Voorpublicatie: ‘Niemand verdient het om arbitrair rijk te zijn’

© Dino

in het boek ‘Werk in de 21ste eeuw’ schetst Economist-publicist Ryan Avent het beeld van de grote omwenteling die ons in het huidige digitale tijdperk te wachten staat. Volgens de auteur komt er niets minder dan een revolutie van het werk aan. Hieronder leest u enkele passages uit het boek.

Net als de meeste mensen vraag ik me regelmatig af of ik wel redelijk betaald word. Ik denk graag dat ik heel goed ben in mijn werk. Maar ik ben me volledig bewust van mijn onderhandelingsmacht. Het komt hierop neer: ik kan dreigen met opstappen en misschien wil The Economist niet dat ik ga. Maar toch staan er een heleboel mensen op de stoep die mijn werk goed zouden kunnen doen. Mijn training en bedrevenheid met de cultuur van The Economist zijn belangrijk voor mijn professionele succes, en toch zijn er grote aantallen mensen met vergelijkbare vaardigheden en ervaring, die zich de cultuur eigen zouden kunnen maken als ze de kans kregen. Natuurlijk werk ik heel hard. Ik maak lange dagen. Tot op zekere hoogte maak ik lange dagen omdat die extra inzet en bijdrage de winst van het bedrijf verhoogt, en meer winst betekent een beetje meer geld, dankzij de winstdelingsregeling van The Economist. Maar dat verband is te indirect om meer dan een greintje effect te hebben op mijn beloning.

De voornaamste reden waarom ik hard werk is dat de waarde binnen The Economist sociaal is, en die sociale waarde is gespreid over een beperkt aantal posities van schrijvers over economie. Ik heb de intentie mijzelf stevig te verankeren in een van die posities. De manier om dat te bereiken is mezelf te onderscheiden en een algehele indruk van onmisbaarheid te creëren. De uren die ik investeer maken een cruciaal onderdeel uit van de manier waarop ik mijn werkgevers allereerst duidelijk probeer te maken dat ze mij dit werk moeten laten doen. Het werk is waar het om gaat, omdat de waarde die het bedrijf genereert zo allesoverheersend sociaal van karakter is; onze cultuur en onze collectieve kennis zijn ons concurrentievoordeel. Het geheel is zoveel groter dan de som van de samenstellende delen.

Er is geen waarde zonder de kennis van wat er geproduceerd kan worden

De welvaart van de mensheid wordt begrensd door ons vermogen goederen en diensten van waarde voort te brengen. De productie van goederen en diensten van waarde steunt steeds meer op het verzamelen, verwerken en beheren van informatie. Er is geen waarde zonder de kennis van wat er geproduceerd kan worden, wat er geproduceerd zou moeten worden en hoe dat het efficiëntst kan worden gedaan. Het zijn de informatieverwerkende structuren van bedrijven, steden, naties en andere maatschappelijke instituties die deze informatie verzamelen, sorteren en omzetten in de productie die mensen over de hele wereld rijker maakt. De welvaart van mensen is maatschappelijk. Maar de verdeling van die welvaart berust niet op markten of op maatschappelijke opvattingen over wie wat toekomt, maar op het vermogen van de machtigen om hun macht te gebruiken om zoveel als ze kunnen van de waarde die de samenleving genereert binnen te halen.

Dit is geen radicale bewering. Mensen nemen wat ze kunnen nemen en het zijn alleen de wisselwerking van elkaar in evenwicht houdende krachten en de tolerantie van de massa’s die grenzen stellen aan deze impuls, en die leiden tot de oprichting van instituties die grenzen stellen aan deze impuls.

