‘De obsessie voor porselein heeft een enorme menselijke tol geëist’

© .

De Britse keramist Edmund de Waal ondernam een pelgrimstocht naar de oorsprong van porselein. Zijn reis voerde hem van de Chinese porseleinstad Jingdezhen naar het concentratiekamp van Dachau.

“Porselein is een reis waard”, zegt de Britse keramist Edmund de Waal (51). “Het is fragiel en tegelijk heel sterk. Het is licht. Het klinkt helder als je erop tikt. Je ziet licht erdoorheen schijnen. Het is mysterieus, want het komt van de andere kant van de wereld. En het is ongelooflijk wit. Wie zou er niet door geobsedeerd raken?”

Zijn eerste witte pot maakte De Waal op zijn vijfde. Op zijn zeventiende ontdekte hij porselein. Zijn minimalistische installaties met witte porseleinen voorwerpen zijn wereldvermaard. De Waal maakt niet alleen keramiek, hij schrijft ook. In De haas met amberkleurige ogen vertelde hij de familiegeschiedenis van zijn Joodse grootmoeder aan de hand van 264 netsukes _ een collectie Japanse gordelknoopjes die al vijf generaties familiebezit is. Het boek was een internationale bestseller en werd overladen met prijzen. In De witte weg gaat hij op zoek naar de oorsprong van porselein. Ook dat nieuwe boek is autobiografisch, benadrukt De Waal.

“Ik ben opgegroeid met porselein, ik werk er al heel mijn professionele leven mee. Al tientallen jaren ken ik de plaatsen in China, Duitsland en Engeland waar het is uitgevonden. Ik had die plekken nooit bezocht, ik kende ze alleen door potten, boeken en verhalen. Toen ik bijna vijftig werd, moest ik ernaartoe. Porseleinklei kun je gewoon kopen, je kunt het materiaal gebruiken zonder je af te vragen waar het vandaan komt. Maar ik geloofde dat ik iets essentieels miste. Als ik die pelgrimstocht niet maakte, zou ik het nooit echt doorgronden. Misschien was het een midlifecrisis. Een ander laat dan misschien zijn gezin in de steek, ik wilde begrijpen wat ik al mijn hele leven aan het doen ben.”

“Mijn reis was leergeld betalen aan al wie me is voorafgegaan. Traditie is voor mij heel dynamisch. Als ik in mijn atelier in Londen aan mijn draaischijf zit te werken, ben ik tegelijk elders. Ik werk in het nu, en tegelijk ben ik in het verleden. Een porseleinen kom die eeuwenoud is, is voor mij heel levend en actueel.”

Uw belangrijkste bestemming was Jingdezhen, de porseleinstad in Zuid-China waar het allemaal begon. Porselein is het summum van Chinese kunst, maar de fabrikanten maakten er hele reeksen van duizenden identieke voorwerpen tegelijk. Het productieproces kun je industrieel noemen.

de Waal: “Porselein is China. In Jingdezhen wordt porselein al duizend jaar gemaakt. Ik ging ernaartoe met fotokopieën van brieven van Père d’Entrecolles, een Franse jezuïet die driehonderd jaar geleden de industrie in Jingdezhen heeft geobserveerd. Ik trof er nog precies dezelfde stad aan, met hetzelfde vakmanschap en met dezelfde problemen.

“Een stuk porselein ging er door zeventig handen, schreef Père d’Entrecolles. De taken werden opgedeeld in kleine vaardigheden. Een man zat aan de draaischijf, een ander werkte de potten af. Iemand was gespecialiseerd in het schilderen van baarden, een ander deed de bergen. Al honderden jaren begrijpen de Chinezen de voordelen van standaardisatie, weten ze hoe ze fabricageprocessen moeten plannen, hoe markten werken, hoe ze producten moeten exporteren, hoe ze begeerte kunnen aanwakkeren. In Jingdezhen bestonden de industrialisatie en de globalisering al in de dertiende eeuw.”

