Alain Mouton

Les economische geschiedenis voor Paul De Grauwe

Alain Mouton Redacteur bij Trends

In zijn analyse over het nut van economische staatshervormingen gaat econoom Paul De Grauwe voorbij aan een aantal cruciale historische economische inzichten.

De stelling van Paul De Grauwe (London School of Economics) is duidelijk: de opeenvolgende staatshervormingen hebben de voorbije jaren niet geleid tot een grotere Vlaamse economische dynamiek. Het groeiverschil tussen Vlaanderen en Wallonië toont al een tijd een dalende trend. De voorbije vijf jaar groeide de Waalse economie sterker dan de Vlaamse. De Grauwe veegt het argument weg dat dit komt omdat Vlaanderen conjunctuurgevoeliger is en daardoor zwaar lijdt onder een recessie dan Wallonië. Zelfs indien het conjunctuureffect wordt uitgevlakt, ziet de econoom een negatieve Vlaamse trend. De Grauwe heeft hier een punt. Hij geeft trouwens ook toe dat de verklaring van het minder goed presteren van Vlaanderen niet zomaar aan de staatshervormingen te wijten is. De open Vlaamse economie is gewoonweg meer gevoelig voor de schokken van de globalisering.

Toch blijft hij het economisch nut van staatshervormingen betwisten. Maar in zijn betoog gaat De Grauwe voorbij aan een aantal fundamentele historisch-economische inzichten.

Ten eerste blijft de kloof tussen Vlaanderen en Wallonië ondanks de Waalse inhaalbeweging gigantisch groot. Vlaanderen had anno 2013 een werkgelegenheidsgraad van 67,7 procent, Wallonië blijft hangen op 58,8 procent. Het Planbureau ziet die kloof de komende jaren niet verminderen. Wallonië lijkt daar voor een onoverkomelijke opdracht te staan. Volgens Didier Paquot, hoofdeconoom van UWE, moet Wallonië tussen nu en 2022 idealiter op jaarbasis 30.000 banen creëren om van een structurele inhaalbeweging te kunnen spreken. Nu blijft Wallonië hangen op 10.000 extra banen per jaar. Verder is de grote welvaartskloof nog altijd een feit: het primaire inkomen van de Vlaming bedraagt 29.400 euro. Brussel (21.200 euro) en Wallonië (20.160) lopen duidelijk achter. Van een echt keerpunt in de Waalse economie is dus geen sprake.

Ten tweede gaat De Grauwe in zijn kritiek op de pleidooien voor een economische staatshervorming voorbij aan het feit dat eerste zogenaamde ‘centennationalisme’ Waals was. In de jaren ’60 waren het de Waalse politici en de Waalse vakbonden (vooral het FGTB) die vragende partij waren voor een economisch federalisme. Niet alleen waren ze bevreesd voor een numerieke Vlaamse dominantie, ze wilden ook een eigen economisch beleid voeren om de neergang van de Waalse economie te stoppen. Ondanks de extra overgehevelde economische bevoegdheden zijn André Cools, Guy Spitaels en co. daar niet in geslaagd. Hun nefast beleid gericht op subsidies aan armlastige sectoren heeft de neergang van de oude Waalse industrie niet tegengehouden. Van Vlaanderen kan men inderdaad zeggen dat het een aantal bevoegdheden slecht invult. Denk maar aan het gebrekkige mobiliteitsbeleid. Maar de Waalse politici maakten er nog een grotere knoeiboel van.

Ten derde hebben verschillende staatshervormingen ervoor gezorgd dat er een einde kwam aan de nefaste wafelijzerpolitiek. Een autosnelweg in Vlaanderen moest gecompenseerd worden een gelijkaardig aantal kilometers beton in Wallonië. Steun aan Vlaamse groeibedrijven of buitenlandse investeerders in de jaren ’60 en ’70 moesten gecompenseerd worden door dezelfde steun aan Waalse bedrijven. Die laatste hadden toen vaak weinig toekomstperspectief. Die subsidies pasten eerder in een overlevings- dan in een groeistrategie. In mijn in november vorig jaar verschenen boek ‘ Vlerick Boys. Een Vlaamse meritocratie’ toon ik aan hoe André Vlerick, eind jaren ’60 staatssecretaris voor Vlaamse streekeconomie, zich vaak tevergeefs verzette tegen deze wafelijzerpolitiek die door PS-coryfeeën André Cools en Edmond Leburton werd opgelegd. Tal van Waalse bedrijven kregen federaal manna maar gingen nog geen tien jaar later toch overkop. Vlerick was daar woest over.

Tenslotte gaat De Grauwe er in zijn analyse van het economisch federalisme voorbij aan de finaliteit van tal van staatshervormingen: ze waren eigenlijk een economische bail-out voor een armlastige deelstaat door Vlaanderen. De staatshervorming van 2001 was een financiële redding van de Franse Gemeenschap, die van 2013 is er één van het Brussels Gewest. Het is geen plat populisme te stellen dat deze Vlaamse-Franstalige geldstromen schadelijk zijn geweest voor de Vlaamse economische dynamiek.

Alain Mouton

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content