Belgische vennootschapsbelasting blijft hoog

CHARLES MICHEL De maatregelen van de regering-Michel moeten er vooral voor zorgen dat België niet wordt weggeconcurreerd. © BI

De Nationale Bank is gematigd positief over de hervorming van de vennootschapsbelasting: zonder de hervorming zou het verschil tussen de Belgische tarieven en die van andere landen te groot worden. Toch zit de Belgische belasting op bedrijfswinsten ook na de hervorming boven het gemiddelde van de Europese Unie.

Een te grote afwijking tussen het tarief in België en dat in de andere lidstaten zou de aantrekkelijkheid van België als vestigingsplaats van de activiteiten van multinationale ondernemingen ernstig in het gedrang kunnen brengen”, staat te lezen in de studie van de Nationale Bank. “Een verlaging van de nominale heffingstarieven in België is aangewezen, gelet op de internationale context. Die tarieven zijn in Europees perspectief hoog. Enkel Malta en Frankrijk hebben hogere tarieven.” De Nationale Bank wijst erop dat de tendens van dalende tarieven, die vooral merkbaar was in de periode voor de financiële crisis van 2008, nadien nagenoeg tot stilstand was gekomen. Die trend is nu opnieuw ingezet.

In vergelijking met andere EU-landen springt de hervorming van de vennootschapsbelasting in België niet uit de band.

België verlaagt het nominale tarief van 33 naar 29 procent in 2018 om dan verder te dalen naar 25 procent in 2020. Kmo’s kunnen vanaf volgend jaar al rekenen op een verlaagd tarief van 20 procent op de eerste 100.000 euro. Volgens de Nationale Bank zal België opnieuw aansluiting vinden bij het gemiddelde tarief in de Europese Unie: 21,9 procent. Dat is een tamelijk optimistische vaststelling. België zal zich dichter bij het gemiddelde tarief bevinden, maar zit er nog altijd een stuk boven.

Wie de recente maatregelen bekijkt die andere EU-landen in de vennootschapsbelasting hebben genomen, moet vaststellen dat België met zijn hervorming niet uit de band springt. In 2016 verlaagde Denemarken het nominale tarief naar 22 procent, Spanje naar 25 procent. In 2017 daalde het tarief in Italië tot 24 procent, in Luxemburg tot 27,1 procent en 26 procent in 2018, in Slowakije tot 21 procent, in Kroatië tot 18 procent en in Hongarije kwam er zelf een halvering, tot 10,8 procent.

Een aantal van die Centraal-Europese landen kun je niet vergelijken met België. Maar wat te denken van het Verenigd Koninkrijk, waar het tarief in 2007 30 procent bedroeg en ondertussen is gezakt naar 19 procent? Nederland voert een daling door van 25 naar 21 procent. In Frankrijk plant president Emmanuel Macron een daling richting 25 procent in 2022 (zie tabel Evolutie tarieven in de vennootschapsbelasting). En dan hebben we nog niet over de Verenigde Staten waar het tarief van de vennootschapsbelasting naar 20 procent gaat. Eigenlijk moeten de maatregelen van de regering-Michel er vooral voor zorgen dat België niet wordt weggeconcurreerd.

Belgische vennootschapsbelasting blijft hoog

Budgettaire impact

De Nationale Bank besteedt in haar studie ook aandacht aan de budgettaire impact van de hervorming van de vennootschapsbelasting. “Een moeilijke taak”, staat te lezen. De rekenaars van de Nationale Bank lopen dan ook op eieren: “Ramingen van de impact van fiscale maatregelen zijn onzeker. De mate van onzekerheid hangt af van het soort maatregel. Sommige hebben een effect op het gedrag van de bedrijven, maar dat blijft onduidelijk.”

De regering had afgesproken dat de hervorming van de vennootschapsbelasting budgettair neutraal moest zijn. Dat wil zeggen dat de verlaging van de tarieven gecompenseerd moest worden door het afbouwen of het bijsturen van fiscale aftrekken en gunstregimes. Zo wordt de notionele-intrestaftrek ingeperkt. Vanaf 2019 wordt voor die belastingaftrek enkel nog rekening gehouden met de aangroei van het eigen vermogen, en niet meer met het totale eigen vermogen. Daarnaast komt er een minimumbelasting. De filosofie erachter is een verbreding van de belastbare basis.

De impact van de tariefverlaging die op kruissnelheid 4,766 miljard euro kost, is volgens de Nationale Bank op plausibele hypotheses geraamd. De kosten van de invoering van de fiscale consolidatie (een vennootschapsgroep zal de winsten en de verliezen van zijn verschillende entiteiten kunnen verrekenen) zouden nog meevallen, stelt de Nationale Bank. Daar is sprake van 500 miljoen euro minder inkomsten. De verhoging van de DBI-aftrek (definitief belaste inkomsten, de belastingvrijstelling voor dividenden) van 95 naar 100 procent zou dan weer een grotere kostprijs hebben dan wat de regering verwacht. Voor de compenserende maatregelen is het beeld over het effect op het budget eveneens gemengd. In de opbrengst van de notionele-intrestaftrek (2,2 miljard euro) kan de Nationale Bank zich vinden. Wel staat in de studie dat de inperking van de notionele-intrestaftrek ervoor zou kunnen zorgen dat alle financieringsvennootschappen van multinationals uit België vertrekken in plaats van de door de regering vooropgestelde 90 procent. Kortom, de studie bevat een opsomming van plussen en minnen met als eindresultaat een budgettair neutrale hervorming.

Belangrijk is dat de Nationale Bank bij de raming van de budgettaire impact geen rekening hudt met terugverdieneffecten. Die zouden er nochtans moeten zijn aangezien een lagere bedrijfsbelasting aanzet tot investeren, tot werkgelegenheidscreatie en extra fiscale inkomsten. Alleen al een tijdelijke verhoging van de investeringsaftrek van 8 naar 20 procent moet daarvoor zorgen. Die maatregel is gericht op kmo’s en zelfstandigen en zal van kracht zijn voor de aanslagjaren 2019 en 2020.

‘Rem op de groei van kmo’s’

De vennootschapsbelasting is gunstiger voor kmo’s (vanaf 2018 een tarief van 20% op de eerste 100.000 euro) dan voor grote bedrijven (29% in 2018 en 25% in 2020). De redenering is dat kleine ondernemingen vaak hogere financieringskosten hebben dan multinationals die bovendien meer gebruik maken van fiscale optimalisatietechnieken. Toch waarschuwt de Nationale Bank in haar studie voor die voorkeursbehandeling van kmo’s. Verlaagde tarieven zouden ervoor zorgen dat kmo’s geen prikkel meer hebben om te groeien, omdat ze dan onder de hogere tarieven kunnen vallen. Ook zou de verschillende behandeling ertoe leiden dat bedrijven hun activiteiten kunstmatig opsplitsen in dochterondernemingen zodat ze van verlaagde tarieven kunnen genieten. “Dat leidt tot lagere organisatorische efficiëntie en verspilling van middelen”, waarschuwt de Nationale Bank.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content