Père d’Entrecolles beschrijft ook de penibele leefomstandigheden van de porseleinwerkers. Ook die zijn niet veranderd.

de Waal: “Het is geen sentimenteel verhaal. Elke keer dat je porselein maakt, maak je stof. Het dringt diep door in je longen. Het veroorzaakt silicose, de pottenbakkersziekte. Kobalt, het pigment voor de blauwe decoratie, is giftig. Een man die al zijn hele leven in het stof werkte, vertelde me dat zijn vader en zijn grootvader hetzelfde werk deden, maar dat hij niet wil dat zijn zoon zijn voorbeeld volgt. Er is kinderarbeid. Generaties van kunsthistorici, museumdirecteurs, kenners en verzamelaars hebben geschreven over Chinees porselein. Maar niemand had aandacht voor de mensen die het maken en de omstandigheden waarin ze werken. Mijn boek is een van de eerste pogingen om het over hen te hebben.

“In Jingdezhen heeft niemand aandacht voor de esthetiek. De mensen verdienen hun brood met porselein, ze maken het omdat ze geen andere keuze hebben. Ik heb er maar één man ontmoet die echt gepassioneerd is door het materiaal. Hij wordt niet gedreven door de drang om meer winst te maken of sneller te produceren, hij maakt blauw-wit porselein omdat hij het wil maken.”

De porseleinfabrikanten in Jingdezhen maken vandaag hoofdzakelijk replica’s van historische stukken. Je kunt er twaalfde-eeuws porselein kopen dat een week oud is.

de Waal: “Dat is heel merkwaardig. Kopiëren is in China een uiting van respect, het is ook een manier om het vak te leren. Alles wordt er gekopieerd. Hun replica’s zijn ongelooflijk gedetailleerd. Zelfs het vuil in de naden maken ze na. Het is ook een vorm van vakmanschap.”

Zevenhonderd jaar geleden bracht Marco Polo het eerste porseleinen kannetje uit China mee naar Venetië. Het was het begin van de passie voor porselein in het Westen. Maar vierhonderd jaar lang wist niemand in Europa hoe porselein wordt gemaakt. Hoe kwam het dat het zo lang heeft geduurd?

de Waal: “Porselein bestaat uit twee mineralen die je in de juiste verhouding moet mengen, en werken met het materiaal is heel ingewikkeld. Chinees porselein was omgeven door mysterie. Dat wakkerde het verlangen nog aan om het geheim te vinden. Met de generaties werd die begeerte alleen maar heviger.”

Het geheim werd in 1708 ontdekt door een alchemist, Johann Friedrich Böttger. Koning August II de Sterke had hem opgesloten in het slot Albrechtsburg in Meissen, omdat hij beweerde dat hij goud had gemaakt. Goud maken lukte niet, maar na acht jaar vond hij wel de samenstelling van porselein, ‘het witte goud’.

de Waal: “Böttger, die een bedrieger was, werkte samen met Ehrenfried Walter von Tschirnhaus, een briljant wiskundige en filosoof die Leibniz, Spinoza en Newton kende. Toen August hen aan elkaar koppelde, zocht Tschirnhaus al vijftien jaar naar het geheim van porselein. De een volgde zijn intuïtie, de ander zijn intellect. Afzonderlijk zouden ze er nooit in zijn geslaagd porselein te maken, maar samen konden ze het wel. Het was innovatie onder dwang. Iemand zou eens een managementboek over innovatie moeten schrijven over August, Böttger en Tschirnhaus. Het zou een bestseller worden.”

De porseleinfabriek van Meissen hield het recept angstvallig geheim. In Engeland werd porselein zestig jaar later een tweede keer heruitgevonden door William Cookworthy.

de Waal: “Ik heb een zwak voor hem. Hij deed het helemaal alleen. Hij baatte een apotheek uit in Plymouth, een van de meest godvergeten plekken van Engeland. Hij was een quaker, een ernstig en devoot man. Hij leefde helemaal in zijn hoofd. Cookworthy had een mystieke verhouding met de natuur. Wit had een belangrijke betekenis voor hem.

“Bijna vijfentwintig jaar heeft hij obsessief gezocht naar de samenstelling van porselein. Hij bezocht archieven, hij las boeken, hij correspondeerde. Hij maakte lange wandelingen. Onderweg praatte hij met de mensen die hij ontmoette – met klokkengieters, met arbeiders die een gebarsten ketel met witte klei herstelden. Hij hield van mensen, anders was het hem niet gelukt.”

