‘Belastingdruk op hoge lonen is zwaarste van OESO’

© ThinkStock

Volgens de ABVV-studiedienst profiteren vooral hooggeschoolden van de bestaande loonlastenverlagingen. Het VBO repliceert: “Nergens weegt de lastendruk op hoge lonen zo zwaar als in België.”

Op basis van cijfers van beheerscomité van de RSZ concludeert Jef Maes, hoofd van de ABVV-studiedienst, dat de Belgische overheid veel meer geld uitgeeft aan bijkomende lastenverlagingen voor hoge lonen dan voor lage lonen. In De Morgen van vandaag schiet hij met scherp: “Specialisten pleiten ervoor om verminderingen van sociale bijdragen te concentreren op de laagste lonen. In de praktijk gebeurt het tegenovergestelde: vooral hogere lonen en hooggeschoolden profiteren ervan.”

Volgens prognoses gaan er dit jaar 486 miljoen euro lastenverlagingen naar de hoge lonen en 292 miljoen naar de lage. In 2015 zouden 733 miljoen euro bijdrageverminderingen naar hogere inkomens gaan (+ 4.000 euro bruto/maand) en 105 miljoen naar de lage inkomens (- 2.000 euro bruto).

Reden: de loongrenzen voor het toekennen van de lastenverlagingen zijn sinds 2005 niet meer aangepast. De lonen gingen ondertussen wel de hoogte in zodat er steeds minder werknemers in aanmerking komen voor de bijdragevermindering voor lage lonen, en steeds meer werknemers terecht kwamen in de categorie ‘hoge lonen.’

Maes: “Hoge lonen hebben die lagere loonlasten niet nodig want ze vinden toch veel makkelijker werk.”

Groot kloof met andere landen

“Het ABVV vergist zich,” zegt Bart Buysse, hoofd van het sociaal departement van het VBO. “Het gaat hier niet om een aanwervings- of tewerkstellingsmaatregel, maar om een structurele maatregel van vermindering van de RSZ-bijdragen om de lasten op arbeid te verlagen. Doel: de arbeidskost verlagen, bedrijven concurrentieel houden en België aantrekkelijker maken voor buitenlandse investeerders. Voor lage lonen zijn in het verleden al heel wat maatregelen genomen.”

Buysse wijst er bovendien op dat de lastendruk op hoge lonen in België (61%) een stuk hoger ligt dan in Frankrijk (53 procent), Duitsland (52 procent) en Nederland (43 procent) en de hoogste is binnen de OESO (gemiddeld 39 procent).

Buysse: “Andere landen, ook onze drie buurlanden, hebben de sociale bijdragen allang geplafonneerd. De zogenaamde hogelonencomponent van de structurele bijdragevermindering is destijds juist ingevoerd omdat er in België geen plafonnering van de bijdragen is. In het IPA 2009-2010 hebben de sociale partners gezamenlijk aan de regering gevraagd om de structurele bijdragevermindering te behouden en zelfs nog te versterken, mét behoud van de hogelonencomponent.”

“De werknemers met een hoger loon zijn van groot belang voor de competitiviteit van onze bedrijven en voor innovatie. Deze kenniswerkers zijn motoren van jobcreatie: zij zorgen voor jobs voor de midden- en lageloners.” (AM)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content