Plan uw successie light

Wie zijn partner na zijn overlijden niet in een moeilijke financiële situatie wil achterlaten, kiest het best voor een successieplanning light. Vier tips.

Heel wat mensen tussen 45 en 60 jaar beseffen dat ze hun partner in een moeilijke financiële situatie achterlaten als ze zouden overlijden. Ze willen dat de langstlevende partner zo weinig mogelijk successierechten betaalt en dat hij de volledige controle behoudt over de gezinswoning en goederen zoals de beleggingsportefeuille of het familiebedrijf. Een successieplanning light biedt daarvoor een uitstekende oplossing.

We bespreken vier populaire technieken van zo’n successieplanning light. Uiteraard bestaan er nog meer. Bovendien combineert de beste successieplanning meerdere technieken. De hulp van een vermogensplanner of een fiscaal expert is in de meeste gevallen wel een aanrader.

Techniek 1: een testament voor de gezinswoning

De gezinswoning vormt vaak het belangrijkste en meest waardevolle deel van een nalatenschap. Als een van de partners van een getrouwd of wettelijk samenwonend koppel overlijdt, krijgt de langstlevende partner het vruchtgebruik van de gezinswoning, de kinderen de blote eigendom. Vaak wil hij het huis verkopen, om kleiner te gaan wonen. Ook dat kan tot problemen leiden, want de kinderen moeten akkoord gaan met die verkoop. Bovendien krijgen ze een deel van de verkoopprijs.

Een eenvoudige vorm van een successieplanning light kan erin bestaan dat de partners een testament opmaken, waarin ze bepalen dat de gezinswoning integraal toevalt aan de langstlevende partner. Hij krijgt dan na het overlijden van de ander de volledige controle over de gezinswoning. Hij verkoopt ze wanneer hij wil, aan wie hij wil en tegen de prijs die hij bepaalt. De kinderen hoeven dus geen toestemming te geven en de volledige verkoopprijs gaat naar de langstlevende. Deze techniek is vooral aan te raden voor feitelijk en wettelijk samenwonende stellen. Als er geen testament is, erven partners die feitelijk samenwonen niet van elkaar. Bij wettelijk samenwonende koppels is het erfrecht zonder testament beperkt tot het vruchtgebruik van de gezinswoning en van de huisraad.

De erfregels verschillen van gewest tot gewest. Wie de gezinswoning via een testament integraal legateert aan de langstlevende partner, kan in Vlaanderen een belangrijke belastingbesparing realiseren. In dat gewest is de gezinswoning voor de langstlevende partner wel vrijgesteld van successierechten, maar niet voor de kinderen. Stel dat die partner 80 is. Zijn deel van het vruchtgebruik is dan 8 procent waard, de blote eigendom van de kinderen 92 procent. De 8 procent wordt niet belast, de 92 procent wel. Hoe ouder de langstlevende is, hoe meer successierechten de kinderen besparen als er een testament is.

In de andere gewesten speelt dat niet, omdat de kinderen daar aanspraak kunnen maken op een verminderd tarief bij de vererving van de gezinswoning. In Wallonië en Brussel levert een testament geen fiscale besparing op. Toch is het ook daar nuttig, omdat het de langstlevende partner in een comfortabelere positie plaatst. Als hij 100 procent van de gezinswoning krijgt, staat hij een stuk sterker wanneer hij de woning wil verkopen om zich een appartement aan te schaffen of naar een serviceflat te verhuizen.

Als de verstandhouding met de kinderen goed is, wordt vaak een testament opgemaakt, dat bepaalt dat de langstlevende partner bijvoorbeeld 99,5 procent van de gezinswoning in volle eigendom krijgt en de twee dochters elk 0,25 procent (zie kader Voorbeeld van een testament). Die techniek kan in de drie gewesten worden gebruikt. Als een van de dochters later de gezinswoning koopt, betaalt ze in Vlaanderen 2,5 procent registratierechten op de waarde van de woning, omdat ze al voor een stuk mede-eigenaar van de woning is. In Wallonië en Brussel bedraagt dat tarief 1 procent. Normaal gesproken zijn in Vlaanderen 10 procent registratierechten verschuldigd, en in Brussel en Wallonië 12,5 procent.

Techniek 2: de wederzijdse schenking van spaargeld of beleggingen
Het wederzijds schenken tussen getrouwde of samenwonende partners is een interessante techniek om een successieplanning light te optimaliseren. Er is wel een belangrijke voorwaarde: beiden moeten over een eigen vermogen beschikken, want ze kunnen geen gemeenschappelijke goederen aan elkaar doorgeven. Er is dus geen probleem als een echtpaar getrouwd is met een scheiding van goederen. Vallen de huwelijkspartners onder het wettelijk stelsel, dan is een schenking enkel mogelijk als ze ook eigen goederen bezitten, bijvoorbeeld van voor hun huwelijk of een schenking of erfenis die ze hebben gekregen tijdens hun huwelijk.

