Rinus Van de Velde: ‘Het vergelijken van cv’s is een van de grootste valkuilen voor een kunstenaar’

RINUS VAN DE VELDE "Ik voel druk, maar die is niet verlammend." © FRANKY VERDICKT
Sjoukje Smedts  medewerker van Trends

Kunstenaar Rinus Van de Velde waagt zich voor het eerst aan een film. Wie binnenkort de tekeningen wil kopen die hij op basis van die shots maakt, moet wel door de selectie komen. “Ik vind het logisch dat ik iets zo persoonlijks als mijn werk niet weggeef aan iedereen.”

” En dan zeggen dat we ook gewoon naar een hotel hadden kunnen gaan.” De mondhoeken van Rinus Van de Velde (33) krullen omhoog. Samen met zijn team heeft hij wekenlang in zijn atelier gewerkt aan een nieuw decor: een hotelgang die uitgeeft op een lift. Die wordt de achtergrond in Van de Veldes eerste film.

Eerder bouwden de kunstenaar en zijn medewerkers een American diner na, waarin ze een eerste scène filmden.

“In de tweede scène openen de liftdeuren, stapt het hoofdpersonage uit, klopt hij per ongeluk op de verkeerde deur en wordt hij naar binnen gesleurd. Het zal er allicht vreemd uitzien, je zult voelen dat de lift van karton is. Het is plezant erover na te denken hoe we die lift gaan laten opengaan”, glimlacht Van de Velde. “Keihard spelen, dat is het natuurlijk ook.”

Even neemt Van de Velde geen foto’s van zijn decors, zoals hij anders doet, om er daarna zijn bekende houtskooltekeningen op te baseren. Hij maakt wel tekeningen op basis van stills uit de film, maar vraag hem nog niet naar het eindresultaat.

“Ik wil de film samen met sculpturen en tekeningen tonen, maar ik weet nog niet hoe dat er zal uitzien. Behalve werk voor een aantal beurzen, een installatie die ik maak voor een museum in Luzern en een tentoonstelling rond tekenaars die rondreist in Engeland wil ik niets te vast inplannen. Ik wil eerst zien of die film iets wordt.”

Het contrast met de voorgaande jaren is groot. Na zijn eerste solotentoonstelling in het S.M.A.K. in Gent midden vorig jaar werkte Van de Velde aan expo’s in de König Galerie in Berlijn, het Gemeentemuseum in Den Haag en Tim Van Laere Gallery in Antwerpen, zijn vaste galerie.

De paar seconden dat ik een werk goed vind, zijn snel voorbij

Hoe hij daarnaar toeleefde, is op 12 november te zien in Hopen op de goden, een nieuwe documentaire reeks op Canvas. Daarin volgde een cameraploeg in dezelfde periode ook collega-kunstenaar Fred Bervoets.

“Ik ken Fred goed, ik heb werk van hem”, vertelt Van de Velde. “Hij staat voor het soort romantische kunstenaar dat in zijn atelier bezig is met zijn werk, los van de wereld. Alle andere aspecten die bij het kunstenaarschap horen, laat hij over aan Adriaan Raemdonck van galerie De Zwarte Panter. Dat evenwicht is door de jaren verschoven. Ik vind het verschrikkelijk om te spreken van de professionalisering van de kunstenaar, maar jonge kunstenaars zijn toch veel meer bezig met al die andere zaken.”

Dat blijkt ook in de documentaire. “Het moet goed pakken op foto. Hashtag Rinus Van de Velde”, hoor je de kunstenaar daarin zeggen.

Zitten we hier tegenover een geboren marketeer?

