Waarom doen de Belgen weinig overnames in het buitenland?

© Getty Images/iStockphoto
Jozef Vangelder
Jozef Vangelder redacteur bij Trends

Er is opvallend veel buitenlandse interesse voor de overname van Belgische bedrijven, stelt een enquête van Vlerick Business School vast. In de omgekeerde richting is het een stuk kalmer. De Belgen doen relatief weinig overnames over de grens. Zijn we weer te bescheiden, of lijkt dat alleen maar zo?

De opleving van de overnamemarkt heeft een bitter trekje, blijkt uit een jaarlijkse enquête van de Vlerick Business School. Er komen veel Belgische kmo’s in buitenlandse handen – wat op zich niet ongezond hoeft te zijn – maar de tegengestelde beweging is veel bescheidener. Te weinig Belgische ondernemers doen aankopen in het buitenland. Zowat 60 procent van de ondervraagde overnamespecialisten zag vorig jaar een toename van de buitenlandse overnames in België. Slechts 40 procent zag ook een toename van het aantal Belgische overnames in het buitenland. En 2017 brengt geen verbetering. Ruim de helft van de overnamespecialisten ziet de groei van de Belgische overnames in het buitenland zelfs stilvallen.

Het is niet zo dat een buitenlandse overnemer per definitie jobs schrapt en technologie wegrooft, ook al geven de media vaak die indruk”

“We verliezen beslissingscentra”, concludeert professor Mathieu Luypaert van het Vlerick Centre for Mergers, Acquisitions & Buyouts, dat de enquête uitvoerde. Een grote verrassing is dat niet. “Geografisch is België een interessante toegangspoort tot Europa, zeker voor Aziatische bedrijven”, zegt Luy- paert. “Denk maar aan de interesse van het Chinese staatsbedrijf State Grid voor onze netbeheerder Eandis. In de omgekeerde richting speelt dan weer politieke onzekerheid een rol. Belgische ondernemers doen vooral overnames in onze buurlanden en in de Verenigde Staten. In die landen zijn er net verkiezingen gehouden, of staan ze voor de deur. Bovendien doen de brexit en Donald Trump grote vragen rijzen omtrent onze toekomstige handelsrelaties met het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.”

Maar dat is niet de volledige uitleg, blijkt uit de reacties van de 120 ondervraagde overnamespecialisten, allemaal actief in België. “Ze vinden dat Belgische groeibedrijven te vaak en te vroeg verkocht worden aan multinationals”, zegt Luypaert. “Dat heeft deels te maken met een gebrek aan moed en ondernemerscultuur. Een verkoop biedt financiële zekerheid voor de ondernemer. Anderzijds heeft de komst van een buitenlandse eigenaar ook positieve kanten. Het kan de groei en de internationalisering van het bedrijf bevorderen. Maar we mogen niet blind blijven voor de keerzijde. De lokale tewerkstelling wordt een stuk onzekerder bij een buitenlandse overname, en het is niet goed voor ons ondernemersimago.”

Reden tot paniek is er niet, volgens Veerle Catry, partner bij het advieskantoor BDO Belgium. “Het is niet zo dat een buitenlandse overnemer per definitie jobs schrapt en technologie wegrooft, ook al geven de media vaak die indruk. Als het Duitse BASF zijn Gentse vestiging CropDesign opdoekt en honderden banen verloren gaan, klinkt het: ‘Zie je wel.’ Maar er zijn evenveel voorbeelden van het omgekeerde, waarbij Belgische bedrijven baat hebben bij een buitenlandse overnemer, omdat die het bedrijf de mogelijkheid geeft om zijn technologie verder te ontwikkelen bijvoorbeeld.”