Het is onmogelijk je de rijkdom van Bill Gates voor te stellen zonder het vernuft en de inzet van Bill Gates. Maar het is veel makkelijker je voor te stellen dat iemand anders dan Bill Gates de rijkdom van Bill Gates zou hebben opgebouwd binnen de instituties van de moderne Amerikaanse economische samenleving dan het is om je voor te stellen dat Bill Gates de rijkdom van Bill Gates zou hebben opgebouwd op een ander tijdstip of op een andere plek – in Frankrijk in de achttiende eeuw of in de Centraal-Afrikaanse Republiek nu – waar de samenleving minder tolerant was of is jegens ondernemerskapitalisme en de accumulatie van persoonlijke miljarden, en waar de gemeenschap van ingenieurs die de Amerikaanse technologiesector uit de grond stampten ontbreekt.

Het is onmogelijk je de rijkdom van Bill Gates voor te stellen zonder het vernuft en de inzet van Bill Gates

Op een bepaald moment in de geschiedenis van Microsoft was Microsoft als informatieverwerkend mechanisme zelfs crucialer voor het vergaren van rijkdom door Bill Gates dan Bill Gates zelf. Waar het om gaat, is dat mensen hun eigen fortuinen niet scheppen. Ze erven ze, vergaren ze doordat ze één of ander door de staat afgeschermd stukje markt bezetten. Of, als ze heel erg briljant zijn en heel veel geluk hebben, door een specifieke groep mannen en vrouwen enthousiast te maken voor een ontkiemend idee dat, op den duur en onder de juiste omstandigheden, die groep in staat stelt zich te ontwikkelen tot een organisme dat zich leent voor het scheppen van economische waarde, waarvan de oprichter een groot deel voor zichzelf kan claimen.

We kunnen het beter doen

In zekere zin zou het makkelijker zijn als de robots ons gewoon alle werk uit handen zouden nemen. Misschien zouden de oplossingen dan niet meer voor de hand liggen, maar het beeld van miljoenen robots die te midden van de werkloze mensheid de honden uitlaten en het vuilnis ophalen zou in elk geval verhelderend zijn. In werkelijkheid wordt de opmerkelijke technologische vooruitgang van het digitale tijdperk zodanig versnipperd over bedrijven en instellingen dat aan het oog onttrokken wordt hoe dingen tot stand komen. Nieuwe technologieën hebben wel degelijk de potentie om een revolutie in de samenleving en de economie teweeg te brengen. Er verschijnen wel degelijk nieuwe bedrijven die de samenleving op deze revolutionaire weg zetten. De onbedoelde schade die daarbij wordt aangericht, in de vorm van instortende bedrijven en ontslagen werknemers, neemt toe.

Maar de instellingen waar we over beschikken en die ons de afgelopen twee eeuwen zulke goede diensten hebben bewezen, werken op zo’n manier dat het kapitaal en de arbeid die overbodig worden elders worden ingezet. Mensen hebben geld nodig om van te leven, zoeken werk en nemen genoegen met een lager loon als het niet anders kan. Lagere lonen maken het voor bedrijven aantrekkelijk arbeidskrachten in te zetten voor minder productieve taken. De stroom mensen richting minder productief werk heeft het effect dat de samenleving armer lijkt dan ze is. Lage lonen hebben de samenleving ook armer gemaakt dan ze zou moeten zijn door het voor overheden moeilijker te maken om de economie te beheren en door de prikkel om te investeren in arbeidsbesparende technologie af te zwakken.

Lage lonen hebben de samenleving armer gemaakt dan ze zou moeten zijn

Dit proces zal niet tot staan komen zonder een ingrijpende en onverwachte verschuiving in de aard van de technologie of in de aard van de economische instituties. Technologische veranderingen zijn moeilijk te voorspellen, maar naarmate de technologie tot meer in staat is, zal het aantal taken slinken waarin mensen een voorsprong behouden. Veranderingen in economische instituties zijn iets makkelijker te beredeneren. Omdat herverdeling plaatsvindt binnen productieve samenlevingen, en in het bijzonder binnen natiestaten, hebben zowel de productieve als de onproductieve werknemers daarbinnen er belang bij de grenzen van het geheel zo krap mogelijk te trekken. Herverdeling is wat samenlevingen ertoe beweegt meer belang te hechten aan het effect van schaarste op de verdeling van de baten binnen de samenleving dan aan het effect van de samenleving zelf op de productiviteit en het welzijn van degenen die toestemming krijgen tot de samenleving toe te treden.

