De impact van de taxshift op beleggers

© Trends

De taxshift van de regering-Michel heeft belangrijke consequenties voor beleggers. We overlopen de belangrijkste maatregelen die op til zijn.

De regering-Michel verlaagt de loonlasten om de competitiviteit van de Belgische ondernemingen aan te zwengelen en de koopkracht van de burgers te vergroten. Die lagere loonlasten worden deels gecompenseerd door een zwaardere belasting op vermogens.

Roerende voorheffing

De roerende voorheffing op intresten van obligaties en op dividenden wordt opgetrokken van 25 naar 27 procent. De voorheffing op dividenden van vastgoedbevaks en intresten van volksleningen stijgt van 15 tot 25 procent. Spaarboekjes blijven buiten schot. Op de intresten boven de vrijgestelde schijf van 1880 euro blijft het tarief 15 procent. Zo laat de regering de kans liggen om de spaarder te stimuleren de vele miljarden die geparkeerd staan op spaarrekeningen, te investeren in de reële economie.

Speculatiebelasting

De regering voert een speculatiebelasting in voor beleggers die beursgenoteerde aandelen binnen de zes maanden na de aankoop weer verkopen. Het belastingtarief zal wellicht 27 procent bedragen, maar het kan ook 25 of 33 procent zijn.

First in, first out

Zo’n heffing lijkt een eenvoudig principe, maar bij gespreide aankopen wordt dat een stuk complexer. Stel dat een belegger in februari 100 aandelen van BMW koopt. In mei koopt hij 100 aandelen bij en in september verkoopt hij 100 aandelen. Als de federale regering het first-in-first-out-principe (FIFO) toepast, moet hij geen belasting betalen, omdat er dan van wordt uitgegaan dat hij de aandelen zeven maanden in portefeuille heeft gehad. Volgt de regering het last-in-first-out-principe (LIFO), dan wil dat zeggen dat de belegger de aandelen vier maanden in portefeuille had. Hij moet dan wel speculatiebelasting afdragen.

In Frankrijk bepaalt de fiscus de termijn van het aandelenbezit op basis van het first-in-first-out-principe. Maar voor de berekening van de meerwaarde vergelijkt de Franse administratie de verkoopprijs met de gemiddelde aankoopprijs.

Meerwaarde en minwaarde

In de nieuwe regeling zouden minwaarden aftrekbaar zijn van de meerwaarden, maar concrete informatie is daarover nog niet beschikbaar. Als dat het geval is, dan betaalt een belegger die in 2016 een meerwaarde van 2000 euro en een minwaarde van 750 euro boekt, belasting op 1250 euro. Het is ook nog niet duidelijk of de transactiekosten bij de aan- en de verkoop en de beursbelasting die daarbij wordt geheven, al dan niet aftrekbaar zijn van de meerwaarde. Logischerwijze zou dat mogelijk moeten zijn.

Als de belegger daarentegen een meerwaarde van 750 euro en een minwaarde van 2000 euro zou boeken, is het niet waarschijnlijk dat hij zijn verlies van 1250 euro fiscaal kan aftrekken. Zogenoemde diverse verliezen kunnen tot vijf jaar in de toekomst worden overgedragen. Of die lijn wordt doorgetrokken naar de speculatiebelasting, valt af te wachten.

Aangifte

Belastingplichtigen moeten de meerwaarden zelf opgeven in hun fiscale aangifte. Er is nog niet beslist of de speculatiebelasting door de bank wordt ingehouden (zoals de roerende voorheffing), of wordt geïnd via de personenbelasting. De financiële instellingen maken zich zorgen over de administratieve verplichtingen die een aangifte aan de bron met zich zou brengen.

De bank weet niet altijd wanneer een cliënt de aandelen heeft gekocht. Hij kan effectenrekeningen hebben bij andere banken en effecten overschrijven van de ene naar de andere rekening. Ze vragen een regeling die de belegger ertoe zou verplichten de financiële historiek van zijn aandelentransacties mee te delen als hij van bankier verandert.

Ontsnappen is moeilijk

De speculatiebelasting noopt de belegger ertoe een gedegen boekhouding van zijn aandelentransacties bij te houden. Beleggen wordt daardoor moeilijker, met veel bijkomende kosten. Op het internet circuleren bedenkelijke scenario’s om de speculatiebelasting te vermijden. Een daarvan is deze: een belegger koopt 50 aandelen tegen 100 euro per stuk. Hij betaalt dan 5000 euro. Als de koers binnen de zes maanden stijgt naar 150 euro en de belegger de aandelen wil verkopen, wordt aangeraden voor 5000 euro aandelen van de hand te doen (5000: 150 euro = 33 aandelen). De bedenkers suggereren dat op die manier geen belastbare meerwaarde wordt gerealiseerd. Maar zo werkt het systeem natuurlijk niet. De belegger is wel degelijk speculatiebelasting verschuldigd op de meerwaarde van die 33 aandelen, of 1665 euro.

Verhoogde inning van de kaaimantaks

De kaaiman- of doorkijktaks viseert juridische constructies in het buitenland die niet aan de inkomstenbelasting zijn onderworpen of die een aanzienlijk gunstiger belastingregime genieten. Het kapitaal dat is ondergebracht in structuren in landen die de kaaimantaks viseert, wordt geraamd op 57 miljard euro. Uitgaand van een roerende voorheffing van 27 procent en een rente van 3 procent op dat kapitaal, raamt de regering de opbrengst van de kaaimantaks tussen 450 en 500 miljoen euro.

Maar onder meer Karel Anthonissen, de gewestelijke directeur van de BBI in Gent, deelt die visie niet. Volgens hem moet die 57 miljard euro minstens worden onderworpen aan een tarief van 35 procent. Op die manier kan de kaaimantaks in één keer 20 miljard euro opbrengen. Dat creëert volgens hem de mogelijkheid andere belastingen gevoelig te verlagen.

Permanente regularisatie

Aansluitend bij de taxshift werkt de federale regering aan een nieuw plan in de strijd tegen de fiscale fraude. Ze wil vanaf 2017 een permanente fiscale regularisatie invoeren, om elk jaar 250 miljoen euro extra op te halen. Welke boetetarieven daaraan worden gekoppeld, is nog niet bekend. Wellicht zullen die hoger zijn dan bij de vorige fiscale regularisatierondes. Regularisaties werden met de jaren almaar duurder.

Na de eenmalige bevrijdende aangifte (EBA) in 2004 bestond zo’n permanente regularisatie van 2005 tot eind 2013. Die mogelijkheid had de regering-Di Rupo stopgezet. In de tweede helft van 2013 konden Belgen hun fiscaal verjaarde kapitaal regulariseren tegen 35 procent.

Wie niet kan wachten tot 2017, kan vrijwillig zwart geld aangeven bij de BBI. Op basis van een instructie van de BBI worden verjaarde kapitalen toch geregulariseerd als een divers inkomen (33 %) met een boete van 10 procent. Wie 1000 euro zwart kapitaal aangeeft, betaalt dus 363 euro. Het nadeel is dat via een spontane rechtzetting bij de BBI geen strafrechtelijke immuniteit wordt verleend. Maar de ervaring wijst uit dat de parketten geen prioriteit geven aan de vervolging van zwarte spaarders die met hun fiscale verleden in het reine komen, tenminste als het gaat om sommen kleiner dan 1 miljoen euro.

In samenwerking met Werner Niemegeers

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content