SERV kraakt Vlaams energiebeleid

Luc Huysmans senior writer bij Trends

In een uitgebreid rapport maakt de Sociaal Economische Raad voor Vlaanderen (SERV) brandhout van het Vlaamse hernieuwbare-energiebeleid.

In theorie, schrijven de onderzoekers van de SERV, is het Vlaamse systeem van groenestroomcertificaten (GSC) efficiënt. Want de hernieuwbare energie wordt tegen zo laag mogelijke productiekosten geproduceerd. Tenminste als er een goede marktwerking is. Het rapport, droog: “In Vlaanderen is die er niet.”

Het gevolg is dat we met zijn allen honderden miljoenen euro’s te veel betalen om de doelstellingen voor hernieuwbare energie te halen. De SERV-medewerkers Annemie Bollen, Peter Van Humbeeck en Annick Lamote manen aan tot een genuanceerde interpretatie, wegens de beperkte beschikbaarheid van cijfermateriaal. Maar de indicaties van de mogelijke efficiëntiewinsten zijn verbluffend.

Want de factuur is niet minnetjes: 335 tot 560 miljoen euro aan windfall profits hebben de producenten en leveranciers tot nu al gemaakt. Dat zijn winsten die het gevolg zijn van de vaste prijs voor een groenestroomcertificaat en het gebrek aan marktwerking (zie kader Markt groene stroom werkt niet). Dat komt neer op liefst 26 tot 43 procent van de totale waarde van de toegekende certificaten. Voor 2010 variëren de geschatte windfall profits van 45 tot 103 miljoen euro. Daarin zitten de zonnepanelen niet inbegrepen.

Aan de steun voor zonnepanelen hangen tegen 2020 (en de tien daaropvolgende jaren) voor 175 miljoen euro efficiëntiekosten vast: extra uitgaven omdat het Vlaamse GSC-systeem minimumprijzen toekent die boven de marktprijs voor certificaten liggen. Daardoor wordt die te dure technologie rendabel gemaakt, maar dat beleid kost wel maximaal 1,7 miljard euro tussen 2010 en 2020.

Daarbovenop komen nog efficiëntieverliezen doordat zonnepanelen meer steun krijgen dan de onrendabele top: het deel van de inkomsten dat nodig is uit de productie van energie om de netto contante waarde van een investering op nul te doen uitkomen. Voor de bestaande installaties alleen al ging het in 2010 om 95 tot 130 miljoen euro, méér dus dan de windfall profits voor de andere technologieën. “Zonnepanelen zijn vandaag goed voor 15 procent van de hernieuwbare-energieproductie, maar ook voor 44 procent van de kosten.” Door de versnelde afbouw van de subsidies wordt de oversubsidiëring ietwat beperkt: 20 tot 80 miljoen euro per jaar in 2020, tegenover 70 tot 150 miljoen euro bij ongewijzigd beleid.

Voorts hebben de leveranciers tussen 2002 en 2009 in totaal 110 tot 285 miljoen euro meer aangerekend aan hun klanten dan het groenestroomcertificatensysteem hen kostte. Ten slotte zijn er ook administratieve lasten voor de doelgroepen én voor de overheid (informatieverspreiding, kennisopbouw,…).

Pro hernieuwbare energie

De nota is niet bedoeld om hernieuwbare energie af te branden. Integendeel: de SERV is “een overtuigd voorstander van een ambitieus hernieuwbare-energiebeleid”. Het 550 bladzijden dikke rapport moet vooral bouwstenen aanreiken voor een grondige evaluatie. In mei organiseert de SERV er debatmomenten over. Die moeten nog voor de zomer tot een advies over het beleid leiden. De boodschap is duidelijk: beter één keer grondig sleutelen aan het hele systeem, desnoods zelfs een volledig nieuw systeem op poten zetten, dan het herhaalde gesleutel zoals dat nu gebeurt.

Dat neemt niet weg dat er nog flink wat werk aan de winkel is voor Vlaams minister van Energie, Freya Van den Bossche (sp.a). Want de conclusies van het rapport zijn duidelijk. De doelstellingen worden wellicht gehaald, maar het GSC-systeem kost veel. De kosten stijgen exponentieel, en het systeem legt grote lasten op de elektriciteitsprijzen.