Dat is geen argument om herverdeling maar op te doeken. Tenzij de technologische verandering de vraag naar menselijke arbeid drastisch verandert op een manier die in de economische geschiedenis zowel onwaarschijnlijk lijkt als uiterst zeldzaam is, is een of andere vorm van herverdeling dé manier waarop de inkomens van minder productieve arbeidskrachten in de pas kunnen blijven met de groei van de gemiddelde productie per persoon. Sterker nog, minder productieve arbeidskrachten hebben recht op herverdeling. Ten eerste omdat een excessief ongelijke inkomensverdeling ons gevoel van economische rechtvaardigheid kwetst, of zou moeten kwetsen. Hard werken en vernuft moeten royaal worden beloond, in tegenstelling tot domweg het geluk hebben getalenteerd geboren te zijn in een productief, marktgeoriënteerd land. Ten tweede omdat alle leden van een samenleving een bijdrage leveren aan de instandhouding er van, ook al is de manier waarop niet altijd zichtbaar. Het is dus geen argument tegen herverdeling maar een oproep om te beseffen dat de huidige staat van de wereld een absurditeit is.

Minder productieve arbeidskrachten hebben recht op herverdeling

De hele zin van technologische vooruitgang is, als die er al is, het menselijk leven te verbeteren, te zorgen dat zoveel mogelijk mensen zo goed mogelijk af zijn. Kan iemand uitleggen waarom armoede in ontwikkelingslanden of in achterstandswijken in rijke landen een noodzakelijk onderdeel vormt van het systeem dat ons voorziet van smartphones en luxe auto’s en dat een handjevol ceo’s en financiers verrijkt? Is het echt zo dat je het een niet kunt oplossen zonder het systeem onderuit te halen dat ons het ander bezorgt? Natuurlijk niet. De ergste misstanden uit de industriële geschiedenis waren nooit een noodzakelijk bijverschijnsel van de weg naar hogere welvaart. Het is zorgelijk dat we ondanks de indrukwekkende vooruitgang van de technologie van de laatste tijd geen stap dichter lijken te komen bij greep krijgen op deze absurditeit. Hoe beter we zijn in het maken van dingen, des te onwerkelijker de inkomensverdeling wordt. Technologische verandering heeft wel een stijgende levensstandaard in de opkomende wereld mogelijk gemaakt. Dit dankzij de verbreiding van het marktsysteem, niet dankzij een of andere uitbarsting van humanitaire empathie. Die groei is echter nog grotendeels onvoltooid en is gepaard gegaan met stagnatie in de omstandigheden van veel huishoudens in de rijke wereld. Onder de haves wordt zelfs graag gefilosofeerd dat we ons niet zo’n zorgen moeten maken over de sores van de have-nots van de rijke wereld, gezien de inkomensgroei van de fortuinlijksten in de opkomende wereld.

Hoe beter we zijn in het maken van dingen, des te onwerkelijker de inkomensverdeling wordt

Dat lijkt echter geen erg effectief argument om duurzame steun voor de status-quo te verwerven. En wanneer die status-quo verandert, zal dat zijn in de richting van grotere sociale afstand. Wetten en gewoonten zullen gebruikt worden om te proberen kloven tussen samenlevingen te verbreden waar de technologie ze juist dicht, omdat de bestaande sociale structuren niet in staat zijn nieuwe economische mogelijkheden te vertalen in inkomensgroei voor brede lagen van de bevolking.

