Hebben de manifestanten gelijk over de vrijhandelsakkoorden?

De voornaamste kritiek van de manifestanten: Amerikaanse en Canadese multinationals krijgen alle kansen om onze regelgeving naar hun hand te zetten. © BELGA
Jozef Vangelder
Jozef Vangelder redacteur bij Trends

Door de vrijhandelsakkoorden met Canada en de VS krijgen multinationals het voor het zeggen bij ons. Zo luidt althans de kritiek van de manifestanten vandaag in Brussel. Hebben ze gelijk?

Vroeger konden vrijhandelsakkoorden hooguit de belangstelling wekken van een paar academici, tegenwoordig lokken ze een enorm publiek, meestal in de vorm van protestmarsen. Ook vandaag weer. Duizenden manifestanten stapten door de straten van Brussel om te protesteren tegen CETA en TTIP. CETA is het vrijhandelsakkoord tussen de EU en Canada. Het akkoord is rond, maar wacht nog op goedkeuring door de Europese ministerraad en het Europees Parlement. Daarna moeten de lidstaten het akkoord nog ratificeren. TTIP, het vrijhandelsakkoord met de VS, zit nog in de onderhandelingsfase.

De voornaamste kritiek van de manifestanten op de vrijhandelsakkoorden: Amerikaanse en Canadese multinationals krijgen alle kansen om onze regelgeving naar hun hand te zetten. Vinden ze dat bepaalde wetten – zoals milieunormen of voedingsvoorschriften – hun belangen schaden, dan kunnen ze ons land aanklagen bij een internationaal tribunaal, buiten onze rechtspraak om. Onze rechtbanken zijn blijkbaar niet goed genoeg. Dat dreigt een neerwaartse spiraal in gang te zetten in onze kwaliteitsnormen.

De Europese Commissie en Canada zijn de kritiek deels tegemoetgekomen in het CETA-verdrag, zo zegt Ferdi De Ville, Gents docent Europese politiek, gespecialiseerd in handelsbeleid. “De leden van het tribunaal komen uit een vaste lijst, en mogen niet optreden als advocaat in andere geschillen”, zegt De Ville. “Dat verkleint de kans op belangenvermenging. Bovendien is er voortaan beroep mogelijk tegen een uitspraak van het tribunaal, wat de rechtszekerheid bevordert. En de voorwaarden om een zaak aanhangig te maken, zijn scherper omschreven.”

Specialisten

Volgens de tegenstanders volstaan de aanpassingen niet. De Europese lidstaten zijn geen ontwikkelingslanden. Waarom maken multinationals dan geen gebruik van de lokale rechtbanken? Als de bakker om de hoek inkomensverlies lijdt door een overheidsbeslissing, moet hij toch ook naar de lokale rechtbank? Waarom een voorkeursbehandeling voor de multinational?

De Ville voelt wel wat voor die argumenten. “Een aparte rechtbank voor buitenlandse bedrijven geeft munitie aan de vele mensen die menen dat de globalisering alleen in het voordeel van de multinationals speelt.”

Maar zo’n internationaal tribunaal met onafhankelijke en vaste rechters kan toch net zo streng zijn als een binnenlandse rechtbank, zo niet strenger? “Als dat zou blijken, zullen bedrijven geen gebruik meer maken van het tribunaal”, zegt De Ville. “Als de leden van het tribunaal te streng zijn, zal het systeem ophouden te bestaan, en zijn ze hun baan kwijt. Ze zullen dus waarschijnlijk niet strenger zijn voor buitenlandse investeerders dan een binnenlandse rechter.”

Bovendien zal het tribunaal bestaan uit specialisten in internationaal investeringsrecht, die minder thuis zijn in onze lokale wetgeving. “Dat dreigt hun oordeel te verengen”, zegt De Ville. “Binnenlandse rechters zijn opgeleid in ons rechtssysteem en kunnen daarom evenwichtiger oordelen.”

Pernod Ricard

Ook bij de TTIP-onderhandelingen heeft de Europese Commissie aanpassingen op tafel gelegd voor investeringsbescherming voor buitenlandse bedrijven, voorlopig zonder resultaat. De Europese voorstellen volgen de aanpassingen in het CETA-verdrag, terwijl een tegenvoorstel van de Amerikanen grotendeels het oude systeem van belangenbescherming volgt. De twee partijen blijven lijnrecht tegenover elkaar staan.

“Aparte tribunalen voor buitenlandse bedrijven kunnen op een voorkeursbehandeling lijken, maar voor Europese ondernemingen in de VS zijn ze zeker geen luxe”, waarschuwt een Europese bron dicht bij de TTIP-onderhandelingen. “Er zijn gevallen waarbij Europese bedrijven geen verhaal kunnen halen bij rechtbanken in de VS. De Europese drankengroep Pernod Ricard heeft twintig jaar lang zijn merk Havana Club niet kunnen gebruiken op de Amerikaanse markt. Door retroactieve wetgeving over intellectuele eigendom kon een Amerikaanse concurrent aan de haal gaan met het merk. De lokale rechtbanken konden niets doen. Een systeem van belangenbescherming blijft nodig.”

Liberalisering

Hoe de exacte clausules in de verdragen er ook zullen uitzien, het effect op het terrein is altijd onzeker. “Je weet vooraf nooit hoe bepaalde maatregelen zullen uitdraaien in de praktijk”, zegt De Ville. “Vergelijk het met de liberalisering van de kapitaalmarkten en financiële diensten zo’n twintig, dertig jaar geleden. Dankzij de liberalisering konden multinationals dreigen met een verhuis naar het buitenland, en zo belastingvoordelen afdwingen. Uiteraard is dat nooit de expliciete bedoeling geweest van de wetgever, maar het is wel gebeurd. Datzelfde, het de facto bevoordelen van multinationals, kan ook gebeuren met CETA of TTIP.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content