RINUS VAN DE VELDE. “Ik sta er niet bij stil tijdens het maken van een werk, maar je wordt er als kunstenaar almaar vaker mee geconfronteerd hoe belangrijk het is dat een werk goed overkomt op foto. Terwijl de opening van een tentoonstelling vroeger een belangrijk moment was, wordt nu veel vooraf geregeld via internet. Buitenlandse verzamelaars hebben meestal ergens al eens een soortgelijk werk gezien. Omdat ze niet altijd bij zo’n openingsmoment aanwezig kunnen zijn, kopen ze vooraf op basis van een jpeg. Dat creëert problemen die er vroeger niet waren. Soms zie ik werk van andere kunstenaars en denk ik: oei, dat zag er beter uit op foto. Soms is het ook andersom. Waardoor al die verzamelaars die gewend zijn kunst te kopen op basis van een foto misschien onterecht denken dat het niets voor hen is.”

Hoe zeker zijn die verzamelaars dat ze een echte Rinus Van de Velde kopen, als u er met een hele ploeg aan werkt?

VAN DE VELDE. “Ach, dat auteurschap is relatief. Als uitsluitend kunstenaars die alleen werken zich de auteur van hun werk mogen noemen, moet je veel uit de kunstgeschiedenis schrappen. Rubens liet zich ook helpen, net zoals het overgrote deel van de hedendaagse kunstenaars. De enige regel is dat ik de tekeningen maak. Dat zou ik nooit aan iemand anders kunnen overlaten, want de stijl die ik daarin stop, is te persoonlijk. Mijn assistenten Maarten en Joe zijn ongelooflijk goed in het maken van decors, maar ik blijf de eindregisseur. Alles wat hier buiten gaat, is dus nog altijd van mij. Dat is zo afgesproken. Dat is ook logisch, ik heb het bedacht.”

“Die samenwerking is een verrijking. Daarom wordt het ook moeilijker om te verhuizen. Elke keer ik in Los Angeles ben, denk ik dat ik er zou willen wonen en werken, maar de manier van werken die ik hier heb opgebouwd, is moeilijk te verplaatsen. Ik zou het lastig vinden, als dat zou wegvallen.”

Benadrukt u dat in de documentaire daarom zo vaak dat uw assistenten en u goed werk maken? Of wordt u een getormenteerde kunstenaar zodra de camera verdwijnt?

VAN DE VELDE. “Dat soort positiviteit heb je nodig om iets te doen lukken. Ik tennis ook. Ik merk op het veld ook dat je nooit een goede match speelt als je de hele tijd vloekt of met je racket slaat. Mocht ik hier in mijn atelier zitten verkondigen dat mijn werk niets wordt, dan zou ik helemaal verkrampt aan een wit doek beginnen. Los daarvan houd ik ook echt van wat ik maak. Ik vind het belangrijk dat soms nog eens extra te benadrukken, om de kracht te vinden ook de volgende dag weer in mijn atelier te werken.”

Nochtans schijnen de momenten waarop u tevreden bent heel kort.

VAN DE VELDE. “Dat is wel zo (lacht). De paar seconden dat ik een werk goed vind, zijn snel voorbij.”

Een mens kan succes hebben en ontevreden zijn?

VAN DE VELDE. “Zeker. Ik zou me niet als ontevreden omschrijven, maar natuurlijk twijfel ik veel. Voor zo’n grote tentoonstelling opent, vraag ik me soms af of wat ik maak geen onzin is. Meestal heb ik dan de tijd om naar werk van andere kunstenaars te gaan kijken en wil ik plots hetzelfde maken als zij. Vooral bij het zien van het werk van Alice Neel had ik dat. Zij schilderde altijd portretten. Terwijl het bij mij meestal zo’n omslachtig gedoe is, is een portret maken zo simpel: je zet iemand in een zetel, je gaat voor het doek staan en je schildert. Op zo’n moment ga ik twijfelen. Ik koop verf, ik bereid alles voor om portretten te schilderen, maar ik kom nooit op het punt dat ik eraan begin. De twijfel ebt stilletjes weer weg. Bij het zien van het werk van Anke Weyer was het opnieuw zover. Zij maakt heel grote, abstracte schilderijen. Ongelooflijk vrij werk. Dat mis ik, denk ik dan.”

