De lastenverlagingen van de voorbije tien jaar hebben vooral de koopkracht van de laagste inkomens verhoogd. Dat is een conclusie van berekeningen van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB).
Voor alleenstaanden met een brutoloon van 1457 euro is de gemiddelde aanslagvoet tussen 1996 en 2009 gedaald met 10,1 procent.
In diezelfde periode is hun nettoloon bovenop de inflatie met 17,9 procent gestegen. Belgen met een maandinkomen van 2915 euro hebben hun nettoloon 9 procent zien toenemen, die met een inkomen van 7000 euro met 10,4 procent. Voor de gezinnen kwam de CRB tot vergelijkbare cijfers.
“Sinds 1999 heeft aantal besparingsmaatregelen, die met het Globaal Plan werden ingevoerd, opgeheven”, verklaart de CRB de dalende belastingdruk. Alle inkomens hebben geprofiteerd van de indexering van de belastingschalen en van de vermindering van de crisisbelasting.
De lage lonen hebben geprofiteerd van de werkbonus (een parafiscale lastenverlaging) en van de uitbreiding van de middelste schijven van de belastingschaal. De hoogste lonen hebben voornamelijk voordeel gehaald uit de afschaffing van de hoogste marginale aanslagvoeten. De middelste lonen (pakweg tussen 3000 en 4500 euro bruto per maand) zijn het minst sterk gestegen, want zij hebben niet kunnen profiteren van de werkbonus en van de afschaffing van de hoogste marginale voeten.
