De Spaanse langetermijnrente schiet verder de hoogte in.
De uitdijende financiële ellende in Spanje zet de euro zwaar onder druk. De Europese eenheidsmunt ging bij de start van de week onder de grens van 1,21 dollar, het laagste peil in twee jaar.
In een jaar tijd heeft de Europese munt al meer dan twintig cent verloren ten opzichte van de dollar. Ten opzichte van de Japanse yen staat de euro op het laagste niveau sinds 11 jaar (94,37 yen).
Spaanse malaise
De Spaanse tienjaarrente wipte 20 basispunten hoger tot het alarmerende niveau van7,45 procent.
Het vertrouwen van beleggers in Spanje, en in de eurozone, kreeg opnieuw een deuk nu twee regio’s, eerst Valencia en daarna Murci, aanklopten voor overheidssteun. Volgens de Spaanse krant El Pais hebben in totaal zes regio’s steun nodig, waaronder ook Catalonië, Andalusië en de Balearen. De lokale regeringen zouden moeite hebben om zich te financieren en zouden dus bij de federale overheid aankloppen. Die heeft onlangs een speciaal noodfonds opgericht voor de regio’s, dat beschikt over 18 miljard euro.
Ook de Italiaanse langetermijnrente schoot vanochtend de hoogte in, en steeg eveneens met 20 basispunten, tot 6,334 procent.
Enig lichtpuntje aan dit verhaal: de lagere euro ten opzichte van de dollar en de yen stimuleert de export van de eurozone.
Beurzen onderuit
De aandelenbeurzen hadden maandag eveneens zwaar te lijden onder het Spaanse onweer. De Bel20 op Euronext Brussel kelderde met 2,80 procent tot 2.186,76 punten. Bank-verzekeraar KBC kreeg een dreun van 7,24 procent tot 14,79 euro. De beurs van Milaan moest maandag 2,76 procent prijsgeven, Madrid verloor 1,10 procent. (Belga/BBC/KVDA)
