Het zilveren randje aan de ramp in Japan

© Belga

Hoewel de menselijke en materiële schade hoog oploopt, vernietigt de aardbeving het schuchtere herstel van de Japanse economie niet. Er zit een zilveren randje aan deze donkere bladzijde in de Japanse geschiedenis.

“Een stevige aardbeving, heeft de Japanse economie nodig”, zou een Japanse hoge ambtenaar van het ministerie van Financiën enkele jaren geleden gezegd hebben tegen een buitenlandse gast. Die uitspraak klinkt vandaag bijzonder cynisch, maar de ambtenaar wilde op provocatieve wijze duidelijk maken dat Japan al jaren niet meer wist van welk hout pijlen te maken om de economische motor weer op toerental te krijgen.

Sinds de implosie van de vastgoed- en schuldenzeepbel eind de jaren tachtig is een vergrootglas nodig om groei in Japan te vinden. In de jaren negentig groeide de Japanse economie gemiddeld met 1,2 procent per jaar en in de periode 2001-2010 met 0,8 procent. Alleen de overheidsschuld ging gezwind hoger, tot ongeveer 200 procent van het bbp. Dat is een ongezien hoog peil voor een industriële natie.

Getroffen regio is industriële sterkhouder

Kan een ramp van onbekende omvang de economie een boost geven? De menselijke en materiële schade zijn niet te overzien en de vernietiging van heel wat productiecapaciteit — de getroffen regio is gespecialiseerd in automobiel, machinebouw elektronica en ICT — haalt het Japanse bbp op korte termijn onderuit. Een nieuwe recessie is niet uitgesloten, zeker als de toestand met de kerncentrales uit de hand loopt.

Ook de verzekeraars delen in de klappen, al is een financiële meltdown hier weinig waarschijnlijk (zie kader Verzekeraars trachten schade te overzien). Tegelijk veroorzaakt de wederopbouw nieuwe economische activiteit en dus groei-impuls, al was het waar omdat de schade aan bestaand kapitaal niet in de bbp-cijfers verschijnt en de uitgaven voor heropbouw dat wel doen.

“Tja, de wederopbouw kan een impuls geven aan de economie. Maar dat is een tijdelijk effect. De structurele problemen van Japan, de vergrijzing en lage productiviteitsgroei, worden er natuurlijk niet mee aangepakt”, zegt Peter Vanden Houte, hoofdeconoom van ING België.

Schuld minder erg dan ze lijkt

Maar kan Japan de wederopbouw nog betalen met een overheidsschuld van 200 procent van het bbp? De vergrijzende bevolking dwingt de Japanse regering tot een sanering van de overheidsfinanciën en dus komt de ramp wel heel ongelegen vanuit begrotingsstandpunt.

Toch is de Japanse schuldpositie beter dan ze op het eerste gezicht lijkt. Heel wat overheidsobligaties zijn in handen van andere Japanse overheidsinstellingen, waardoor de Japanse schuld netto eigenlijk ‘maar’ 100 procent van het bbp bedraagt. Bovendien is die schuld grotendeels binnenlands gefinancierd met grote spaaroverschotten van vooral de bedrijven. En dankzij jarenlange handelsoverschotten is Japan ook een netto schuldeiser van de rest van de wereld, ter waarde van ongeveer de helft van het Japanse bbp.

Japan kan dus heel wat van dat kapitaal repatriëren om de heropbouw te financieren. Dat kan de yen duurder maken, wat de Japanse export kan bemoeilijken, maar niemand maakt vandaag bezwaar als Japan ingrijpt op de wisselmarkt.

“De Japanse overheidsschuld is vooral een binnenlands probleem. De dag dat die schuld niet meer kan afgelost worden, leidt dat tot een herverdeling van welvaart in Japan, ten koste van de spaarders en ten voordele van de overheid. De Japanse samenleving anticipeert daarop, getuige de stijgende pensioenleeftijd”, zegt Vanden Houte.

