Uitbesteding maakt daar een einde aan. In zijn jongste verslag spreekt de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid over een domino-effect. Leidende bedrijven blijven hun winsten met hun werknemers delen, maar de toeleveranciers zijn al minder genereus, zeker als ze minder gespecialiseerd zijn. Aan het einde van de keten zitten de schoonmaakbedrijven, de cateraars en andere bedrijven in markten met weinig toegangsbelemmeringen en veel concurrentie. De winsten zijn er nagenoeg nul, zodat er amper iets te delen valt met de werknemers.

Vroeger kon een werknemer met de juiste vaardigheden zich aanbieden bij negen of tien bedrijven, nu zijn er dat nog een of twee” Yannick Bormans, Vives

Uitbesteding, ook het uitbesteden van productie aan lagelonenlanden, en het automatiseren van routineuze jobs doen het arbeidsaandeel dalen, maar niet voor iedereen. In de hele wereld ging het arbeidsaandeel van de hooggeschoolden met 5 procentpunten vooruit tussen 1995 en 2009, volgens het IMF. Het zijn de midden- en laaggeschoolden die inboeten. Hun gezamenlijke arbeidsaandeel dook 7 procentpunt lager. Het gaat om wereldwijde trends, aldus het IMF, maar de polarisatie is een stuk erger in de geavanceerde economieën (zie grafiek Poetsvrouw en boekhouder de pineut, ingenieur de winnaar).

Loontrekkende is de dupe van de superbedrijven

Het verlies van de midden- en laaggeschoolden tegenover de hooggeschoolden doet de inkomensongelijkheid toenemen, maar er is meer. Als het arbeidsaandeel daalt, dan stijgt het deel van de koek dat naar de kapitaalbezitters vloeit. Kapitaalinkomen is veel ongelijker verdeeld dan arbeidsinkomen, zodat de polarisatie nog aanscherpt. Volgens een OESO-rapport uit 2015 incasseerden de 10 procent hoogste arbeidsinkomens 25 procent van de loonmassa in Europa, terwijl de 10 procent grootse kapitaalbezitters 60 procent van kapitaal in handen hadden. Tel je de inkomens uit arbeid en kapitaal samen, dan krijgen de 10 procent grootste verdieners 35 procent van het totale inkomen. In de VS, waar de ongelijkheid nog groter is, bedraagt dat laatste cijfer zelfs 50 procent.

Ideologische kwestie

Wat kan de overheid doen? “Mensen zijn blij als hun loon elk jaar stijgt”, zegt Bormans. “Waar het echt om gaat, is de verdeling van de koek. Het is als een partijtje touwtrekken tussen arbeid en kapitaal: wie gaat met welk deel van de toegevoegde waarde lopen? Al jaren krijgt arbeid minder, en kapitaal meer. Als dat nog enkele decennia blijft duren, kom je uit bij een grote inkomensongelijkheid. Dan zou ik me als beleidsmaker toch zorgen maken.”

Het arbeidsaandeel zegt echter niet alles over die inkomensongelijkheid, aldus Ive Marx, arbeidseconoom aan de Universiteit Antwerpen. “Achter een dalend arbeidsaandeel kan net zo goed een toename van het aantal zelfstandigen zitten, die zichzelf een laag arbeidsinkomen uitbetalen en de rest van hun opbrengsten naar hun vennootschap laten vloeien, wat het kapitaalaandeel doet stijgen. Voor mij niet gelaten. Wat telt, is de evolutie van de levensstandaard aan de onder- en de bovenkant van de samenleving. Dát moet de overheid in de gaten houden.”

Voor zover bekend, heeft het dalende arbeidsaandeel nog niet gezorgd voor een stijgende inkomens- of zelfs vermogensongelijkheid in België, aldus Marx. “De vakbondsman zal zeggen: ‘toch wordt het geld niet fair verdeeld. De bedrijfswinsten stijgen, maar door de loonnorm mogen wij ons graantje ervan niet meepikken.’ Hij heeft een punt. Maar de ondernemer zal zeggen: ‘dankzij de loonnorm kunnen wij onze winsten herinvesteren in innovatie en uitbreiding, zodat we competitief blijven en ook meer mensen kunnen aanwerven.’ Ook hij heeft een punt. Wie gelijk heeft, zullen we pas over langere termijn weten. Het laatste woord zal van de politiek moeten komen.”

