De VS stoten op structurele problemen

© reuters

De Amerikaanse economie herstelt eindelijk stevig in het komende jaar, maar tegelijk blijkt hoe diep de structurele problemen wel zitten.

De VS zijn al sinds 2009 uit recessie, maar de jaarlijkse groei haalde sindsdien slechts een povere 2,2 procent, en 2013 was het zwakste jaar van allemaal. De oorzaak zijn diverse vormen van tegenwind: gezinnen en banken die te diep in de schulden zitten, het onvermogen van de Federal Reserve om de rente onder nul te laten dalen, de aanhoudende kommer van de Europese staatsschulden en een begrotingsbeleid dat te snel overschakelde van stimulering naar wurging.

In 2014 gaat de tegenwind liggen, en klimt de groei naar 2,5 à 3 procent. De banken hebben hun kapitaal ver boven het niveau van voor de crisis opgetrokken en zijn weer meer dan bereid kredieten te geven. Even belangrijk is dat de gezinnen die leningen nu ook willen. Hun schuldenlast, die in 2007 piekte op 135 procent van het beschikbare inkomen, zakte tegen het midden van 2013 tot 109 procent.

Het overschot van leegstaande huizen is bijna verdwenen. Aan het einde van 2013 draaide de bouwsector 40 procent onder zijn langetermijntrend. Er is dus nog heel wat ruimte om te groeien. De huizenprijzen bereikten aan het begin van 2012 een laagtepunt en zijn sindsdien gestaag gestegen, samen met de aandelenkoersen. Samen met de lagere olieprijzen zijn dat stimulansen voor de consumptie.

De export heeft baat bij de goedkopere dollar. Omdat de schuldencrisis in het midden van 2013 bedaarde, geraakte de eurozone uit de recessie. Dat pept niet alleen de Amerikaanse export op, het lenigt ook enigszins de stress in het wereldwijde financiële systeem.

Uiteindelijk kon ook het budgettaire keurslijf afgeworpen worden. Aan vier jaar van ontslagen bij staats- en lokale besturen kwam een jaar geleden een einde toen de inkomsten eindelijk weer toenamen. Verwacht wordt dat in het begrotingsjaar 2014 (dat eindigt in juni) een veertigtal staten hun uitgaven opvoeren. Maar op het moment dat de staten en de lokale besturen hun soberheid afwierpen, ging het federale niveau in overdrive. Een korting op de loonlasten en andere stimuleringsmaatregelen liepen af, terwijl Barack Obama en de Republikeinen in het Congres na een rondje bits en ontwrichtend boksen een akkoord bereikten over drastische belastingverhogingen en besparingen. Alles bij elkaar haalde het begrotingsbeleid zowat 1,8 procentpunten weg van de groei in 2013. Het goede nieuws is dat voor 2014 geen nieuwe besparingen op de plank liggen, zodat het begrotingsbeleid minder een rem zet op de groei.

Ondertussen in Washington

De politieke rammeling die de Republikeinen in het Congres kregen voor het debacle in oktober, maakte dat nadien een akkoord werd bereikt over de begroting tot 2015. Dat remt de langetermijngroei van de bestedingen voor gezondheidszorg en andere sociale programma’s lichtjes af, in ruil voor een beperkte verhoging van de uitgaven op korte termijn.

Sinds 2008 wendt de Federal Reserve steeds krachtiger en creatiever middelen aan om de economie te ondersteunen, maar in 2014 krijgt de centrale bank het veel moeilijker. Verwacht wordt dat Janet Yellen bij het begin van haar mandaat zachtjes probeert een rem te zetten op de ‘quantitative easing’ (QE), waarbij de Fed maandelijks voor 85 miljard dollar obligaties inkoopt met vers gedrukt geld. Yellen koppelt dat voornemen aan het herhaalde voornemen dat de rentes minstens tot het einde van 2015 op nul blijven staan, mogelijk langer. De Fed heeft al beloofd dat de rentes niet opgetrokken worden zolang de werkloosheid minstens 6,5 procent bedraagt. Yellen voegt daar een voorwaarde aan toe: geen verstrakking als de inflatieverwachting beneden 2 procent blijft.

Dat kan mislopen. Toen de Fed in 2013 liet verstaan dat ze de QE zou afbouwen of ‘taperen’, leidde dat tot een vlucht uit obligaties. Een herhaling zou de hele economie schaden. Credit Suisse schat dat de woningbouw en de autoproductie, beide erg gevoelig voor schommelingen van de rente, eind 2013 goed waren voor een derde van de bbp-groei. Duidelijke communicatie is dus een eerste vereiste, maar het risico dat onduidelijke signalen de markt beroeren, is groot: het Federal Open Market Committee is verdeeld over de wenselijkheid van QE en is dat wellicht nog meer nadat in het komende jaar tot vijf van de negentien comitézitjes van eigenaar zijn gewisseld.

Willen maar niet kunnen
Zelfs al wordt het herstel in 2014 krachtiger, dan nog worden de structurele hinderpalen zichtbaarder. Jaar na jaar wordt het duidelijker dat de VS traag groeien omdat ze gewoon niet meer zo snel kunnen groeien als voorheen. De begrotingsdienst van het Congres heeft sinds 2008 zijn schattingen van de Amerikaanse potentiële output al met 5 procent teruggeschroefd. De groei op lange termijn berust op arbeid, kapitaal en innovatie en die zien er alle drie ziekelijk uit. Miljoenen volwassenen zijn uit de werkende bevolking verdwenen, waardoor de participatieratio daalde van 66 procent in 2007 tot 63,2 procent. Normaal moesten die terugkeren zodra de jobkansen stegen, maar nu blijkt dat de meesten intussen met pensioen zijn, in de arbeidsongeschiktheidsverzekering zitten of verkiezen niet te werken.

Nog verontrustender is dat wie toch een job heeft, er niet echt veel aan heeft. Het reële uurloon is sinds 2007 slechts met 0,3 procent gestegen. Peilingen wijzen uit dat de gezinnen erg pessimistisch zijn, wat hen allerminst zin geeft nu veel geld uit te geven.

Een groot deel van de bbp-groei is naar de winst gevloeid, niet naar de lonen. Hogere energieprijzen hebben geknaagd aan het reële inkomen. En het belangrijkste: op lange termijn volgen de reële lonen de evolutie van de productiviteit en ook die is zwak. Dat is dan weer een gevolg van matte bedrijfsinvesteringen. Na een aanvankelijke opleving aan het begin van het herstel, hebben die zich gestabiliseerd op iets meer dan 12 procent van het bbp, een pak onder de 13,5 procent op het hoogtepunt van de vorige conjunctuurcyclus.

Die spaarzaamheid is een raadsel: de rentes staan op of in de buurt van een recordlaagte en de winstmarges zitten dicht bij hun recordniveau. Misschien zien de ondernemingen minder toekomst in innovatie. Smartphones en sociale media bieden nieuwe communicatie-, ontspannings- en amusementsmogelijkheden, maar ze hebben geen revolutie teweeggebracht zoals het internet dat een decennium eerder wel deed. Het kan zijn dat de bedrijven wachten tot de vraag aantrekt of tot de politici ermee ophouden de economie in de voet te schieten.

Greg Ip (redacteur VS-economie van The Economist)

Partner Content