Cookworthy en zijn zakenpartner Richard Champion richtten een porseleinfabriek op. Maar als ondernemer moesten ze hun meerdere erkennen in Josiah Wedgwood. Hij liet hun patent nietig verklaren uit naam van het vrije ondernemerschap.

de Waal: “Typisch Brits (lacht). Het porselein van Cookworthy en Champion zag er niet uit. Het woog een ton. Wedgwood wilde ook porselein maken. Hij zag wat ze deden en hij vernietigde hen. Samuel Smiles, de auteur van Self-help (de bijbel van het victoriaanse liberalisme, nvdr), schreef dat Wedgwood de grootste ondernemer was die Groot-Brittannië ooit had gehad. Je zult maar in dezelfde tijd leven als hij.

“Kansen zag hij meteen. Hij liet zich door niets tegenhouden en hij dacht wereldwijd. Nadat porseleinaarde uit North Carolina zijn interesse had gewekt, stuurde hij iemand op pad om de heuvels te claimen waar ze vandaan kwam. Toen kapitein Cook op expeditie vertrok naar de Stille Zuidzee, gaf hij hem richtlijnen voor wat hij moest meebrengen. Daar heb je de globalisering alweer.

“Cookworthy had ontdekt dat de grootste voorraden van porseleinaarde in Cornwall te vinden waren. Wedgwood transformeerde het Cornische landschap. Hij maakte heuvels met de grond gelijk, het afvalzand deed rivieren en havens dichtslibben. Hij veranderde de wereld.”

Stoke-on-Trent werd de grootste porseleinstad ter wereld. Tegen 1830 stak de omvang van de keramiekindustrie daar die van Jingdezhen naar de kroon. Porselein trad helemaal de industriële revolutie binnen.

de Waal: “Ook daar ging het werk door zeventig handen, en de werkomstandigheden waren er even slecht als in Jingdezhen. Industrialisering betekent serieproductie, perfectie, de opeenvolging van objecten die elkaar niet alleen benaderen, maar volkomen identiek zijn. Porselein raakte daardoor gedemocratiseerd, iedereen kreeg er toegang toe. Maar toch heb ik er tegenstrijdige gevoelens over. Industrialisering is de tegenpool van alles waar het handmatige pottenbakken in een atelier naar streeft: een conversatie met het materiaal, voor elk object een ander oordeel.”

Wedgwood was een sleutelfiguur in de geschiedenis van het porselein. Toch hebt u meer aandacht voor Cookworthy. Waarom?

de Waal: “Ik heb geen didactische geschiedenis van porselein willen schrijven. Zo’n boek is wel het laatste dat je wilt lezen. Mijn boek gaat over mensen _ over obsessie en de kostprijs ervan, over momenten dat iets nieuws begint. Ik volg vooral mensen voor wie het idee van porselein belangrijk was. De relatie van Wedgwood met het materiaal had in de eerste plaats te maken met macht. Ik voel geen verlangen bij hem, alleen deskundigheid.”

Porselein werd meegesleurd in de politieke turbulentie van de twintigste eeuw. In Jingdezhen zetten de fabrikanten de beeltenis van Mao op hun porselein. De donkerste bladzijden in uw boek gaan over de Allach-porseleinfabriek in het concentratiekamp van Dachau. Gevangenen maakten er beeldjes van bambi’s, vossenjongen, teckels, arische modelmensen en SS-stoottroepers.

de Waal: “Ik had nooit verwacht dat mijn tocht naar Dachau zou leiden. Het Allach-porselein was een uithangbord voor het culturele imago van de SS. Heinrich Himmler zag het materiaal als een Duitse uitvinding. Hij was ook een van die mensen die geobsedeerd waren door porselein. Hij en Mao waren een nieuwe Augustus, een nieuwe Chinese keizer. De obsessie voor porselein heeft een enorme menselijke tol geëist.”

Edmund de Waal, De witte weg. Verslag van een obsessie, De Bezige Bij, 448 blz., 19,90 euro (ook verkrijgbaar als e-book, 14,99 euro).

Wim Ver Elst in Amsterdam

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content