Bij een wederzijdse schenking tussen huwelijkspartners hoort een conventioneel beding van terugkeer. Een voorbeeld: een man schenkt zijn spaargeld van 150.000 euro uit een erfenis aan zijn echtgenote met zo’n beding. Als zijn vrouw voor hem overlijdt, keert het spaargeld belastingvrij terug naar de man. De vrouw schenkt haar beleggingsportefeuille van 150.000 euro op dezelfde manier aan haar man. Mocht haar man overlijden, dan behoudt ze het spaargeld dat ze van haar man heeft gekregen. De portefeuille die ze wegschonk, keert belastingvrij terug naar haar op grond van het conventionele beding van terugkeer.

Sinds de strengere antimisbruikbepaling van de fiscus van kracht is, is het niet meer toegestaan dat partners gemeenschappelijke goederen eigen maken door hun huwelijkscontract te wijzigen, om ze dan aan elkaar te schenken. Die techniek staat uitdrukkelijk op de zwarte lijst van de fiscus, hoewel dat misschien niet terecht is. Vaak liggen ook niet-fiscale motieven — zoals een controle inbouwen, om later problemen met de stiefkinderen te vermijden — aan de basis van die techniek. Het standpunt van de fiscus over de wederzijdse schenking lijkt koppels die getrouwd zijn onder een gemeenschapsstelsel te discrimineren. Zij kunnen tijdens hun leven niets schenken, terwijl wie met een scheiding van goederen is getrouwd, dat wel kan.

Belangrijk om te weten is dat schenkingen tussen echtgenoten altijd herroepbaar zijn. Daarom is die techniek heel geschikt als voorlopige planning. Als het huwelijk eindigt, kunnen ze ieder hun schenking herroepen en wordt de successieplanning light eenvoudig opgedoekt. Ook feitelijk en wettelijk samenwonende partners kunnen aan elkaar schenken. Dat kan fiscaal interessant zijn, maar schenkingen tussen samenwonenden zijn niet herroepbaar.

Techniek 3: een goed keuzebeding

Door een zogenoemd keuzebeding op te nemen in het huwelijkscontract kan de ene partner kiezen wat hij uit de huwelijksgemeenschap wil nemen als de andere partner overlijdt. De huwelijkspartners moeten een beroep doen op een notaris om hun huwelijkscontract aan te passen; de kostprijs daarvan bedraagt ongeveer 500 euro. Om een keuzebeding te kunnen afsluiten, moet er een huwelijksgemeenschap zijn. Partners die getrouwd zijn met een scheiding van goederen, moeten eerst een gemeenschap creëren. Ze kunnen de scheiding van goederen behouden en daaraan een zogenoemde beperkte gemeenschap toevoegen, waarin ze bijvoorbeeld de gezinswoning of een deel van hun familiebedrijf inbrengen. Ze hoeven daar geen inventaris voor op te maken. De kosten blijven beperkt tot ongeveer 1000 euro.

Een keuzebeding geeft de langstlevende echtgenoot het comfort om, afhankelijk van de omstandigheden, een keuze te maken die het best aansluit bij zijn behoefte op het moment dat hij zijn partner verliest. Zo kan de langstlevende er bijvoorbeeld voor opteren de gezinswoning in volle eigendom te verwerven. In Vlaanderen is dat belastingvrij en hij kan de woning verkopen zonder toestemming van de kinderen. Of hij kan kiezen voor het vruchtgebruik van het appartement aan zee, om het te verhuren, of opteren voor de volle eigendom van de spaarrekening, om de successierechten te kunnen betalen.

Elke keuze heeft, naast de praktische voordelen, ook een fiscale consequentie. Een keuzebeding is een must voor echtparen die niet bewust hebben gekozen voor een scheiding van goederen.

Techniek 4: uw familiebedrijf laten checken

Er bestaan verlaagde tarieven voor de vererving van familiebedrijven. Die bedragen 3 of 7 procent in Vlaanderen, 3 procent in Brussel en 0 procent in Wallonië. De voorwaarden verschillen wel tussen de verschillende gewesten. Een fiscalist of een vermogensplanner kan nagaan of het bedrijf aan de voorwaarden voldoet om door de kinderen en de partner voordelig te worden geërfd. Mocht dat nodig zijn, dan kan er nog wat worden bijgestuurd. Niet de zetel van de onderneming, maar de woonplaats van de overledene bepaalt welke gewestelijke regels van toepassing zijn.

Johan Adriaens

Partner Content