Bedrijven komen er bovenop

Hoopgevend is dat de Japanse economie de voorbije jaren een nieuwe, bescheiden, dynamiek vond. Die opleving werd nog bruusk onderbroken door de recente wereldwijde recessie, maar daarvoor en daarna knoopte Japan weer aan met een groei tot 2 procent. Dat komt omdat de Japanse bedrijven eindelijk hun balans op orde hebben, twintig lange jaren na de explosie van de bedrijfsschulden in de jaren tachtig.

Tussen 1990 en 2005 lag de focus van de Japanse bedrijven op schuldafbouw en niet op groei en investeringen (zie grafiek), waardoor Japan in alle mogelijke ranglijsten achteruit boerde. De Japanse overheid gaf dan maar uit wat de bedrijven niet meer spendeerden en behoedde de Japanse economie voor veel erger, met de hoge overheidsschuld als keerzijde van de medaille.

Een portie inflatie had dat proces van schuldafbouw kunnen versnellen en had de economische schade kunnen beperken, maar het Japans economisch beleid van de voorbije twintig jaar kan kort samengevat worden als “te weinig en te laat”. Gevestigde belangen hadden geen zin om schoon schip te maken, waardoor de Japanse crisis bleef aanslepen.

Pas de jongste jaren is er beterschap en durven de bedrijven netto weer schulden te maken, al werd die heropleving onderbroken door de internationale recessie. De centrale bank van Japan kan de economie definitief uit de deflatoire houdgreep verlossen als ze de heropbouw geheel of gedeeltelijk financiert met vers gedrukte yens. Maar dan moet een groeiende groep vermogende burgers bereid zijn om via een portie inflatie mee te betalen aan de heropbouw van de getroffen regio en de afbouw van de staatsschuld.

Misschien dat de ramp die goodwill kan losweken bij de bevolking en misschien kunnen op dat elan ook eindelijk de hervormingen gebeuren die Japan weer op een duurzaam groeispoor zetten. Niet natuurrampen, maar de Japanners zelf hebben op termijn het lot van hun economie in handen.

Daan Killemaes

Een videokaart met de getroffen industriële centra vindt u hier

Verzekeraars trachten schade te overzien in Japan

Aardbevingen in Japan zijn doorgaans niet de meest kostelijke voor de internationale verzekerings- en herverzekeringssector. De aardbeving in Kobe in 1995 eiste meer dan 6000 mensenlevens en ging gepaard met meer dan 100 miljard dollar schade, maar kostte de verzekeringsindustrie slechts 3,5 miljard dollar.

Slechts 10 tot 15 procent van de Japanners is verzekerd tegen schade door een aardbeving. De premies zijn hoog en de dekkingsgraad laag. Bovendien is er sinds 1966 een wet die het risico bij aardbevingen verdeelt over de private en de publieke sector. Daardoor bedraagt de aansprakelijkheid van de Japanse schadeverzekeraars op de particuliere markt (bijna uitsluitend lokale spelers) maximaal 13,5 miljard dollar, en garandeert de overheid de herverzekering via Japan Earthquake Reinsurance.

Begin deze week schatte het gespecialiseerde bureau AIR de verzekerde schade door de aardbeving op 15 tot 34 miljard dollar. De schade als gevolg van de tsunami was nog niet berekend. En daar zou wel eens het verschil met eerdere aardbevingen kunnen zitten. In de modellen van herverzekeraars wordt doorgaans geen rekening gehouden met overstromingen.

De zwaarste lasten op de bedrijfsmarkt (industriële en commerciële gebouwen) zullen vooral de grote internationale herverzekeraars als Munich Re en Swiss Re treffen. Zij kenden in 2010 een jaar zonder al te grote natuurrampen maar worden in de eerste maanden van 2011 niet gespaard.

Terwijl in Europa de contracten tussen verzekeraars en herverzekeraars hernieuwd worden op 1 januari, gebeurt dat in het Verre Oosten doorgaans op 1 april. “De herverzekeraars hebben na de twee recente aardbevingen geen kapitaal op overschot meer”, zegt Wauthier Robyns van de beroepsfederatie Assuralia. “Een verhoging van de herverzekeringspremies lijkt eraan te komen.”

P.C.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content