Goedkope olie is geen bonus meer

Daan Killemaes
Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

Waar is de bonus van de fel gedaalde olieprijzen? Waarom blijft de wereldeconomie sputteren, ondanks de crash van het zwarte goud? Volgens de economische theorie is een forse daling van de olieprijs nochtans een zegen voor de mondiale groei. Maar terwijl de olieprijs vorig jaar daalde met 50 procent, zijn de groeiverwachtingen voor 2016 alleen maar neerwaarts bijgesteld. Die uitzonderlijke combinatie van goedkope olie en een verzwakkende economie deed zich nog maar één keer voor: tijdens de Grote Depressie van de jaren dertig. Dat zegt veel over wat er aan de hand is.

Niet alleen de olieprijs beslist over het lot van de wereldeconomie. De vergrijzing, de magere productiviteitswinsten, de overmatige schuldenlast, de hoofdbrekens over China en andere groeilanden, de geopolitieke spanningen, de ontrafelende Europese Unie, het tekort aan overheidsinvesteringen en structurele hervormingen, de negatieve rentes: het zorgenlijstje is te lang opdat consumenten en bedrijven frank en vrij zouden spenderen. Volgens het Internationaal Monetair Fonds (IMF) groeit de wereldeconomie te traag om stabiel te blijven. De goedkope olie heeft mogelijk erger voorkomen, maar ze is ook een bron van extra onrust en instabiliteit geworden.

Op papier is de bonus nochtans indrukwekkend. Zo schat het IMF dat België zijn koopkracht in 2015 met ruim 1 procent van het bruto binnenlands product zag stijgen door de halvering van de olieprijs. Dat is een cadeau van ongeveer 5 miljard euro. Dankzij de gedaalde energiefactuur en de eerste effecten van de stijgende concurrentiekracht leeft dit land opnieuw overeenkomstig zijn stand, want het milde tekort op de handelsbalans is verdwenen. Het tekort van de Belgische overheid, die boven zijn stand leeft, wordt gefinancierd door de Belgische privésector, die beneden zijn stand leeft. Afhankelijk van hun nettoverbruik, hebben de meeste olie-invoerende landen een soortgelijke bonus. Dat geeft de westerse economie een dubbel zetje. De gedaalde productiekosten zorgen voor een positieve aanbodschok: voor dezelfde kostprijs kan meer worden geproduceerd. En als die bonus wordt gespendeerd, stuwen die extra bestedingen de economie vooruit.

‘Als’ is hier het cruciale woord. Westerse consumenten en bedrijven hebben de jongste jaren de neiging extraatjes op te sparen, om hun schulden af te bouwen, extra geld opzij te zetten voor de oude dag, of gewoon extra reserves aan te leggen uit schrik voor het zorgenlijstje van hierboven. Er is te weinig vertrouwen in de toekomst om de centen te laten rollen, en daar kunnen de oliesjeiks niet veel aan veranderen. Om dezelfde redenen zal helikoptergeld niet veel effect hebben. De mensen zullen het geld oprapen om het op hun rekening te zetten. Bij uitbreiding is het hele expansieve beleid van de centrale banken daarom vrij machteloos. Het bewijst nuttige diensten om de boel overeind te houden, maar het is weinig efficiënt om voor een echt herstel te zorgen.

Intussen krijgen de olie-uitvoerende landen de lagere olieprijs vol op de kin. Zij verliezen de koopkracht die wij winnen. Dat de daling van de olieprijs toch goed zou zijn voor de wereldeconomie, berust op de veronderstelling dat wij de bonus van de lagere prijzen uitgeven, terwijl de exporteurs de bonus van de hogere prijzen toch maar oppotten, en bij lagere prijzen hun uitgavenpatroon niet aanpassen. Dat is niet langer zo. De klap kwam zo hard aan dat heel wat exporteurs het mes moeten zetten in hun overheidsuitgaven. In de uitvoerende landen daalde de binnenlandse vraag al met 15 procent. De energiebedrijven, ook die in het Westen, hebben hun investeringsbudgetten bevroren of kampen met financiële problemen. De financiële markten interpreteerden de crash van de olieprijs daarom als zeer negatief.

Een beter evenwicht lijkt in de maak. Op de OPEC-vergadering van afgelopen weekend werden zoals verwacht geen potten gebroken, vooral omdat de aartsrivalen Saudi-Arabië en Iran elkaar weinig toegeven. Toch verwacht het Internationaal Energie Agentschap dat het overaanbod, dat de olieprijs onderuithaalde, dit jaar geleidelijk wegebt. De lage olieprijs eist vooral een tol op de Amerikaanse schalieolieproductie, terwijl de mondiale vraag verder aantrekt. Bovendien spreekt Iran wel over productieverhogingen, maar dat zal in de praktijk tijd vergen. Met een beetje geluk vindt de markt een evenwicht met prijzen rond 40 à 50 dollar per vat. De bonus van vrij goedkope olie kan dan eindelijk bovendrijven, op voorwaarde dat het Westen wat vertrouwen kweekt. Dat zou trouwens een veel grotere bonus zijn dan de lage olieprijs zelf.

DAAN KILLEMAES

De uitzonderlijke combinatie van goedkope olie en een verzwakkende economie deed zich nog maar één keer voor: tijdens de Grote Depressie van de jaren dertig.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content