Telkens wordt het systeem ad hoc aangepast, wat het investeringsklimaat en het vertrouwen in de overheid ondermijnt. De huidige verdeling van kosten en baten, bijvoorbeeld tussen bezitters en niet-bezitters van zonnepanelen, hypothekeert het draagvlak voor hernieuwbare energie.

Industrieel beleid

Doordat een aantal prijssignalen voor investeerders in hernieuwbare energie worden weggenomen, bijvoorbeeld door de aansluitingskosten gratis te maken, dreigt een soort ‘lintbebouwingsprobleem’: iedereen poot windmolens, of – bijvoorbeeld in de Noorderkempen – wkk-centrales neer, zonder zich af te vragen of dit de meest efficiënte plaats is om dat te doen.

Ook plaatst het rapport vraagtekens bij de secundaire baten van de hernieuwbare-energiesector. Zo komt de meeste werkgelegenheid in de zonnepanelensector voor rekening van de installateurs, waarbij het eerder om jobverschuiving gaat dan om echt nieuwe jobs.

“Finaal komt men op het terrein van het industriële beleid: hoe kunnen de schaarse middelen best worden ingezet om bepaalde activiteiten bewust en gericht te stimuleren?” Hoewel we ooit toppers waren voor windenergie, behoort Vlaanderen of België in geen enkel segment van de hernieuwbare energie nog tot de prima donna’s. Terwijl 44 procent van de middelen naar de zonnepanelensector gaat, waarin Vlaanderen amper meespeelt, gaat er veel minder steun naar bijvoorbeeld bouwers van windmolencomponenten, of de biomassasector, waar we mogelijk nog wel een rol van betekenis kunnen spelen.

Energie besparen

Een van de belangrijkste aspecten van hernieuwbare energie, de inpassing in het energiesysteem, is duidelijk “een onopgeloste kwestie”. De overheid heeft het afgelopen decennium geen beleid gevoerd om het elektriciteits- en gasnet aan te passen aan de komst van hernieuwbare energie. Dat vergt maatschappelijke keuzes, maar “de overheid heeft onvoldoende kennis en visie inzake netinfrastructuur om goed te kunnen sturen. Die knowhow zit vrijwel volledig en exclusief bij de netbeheerders. Daardoor is er vandaag nauwelijks sturing, noch door de regulator, noch door het beleid.”

Ten slotte gaan er veel middelen naar productiesteun, terwijl het hernieuwbare-energiebeleid breder moet worden bekeken. De prioriteit zou veel meer moeten gaan naar energiebesparing. “Energie die zwaar wordt gesubsidieerd of quasi gratis is, vormt bovendien niet echt een stimulans om energie te besparen”, merken de SERV-specialisten op. “Het lijkt aangewezen een langetermijnperspectief te hanteren: niet alleen zorgen dat tegen 2020 de nodige productiecapaciteit voor hernieuwbare energie is gerealiseerd, maar vooral het energiesysteem in gereedheid brengen om daarna snel verder dan de doelstellingen te kunnen springen.”

Het kernpunt is echter, schrijven de specialisten, dat een debat over de wijziging of vervanging van het systeem pas echt mogelijk is, wanneer er een visie is over de richting van het beleid, en welke doelstellingen het moet realiseren. “Eerst moeten we uitmaken welke technologieën en toepassingen we willen ondersteunen, en waarom. Misschien moet er worden gefocust op zaken die beter dan andere kunnen zorgen voor duurzame groei en werkgelegenheid, bevoorradingszekerheid, duurzame energievoorziening, CO2-besparing, enzovoort. Pas nadien is de tweede stap mogelijk: een debat over hoeveel steun deze technologieën nodig hebben en welke ondersteuningssystemen het meest geschikt zijn om de beoogde resultaten te realiseren.”

Lees Eerst denken, dan doen,

blz. 18

opinie

LUC HUYSMANS

We betalen met zijn allen honderden miljoenen euro’s te veel om de doelstellingen voor hernieuwbare energie te halen.

” De overheid heeft onvoldoende kennis en visie over de net-infrastructuur om goed te kunnen sturen”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content