De rijkdom van mensen

In zijn Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations liet Adam Smith zijn gedachten gaan over de manier waarop markteconomieën de menselijke impulsen in sociale rijkdom vertaalden: De mens heeft vrijwel voortdurend de hulp van zijn broeders nodig, en hij zal vergeefs verwachten die uit louter welwillendheid te ontvangen. Hij zal eerder succes hebben wanneer hij hun eigenliefde ten eigen bate kan aanwenden, en ze laat zien dat het in hun eigen voordeel is te doen wat hij van ze vraagt. Iedereen die een ander enigerlei voordeel biedt, probeert dit te doen. Geef mij wat ik wil, en je zult krijgen wat jij wilt, dat is wat een dergelijk aanbod altijd betekent. […]

Het is niet van de welwillendheid van de slager, de brouwer of de bakker dat we onze maaltijd verwachten, maar van hun aandacht voor hun eigenbelang. We richten ons niet op hun medemenselijkheid maar op hun eigenliefde, en spreken hen nooit aan op onze eigen behoeften maar op hun voordelen. Smith probeerde de ene visie op de manier waarop de rijkdom van de wereld tot stand kwam te vervangen door de andere. De overheersende opvatting in die tijd, in de tweede helft van de achttiende eeuw, was dat de weg naar rijkdom via grote handelsoverschotten liep – hoe groter het overschot van een land, des te meer goud en zilver er binnenstroomde – en dit impliceerde dat rijkdom van nature een zero-sum-spel was. Een groter overschot voor het ene land vereiste noodzakelijkerwijze een kleiner overschot voor een ander land. Dit antagonistische, ‘mercantilistische’ beeld stimuleerde een kijk op de wereld die positief stond tegenover imperialisme en oorlog.

Smith zag het anders. Handel is geen zero-sum-spel, schreef hij. Handel vergroot daarentegen de omvang van markten, wat verdergaande arbeidsdeling – specialisatie – mogelijk maakt. Gespecialiseerde arbeid is productiever dan niet-gespecialiseerde arbeid, zodat een wereld van handel en specialisatie, waarin velen zich op één taak toeleggen en wat ze voortbrengen met anderen ruilen in wederzijds voordelige transacties, er een is waar iedereen veel beter af is dan een wereld waarin individuele landen proberen zo weinig mogelijk van hun concurrenten te kopen. De gemeenschappelijke rijkdom wordt gemaximaliseerd wanneer mensen worden vrijgelaten in het nastreven van hun eigenbelang en in het ruilen van wat ze maar willen met wie ze maar willen.

Mensen kiezen er rationeel voor om de openheid van de samenleving te beperken, uit eigenbelang

Het is een prachtig en belangrijk intellectueel model van de wereld. Maar het is incompleet. Eigenbelang bepaalt niet alleen ons gedrag op de arbeids- en de productenmarkt. Het bepaalt ook onze houding en gedrag jegens de samenleving waartoe we behoren. Openheid van de samenleving genereert brede baten maar lokale kosten. Dus kiezen mensen er rationeel voor om de openheid van de samenleving te beperken, uit eigenbelang.

Maar als de ruimte waarbinnen herverdeling plaatsvindt veranderd zou kunnen worden, dan wordt het zero-sum-aspect van de openheid van de samenleving ontkracht. Als we er veilig van uit kunnen gaan dat groei van de samenleving niet ten koste van de herverdeling zou gaan – en zelfs de voor herverdeling beschikbare waarde zou vergroten door de mondiale productie te vergroten – zou de prikkel om de grenzen strakker te trekken afgezwakt worden. De uitdaging is, natuurlijk, het scheppen van brede maatschappelijke steun voor een veelomvattende herverdeling. Hoe doe je dat?

Er zit een aanwijzing voor een antwoord in het andere grootse werk van Smith, The Theory of Moral Sentiments, dat als volgt opent: Hoe zelfzuchtig de mens ook geacht mag worden te zijn, er zijn overduidelijk enkele principes in zijn natuur die hem belangstellend maken voor het wel en wee van anderen, en hun geluk voor hem noodzakelijk maken, hoewel hij er niets aan overhoudt behalve het genoegen van het zien ervan. Hiertoe behoren medelijden of compassie, de emotie die we voelen voor de ellende van anderen, wanneer we die ofwel zien, ofwel we die ons op een zeer levendige manier voorstellen. Dat we vaak verdrietig worden van het verdriet van anderen, is een feit dat te vanzelfsprekend is om enige voorbeelden te vereisen om het te bewijzen; want dit sentiment, net als alle andere oorspronkelijke passies van de menselijke natuur, beperkt zich geenszins tot de deugdzamen en humanen, hoewel zij het misschien het meest volkomen doorvoelen. De grootste schurk, de meest geharde overtreder van de wetten van de samenleving, is niet geheel zonder dit sentiment.