Als concurrentie de machtsconcentratie stuwt, wat kan een concurrentiewaakhond dan nog doen? “De supersbedrijven zullen hun marktaandeel willen verdedigen, ook met ongeoorloofde praktijken”, zegt Alexis Walckiers, hoofdeconoom van de Belgische Mededingsautoriteit. “Wij blijven nodig.”

Loontrekkende is de dupe van de superbedrijven

JAN EECKHOUT
JAN EECKHOUT “De marktmacht van bedrijven reikt heel ver, maar is amper te vinden op de politieke agenda’s.”© EMY ELLEBOG

Machtige bedrijven, machtige winsten

Bedrijven met meer marktmacht vragen hogere prijzen en maken meer winst. Twee Vlaamse economen, Jan Eeckhout en Jan De Loecker, sloegen aan het rekenen, zich baserend op de gegevens van 67.491 grote, meestal beursgenoteerde bedrijven in 134 landen. Ze vergeleken de prijs met de productiekosten, en het resultaat is opzienbarend. In 1980 bedroeg de gemiddelde verkoopprijs van de bedrijven 1,1 keer de productiekosten. Tegen 2016 was de verhouding gestegen tot 1,6 keer. In 1980 zat de prijs dus 10 procent boven de productiekosten, in 2016 was dat 60 procent.


Per continent gaf de rekenoefening verhoudingen van zowat 1,4 tot 1,8. Opvallend zijn de verschillen tussen landen (zie tabel Waar zit de marktmacht?).


De marge tussen productiekosten en verkoopprijs moet wel de vaste kosten dekken, zoals investeringen in machines of software. “We merken dat bedrijven met hogere marges ook hogere vaste kosten hebben”, zegt Eeckhout. “Maar al jarenlang is die marge veel hoger dan nodig om de vaste kosten te dekken. Het gaat dus om pure winst.”


Die winst moet normaal concurrenten aantrekken, die een graantje willen meepikken. Maar dat gebeurt niet, de vrije markt werkt niet. De verklaring ligt bij de technologie. Die geeft bedrijven enorme schaalvoordelen, waardoor ze in geen tijd grote delen van de markt kunnen bezetten. “Je bent een klassieke surpermarkt, en plots is daar Amazon. Dan krijg je het moeilijk”, zegt Eeckhout.


Niet alleen de internetgiganten profiteren van de technologische schaalvoordelen. Het effect speelt evengoed voor traditionele bedrijven. “Dankzij ICT en big data kan ook de kledingketen Zara gebruikmaken van schaalvoordelen, en zo logistieke huzarenstukjes realiseren waar weinig concurrenten tegen kunnen optornen. Daarom zijn er grote verschillen in winstmarges tussen bedrijven. De meeste bedrijven maken nauwelijks of geen winst. Het hoge gemiddelde in veel landen is vaak te danken aan een paar kleppers met grote winsten.”


Daar zijn we allemaal de dupe van. De hoge prijzen maken het leven duurder, en ook als werknemer boeten we in. Want de winsten van de bedrijven komen niet in ons loonzakje, zodat het arbeidsaandeel in de totale opbrengsten daalt. De hoge prijzen zetten ook een kwalijke kettingreactie in gang, volgens Eeckhout. “De bedrijven verkopen minder, zodat ze minder produceren en investeren. Dat remt de groei af en vermindert de aanwervingen. Dat drukt op zijn beurt de lonen, zodat de arbeidsparticipatie daalt en de ongelijkheid stijgt. De marktmacht van bedrijven reikt dus heel ver, maar is amper te vinden op de politieke agenda’s.”

Het juiste cijfer

Het arbeidsaandeel meten is niet gemakkelijk. Rekenen we de aandelenopties van de CEO mee? En is het inkomen van zelfstandigen ook ‘arbeidsinkomen’, of niet? Het antwoord op die vragen kan de cijfers heel wat veranderen. De vraag of het arbeidsaandeel daalt of stijgt, is al even moeilijk. Veel hangt af van hoever je terugkijkt. De onderstaande grafiek is gebaseerd op gestandaardiseerde cijfers van de Europese Commissie (die verschillen van de data die Yannick Bormans gebruikt). Kijk je terug tot 1981, dan is er een daling tegenover vandaag. Kijk je tot 1974, dan is er geen verandering. Kijk je tot 1960, dan is er een stijging. Alles bijeen valt het dus nog mee voor de Belgische werknemer. Dat is anders voor zijn collega in de EU15, en zeker in de VS.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content