Het jaar van de taxshift: een kroniek

© belga

Er werd het afgelopen jaar eindeloos over gepalaverd en veel over geschreven: de taxshift. Maar weet u nog hoe het begonnen is, waarover er gebakkeleid werd en wat het uiteindelijke resultaat van die belastinghervorming is? We vroegen het aan Trends-redacteur Alain Mouton. 2015 en de kroniek van een taxshift.

Waarom werd er eigenlijk een taxshift doorgevoerd? Was dat nodig?

Alain Mouton: “Al jaren worden de Belgische regeringen om de oren geslagen met rapporten van OESO, IMF en Europese Commissie over het onrechtvaardige en inefficiënte belastingstelsel. Arbeid wordt veel te zwaar belast en dat weegt op de concurrentiekracht van de ondernemingen en de jobcreatie. Die instellingen pleiten dan ook al een hele tijd voor een belastingverschuiving, een zogenoemde taxshift. De lasten op arbeid moeten worden verlaagd en er moeten elders fiscale inkomsten worden gezocht om het verlies te compenseren.

“De regering-Michel voerde zo’n operatie in twee tijden door. Eén bij haar aantreden in oktober 2014 en één in juli 2015, net voor het zomerreces. In september volgden dan nog wat bijsturingen en concretiseringen. De essentie van de taxshift is de verlaging van de hoge lasten op arbeid. De regering moest voldoende financieringsmiddelen ter compensatie vinden. Ze is daarin geslaagd voor meer dan 7 miljard euro, of zo’n 2 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Itinera-economist Ivan Van de Cloot zei eind juli in een Trends-interview: “Daar moet je niet minnetjes over doen.” VBO-topman Pieter Timmermans was vol lof. Zo’n taxshift had hij naar eigen zeggen nooit gezien.

“De lagere lasten op arbeid – meest in het oog springend is de verlaging van de werkgeversbijdragen van 33 naar 25 procent, en sommige bijdragen gaan nog lager – worden gecompenseerd door een verhoging van de btw op elektriciteit van 6 naar 21 procent. Ook de accijnzen op tabak, alcohol en diesel gaan omhoog. Daarnaast worden een aantal kapitaalbelastingen verhoogd of ingevoerd: de kaaimantaks, de speculatietaks en de roerende voorheffing die van 25 naar 27 procent gaat.

“Zeer belangrijk voor de coalitiepartners was dat de extra inkomsten daadwerkelijk worden gebruikt om de lasten op arbeid te verlagen en niet om de putten in de begroting te vullen. Zeker bij de CD&V was de verleiding vaak groot om van de taxshift een begrotingsoperatie te maken.

Het heeft heel wat voeten in de aarde gehad vooraleer een akkoord werd bereikt. Er werd behoorlijk gebikkeld. Welke hindernissen moesten overwonnen worden?

Mouton: “Het debat over de taxshift werd vaak gereduceerd tot het al of niet invoeren van een vermogens(winst)belasting. Vooral de CD&V hamerde daarop nadat Marc Coucke in 2014 gecasht had met zijn verkoop van Omega Pharma en geen meerwaardebelasting op aandelen had moeten betalen. De CD&V was er niet in geslaagd een vermogenstaks binnen te rijven tijdens de regeringsformatie en probeerde dat in de loop van 2015 goed te maken. Met de speculatietaks komt de regering deels tegemoet aan de vraag van de CD&V, maar eigenlijk stelt die belasting niet zo veel voor.

“Concreet houdt de taks in dat wie aandelen verkoopt binnen zes maanden nadat hij ze heeft aangeschaft, 33 procent taks moet betalen op de meerwaarde. Minwaarden kunnen niet in rekening worden gebracht. Vanaf 2016 wordt de roerende voorheffing op dividenden ook opgetrokken van 25 naar 27 procent. De speculatietaks geldt alleen voor beursgenoteerde aandelen en voor particulieren. Wie in obligaties investeert, moet geen speculatietaks betalen. Ook beleggers die investeren in complexere producten zoals opties of turbo’s hoeven geen extra belasting te betalen. Nochtans beschouwen experts die effecten als meer speculatieve speeltjes. Het is een publiek geheim dat de speculatietaks vooral bepleit werd door werkgeversorganisaties om een echte meerwaardebelasting te vermijden.