Aantrekkelijke waardering

“We verliezen beslissingscentra.”© DEBBY TERMONIA

De Belgische bedrijven zijn aantrekkelijk geprijsd, en ook dat verklaart de grote buitenlandse interesse. De waardering van het gemiddelde bedrijf haalt 6,4 keer de operationele cashflow, de zogenoemde multiple. “In vergelijking met onze buurlanden is dat een redelijk niveau”, zegt Luypaert. “Al is de waardering aan een opmars bezig. In 2013 bedroeg de gemiddelde multiple 5. Wie dus zijn bedrijf verkoopt, krijgt vandaag een meeropbrengst van 1,4 keer de operationele cashflow. Dat is niet niks.”

De prijsstijging betekent dat de vraag groter is dan het aanbod. “De Belgische overnamemarkt kent vooral kleine en middelgrote deals, en net die transacties zijn wereldwijd in trek”, zegt Luypaert. “En geld is geen probleem. De banken geven gemakkelijker een lening voor een overname” (zie kader Gewillige banken).

Maar het aanbod op de overnamemarkt houdt het hoofd koel. “De verkoper hapt niet meteen toe”, zegt Catry. “Hij kan een berg geld krijgen, maar hoeveel brengt dat tegenwoordig nog op? Hij wacht beter. Intussen doet het economische herstel de winsten toenemen. Combineer dat met de stijgende multiples en je krijgt een aardige hefboom onder de overnameprijs.”

De prijsstijging zal de pret niet bederven, aldus de ondervraagden in de enquête. “57 procent verwacht dat het aantal overnames in 2017 nog zal groeien”, zegt Luypaert. “En zeggen dat 2015 en 2016 al recordjaren waren op de Belgische overnamemarkt. Het wordt nog dringen.”

Gewillige banken

Geld lenen bij de bank om een overname te financieren? Geen probleem, blijkt uit de Vlerick-enquête. Het overnemende bedrijf kon in 2016 gemiddeld 3,2 keer de eigen operationele cashflow ontlenen. In 2015 was dat nog 2,9 keer. Dat heeft veel te maken met de lage rentes. “Overnamefinanciering brengt een bank meer op dan geld parkeren bij de Europese Centrale Bank”, zegt Wannes Gheysen, verantwoordelijke overnames en familiale opvolging bij Bank J. Van Breda & Co.

Opvallend is hoe de bank nog toegeeflijker is voor de overnemer van kleine bedrijven. Bij transacties kleiner dan 5 miljoen euro kon de overnemer in 2016 gemiddeld 3,3 keer de eigen operationele cashflow ontlenen. In 2015 was dat 2,1 keer. De overnemer moet ook minder eigen centen op tafel leggen. Bij de overnames kleiner dan 5 miljoen euro moet hij 28 procent van het overnamebedrag betalen. Bij transacties groter dan 20 miljoen euro is dat 38 procent. “Er is veel vraag naar leningen voor de overname van kleine bedrijven”, zegt Gheysen. “De Buyout Academy van Vlerick, waar je leert hoe je een kmo moet overnemen, heeft nog nooit zoveel deelnemers gehad. Ik kan ze begrijpen, als je de afweging maakt tussen de opbrengst van een spaarboekje en het rendement van een goede kmo. In het eerste geval krijg je 0,11 procent, in het tweede al gauw 10 tot 15 procent.”

Ook de verkoper doet een duit in het zakje, in de vorm van een zogenoemde vendor loan of uitgestelde betaling. De overnemer moet een deel van het bedrag pas na een periode betalen, bijvoorbeeld drie jaar. Het verschuldigde deel wordt omgezet in een achtergestelde lening van de verkoper aan de overnemer. Bij de kleine overnames is in een op twee gevallen sprake van een vendor loan, wijst de enquête uit.

“Dankzij de vendor loan blijft de verkoper financieel verbonden met het bedrijf”, zegt Gheysen. “Dat geeft de bank meer zekerheid. Ook voor de verkoper is het interessant. De rente op achtergestelde leningen bedraagt 4 tot 6 procent. En de overnemer heeft meer ademruimte omdat hij een deel van de koopsom niet meteen hoeft te betalen. Iedereen wint.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content