De kracht van menselijke empathie kan zowel aan openheid als aan maatschappelijk mercantilisme dienstbaar gemaakt worden. De vraag die we onszelf al of niet bewust stellen, is: met wie willen we de samenleving delen? Het makkelijke antwoord, het gebruikelijke antwoord, het aloude antwoord is: met mensen zoals wij. Maar dit antwoord levert al gauw problemen op, omdat het arbitrair is, en omdat het lui is, en omdat het onnauwkeurig is, op manieren die sociale verdeeldheid oproepen. Er is altijd wel een of andere trek of karakteristiek te vinden die gebruikt kan worden om iemand die ‘zoals wij’ lijkt te zijn, te definiëren als ‘niet zoals wij’. Er is een beter antwoord beschikbaar: dat ‘zoals wij’ betekent dat iemand een mens is. Dat het mens-zijn iemand het recht verschaft te delen in de welvaart die wordt gegenereerd door de productieve sociale instituties die zich ontwikkeld hebben en de kennis die tot stand is gekomen. Iemand die in een slum van Dhaka is geboren is daar evenzeer de rechtmatige erfgenaam van als iemand die in grote rijkdom is geboren in Palo Alto of in de Londense wijk Belgravia.

Niemand verdient het om arm te zijn. Niemand verdient het om arbitrair rijk te zijn.

De vraag is nu hoe we deze zaak aanpakken. We moeten proberen de goede instituties die we aantreffen en waarvan we niet helemaal begrijpen hoe ze werken niet te vernietigen. Als we van de wereld een betere plek willen maken, moeten we het belang daarvan onderkennen. We kunnen redelijkerwijze niet verwachten dat zelfs de meest empathische samenlevingen hun grenzen achteloos opengooien wanneer geen enkel ander land dat doet en wanneer het aantal potentiële migranten een veelvoud is van het aantal mensen dat al in de rijke samenlevingen woont en werkt. Maar we moeten ons ook realiseren dat deze samenlevingen niet van ons zijn. Als we zo gelukkig zijn binnen zo’n samenleving te leven, kunnen we met enig recht betogen dat we eraan bijdragen en daarom een aandeel verdienen in de baten die eruit voortkomen.

Maar het feit dat we zo fortuinlijk zijn erin te leven en er een bijdrage aan leveren, verschaft ons niet het exclusieve recht op zo’n positie. Het verschaft ons eerder de verantwoordelijkheid om te proberen de samenleving zo sterk mogelijk te maken, zodat zoveel mogelijk mensen er deel van kunnen uitmaken. Niemand verdient het om arm te zijn. Niemand verdient het om arbitrair rijk te zijn. Rijke samenlevingen kunnen manieren vinden om hun grote rijkdom te rechtvaardigen. De leden ervan kunnen zichzelf verhalen vertellen over de geweldige dingen die ze hebben gedaan die anderen niet hadden kunnen doen, waardoor ze onvoorstelbaar rijk werden. Maar ze zouden ook de verregaande toevalligheid van hun rijkdom kunnen onderkennen, empathie kunnen ontwikkelen en kunnen doen wat in hun vermogen ligt om iedereen te laten delen in de rijkdom van de mens.

Voorpublicatie: 'Niemand verdient het om arbitrair rijk te zijn'
© .

Werk in de 21e eeuw van Ryan Avent verschijnt bij uitgeverij Nieuw Amsterdam en kost 22,99 euro (ISBN 9789046819036)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content