“De vakbonden fulmineerden tegen het feit dat er te weinig geld gezocht werd bij de grote vermogens en dat er dus geen echte meerwaardebelasting werd ingevoerd. Ook de hogere consumptietaksen – de opgetrokken btw op elektriciteit, de hogere accijnzen – vinden de vakbonden onrechtvaardig.”

Waar ligt de focus van de taxshift?

Mouton: “De focus ligt duidelijk op de lastenverlagingen voor bedrijven die ervoor moeten zorgen dat banen behouden blijven en dat er nieuwe jobs bijkomen. De lastenverlaging voor ondernemingen loopt op van 1,8 miljard in 2016 tot 2,9 miljard in 2019. Dat moet voor extra banen zorgen dankzij een herstel van het concurrentievermogen.

“Aan de andere kant is het wel zo dat hogere belastingen – hogere btw op elektriciteit, hogere accijnzen – de binnenlandse prijzen verhogen. Die impact op onze economie is beperkt. De Nationale Bank wijst er in haar analyse terecht op dat veel financieringsmaatregelen via indirecte belastingen worden geheven en die hebben volgens analyses van de Nationale Bank geen impact op de uitvoerprijzen. Door dit mechanisme neemt de uitvoer toch substantieel toe. Deze taxshift is een slimme manier om import te belasten (via hogere consumptietaksen) en export te stimuleren via lagere werkgeversbijdragen. Dat moet de Belgische ruilvoet verbeteren, wat cruciaal is voor een exportgerichte economie als de Belgische. Deze taxshift is dan ook op maat van de Belgische kleine, open exporteconomie geschreven. Elke maatregel gericht op het bevorderen van de export heeft hier een structureel positief effect op de groei en werkgelegenheid.”

Wat wordt er van de taxshift verwacht?

Mouton: “Studies van het Federaal Planbureau en de Nationale Bank tonen aan dat er dankzij de taxshift 45.000 tot 64.500 extra netto jobs bij kunnen komen tegen 2021. Voor de export is de taxshift een goede zaak. Importproducten worden door onder andere hogere accijnzen extra belast, terwijl dat niet het geval is voor de exportproducten. En de Belgische economie is voor 84 procent afhankelijk van export.”

De impact op de begroting en de gewesten?

Mouton: “De taxshift is volgens minister van Financiën Johan Van Overtveldt volledig gefinancierd en is dus geen probleem voor de begroting. Minder goed nieuws is er voor de deelstaten. De federale regering heeft met de taxshift onder andere beslist de 30 procentbelastingschijf in de personenbelasting af te schaffen. Die belastingverlaging betekent dat het bedrag verlaagt waarop de gewesten opcentiemen kunnen heffen of kortingen kunnen toestaan. Volgens de FOD Financiën zal die federale belastingverschuiving in 2015 al een effect hebben op de begrotingen van de deelstaten: 147 miljoen euro minder voor Vlaanderen, 67 miljoen euro minder voor Wallonië en 20 miljoen euro minder voor Brussel. Het effect van een taxshift op kruissnelheid op de deelstaten is nog niet doorgerekend in de begrotingen. Tegen 2020 kost de taxshift aan Vlaanderen 587 miljoen euro , Wallonië 263 miljoen euro en Brussel 65 miljoen euro.

Gaat de taxshift ver genoeg?

Mouton: “De taxshift kon nog een stuk verder gaan met een verregaande hervorming van het belastingstelsel waarbij men eens zou wieden in het bos van uitzonderingen en belastingaftrekken. Maar dat ligt politiek zeer gevoelig en ook bepaalde sectoren zouden een aantal voor hen interessante maatregelen zien verdwijnen. Ook zouden de lasten op arbeid nog verder moeten worden verlaagd. De loonkostenhandicap ten opzichte van de buurlanden zal ondanks allerlei loonkostenverlagingen tegen het einde van de legislatuur nog altijd 10 procent bedragen. De inkomsten ter compensatie daarvan zijn vooral te zoeken in milieutaksen en zeker in hogere consumptiebelastingen. Die laatste zijn ook snel en gemakkelijk te innen. En zoals gezegd: hogere consumptiebelastingen zijn geen probleem voor een exportgerichte economie als de Belgische.

Partner Content