Daan Killemaes

De crisis is resistent geworden

Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

Nog meer geld drukken en nog meer overheidsgeld uitgeven. Op korte termijn lijkt het een must om de Europese economie op de rails te krijgen. En op lange termijn?

Ach, zijn we dan niet allemaal dood, zoals Keynes placht te zeggen? Toch niet, de lange termijn is al bezig. De voorbije decennia zijn die kortetermijnremedies zo vaak en zo ondoordacht toegepast dat we hier en nu met de langetermijngevolgen opgescheept zitten. De kortetermijnoplossingen werken niet meer, net zoals antibiotica die te genereus worden toegediend. De crisis is resistent geworden. Bedrijven passen hun gedrag al aan, en handelen alsof lage groei en lage inflatie het nieuwe normaal zijn. Wie deze structurele crisis verwart met een cyclische dip, vecht de verkeerde oorlog uit.

Neem het geneesmiddel van de stijgende overheidsuitgaven. Sinds de jaren zeventig werd elke recessie te lijf gegaan door de begroting te laten ontsporen. Geld uitgeven en de factuur doorschuiven naar de toekomst is nu eenmaal gemakkelijker dan te hervormen. Dat is op korte termijn meestal een vrij efficiënte stabilisator, maar op lange termijn heeft dat budgettaire instrument een hoop stootkracht verloren, omdat in betere tijden al te vaak is vergeten begrotingsoverschotten op te bouwen en schulden af te toppen. De overheidsschulden zijn in veel westerse landen gestegen tot zo’n onhoudbare niveaus, dat besparen de enige keuze is. Een soberheidsbeleid is op korte termijn niet goed voor de groei, maar het is het langetermijngevolg van de overdadige uitgaven van de voorbije jaren. Zij die het meest pleiten voor een nieuwe injectie van overheidsuitgaven zijn vaak dezelfden die deze keuze nu onmogelijk hebben gemaakt.

België past dat schoentje helemaal. Ons uitgangspunt is zeer slecht: de overheidsschuld en het begrotingstekort zijn nog vrij hoog, de overheidsuitgaven en de belastingdruk schommelen al rond 50 procent van het bruto binnenlandse product (bbp), en er komen nog de gigantische extra kosten van de vergrijzing op ons af. Waren stijgende overheidsuitgaven goed voor de groei, dan moest België al lang het statuut van groeiland hebben. Maar sinds de eeuwwisseling zijn de overheidsuitgaven gestegen met 40 procent, terwijl het bbp slechts met 20 procent is toegenomen.

Wie deze structurele crisis verwart met een cyclische clip, vecht de verkeerde oorlog uit.

In Europa verschuift de groei snel naar de landen die de voorbije jaren hebben hervormd, zoals Ierland en Spanje, en blijven landen als Frankrijk en Italië pas op de plaats maken. Hopelijk kan België de volgende jaren aansluiten bij de eerste groep. Duitsland beet al in de jaren negentig door de zure appel en plukt daar nu de vruchten van. Het is daardoor in staat de Europese economie een zetje te geven, maar bondskanselier Angela Merkel heeft geen zin de opgebouwde reserves op te souperen om de zondaars te helpen. Bovendien zullen Griekenland, Frankrijk of Italië niet veel hebben aan Duitse uitgaven als ze niet eerst hun concurrentiekracht herstellen.

Toegegeven, dat is een lange en pijnlijke oefening die politiek moeilijk verkoopbaar is. De Griekse kiezer zal dat op 25 januari nog eens duidelijk maken. Hoeveel geld de Europese Centrale Bank (ECB) en de beleidsmakers ook al hebben gegooid en nog zullen gooien naar de eurocrisis, het grootste gevaar voor het voortbestaan van de euro komt van de kiezers uit de landen die hervormen of nog moeten hervormen. Het grote verschil in visie tussen Noord en Zuid blijft als een breuklijn door het eurogebied lopen. De solidaire eensgezindheid na de terreur in Parijs zal daar wellicht niet veel aan veranderen.

Het monetaire beleid is in hetzelfde bedje ziek: het is te pas en te onpas gebruikt en het heeft zich daardoor hopeloos vastgereden. Ook hier is de lange termijn begonnen. Sinds de beurscrash van 1987 wordt bij elke financiële crisis de geldkraan fluks opengedraaid om erger te voorkomen. Dat bleek efficiënt in het begin, maar nu kampt dat beleid met fors afnemende meeropbrengsten en sterk stijgende nevenschade en risico’s. Een te laks geldbeleid heeft overgewaardeerde activa, een overmatige schuldenlast en een heel instabiel financieel systeem gebaard. Bij elke serieuze daling van de activaprijzen, zoals die van de Amerikaanse huizenprijzen in 2008, stort het kaartenhuis in elkaar, en moeten de centrale banken de kraan nog verder opendraaien. Intussen zetten de lage rentes de bedrijven niet meer aan tot investeringen en de gezinnen niet meer aan tot consumptie. Ook het geldbeleid kan dus niet langer voor een herstel zorgen.

Volgende week kondigt de ECB wellicht een volgende expansieve fase in haar geldbeleid aan. De ECB heeft daar heel goede redenen voor, toch op korte termijn. Maar ten gronde is dit een nieuwe poging om de lange termijn uit te stellen. Tevergeefs. De lange termijn is al begonnen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content