Zou u het kunnen maken om plots abstract te gaan werken?

VAN DE VELDE. “Ik ben te gestructureerd om daar lang bevrediging uit te halen. Verder zou het ervan afhangen of wat ik zou maken ook kwaliteitsvol zou zijn. Als dat niet zo is, zou iedereen denken: het is voorbij, hij is het kwijt. Wat raar is, want ik vind niet dat je een slechte kunstenaar bent als je een tijdlang iets maakt dat minder aanslaat. Een kunstenaarscarrière gaat nu eenmaal op en neer. Daarom is het vergelijken van cv’s een van de grootste valkuilen. Ik zal mijn eigen parcours wel uitzetten. De kansen die op me afkomen, probeer ik zo goed mogelijk te benutten. Zonder me af te vragen waarom het MoMA nog niet is langsgekomen. Anders loop ik hier toch maar gefrustreerd rond. Daar probeer ik bewust ver van weg te blijven, maar soms voel ik dat gevoel wel opkomen. Supermenselijk, maar op zo’n momenten probeer ik echt in de kunst te geloven en niet in jaloezie te vervallen.”

Voelt u dan geen druk van verzamelaars om almaar meer en beter te doen?

VAN DE VELDE. “Ik voel wel druk, maar dat is geen verlammende druk. De twee lege doeken die hier hangen, schrikken me bijvoorbeeld niet af. Ik probeer gewoon aan te voelen of wat ik maak nog interessant is voor mij. Vernieuwen om te vernieuwen, daar geloof ik niet in. Ik ga me dus ook niet afvragen wat mensen eigenlijk willen. Verder vangt de galerie druk van buitenaf goed op. Tim Van Laere schermt me heel goed af.”

Uw galerie houdt ook de prijzen onder controle en selecteert de verzamelaars die uw werk mogen kopen.

VAN DE VELDE. “Ja, ik vind het wel logisch dat ik iets dat zo persoonlijk is niet zomaar weggeef aan iedereen. Net zoals ik het logisch vind dat het niet de hoogste bieder is die het werk krijgt. Dan zou je pas zotte taferelen krijgen. Tim en ik bepalen de prijs, als galerie en als kunstenaar. Als er veel vraag en weinig aanbod is, kan de prijs omhooggaan. Dat is de simpelste economische regel, maar we proberen wel speculatie tegen te gaan. Ik hoop dat mijn werk terechtkomt bij gepassioneerde verzamelaars die er een meerwaarde in zien, omdat ze een collectie willen uitbouwen. Bovendien kun je in een lastige situatie belanden als iemand je werk na een jaar opnieuw verkoopt tegen een hogere prijs. Daardoor komt er weer veel werk op de markt.”

Bent u niet aanbeland op het punt dat u uw prijs gewoon zelf meteen hoger kunt leggen?

VAN DE VELDE. “Voor mij is het voldoende dat ik mijn werk kan blijven maken. In die zin ben ik geen ondernemer. Het is niet mijn doel zo veel mogelijk winst te maken.”

Als u meer winst zou maken, zou u wel uw atelier en uw assistenten naar Los Angeles kunnen verhuizen.

VAN DE VELDE. “Ik weet niet of ik mijn prijs daarvoor zou optrekken, zelfs als ik echt zou overwegen naar Los Angeles te vertrekken. Dat gaat ook niet zomaar. Het is niet omdat je iets wilt doen, dat je je werk plots de helft duurder moet maken. Er zijn trouwens nog andere zaken die me tegenhouden om te verhuizen. Het is niet slecht om beperkt te zijn tot een atelier in België. De drijfveer om altijd verder en verder te willen gaan, daar zit ook een gevaarlijke kant aan. Soms is het goed dat je iets uit karton moet maken in plaats van in brons of een ander chique materiaal. Of dat je moet kiezen voor schaalverkleining, omdat een werk anders niet in het atelier past. Laat mij hier dus nog maar even dit leven leiden.”

Hoeveel moet er bij u en uw omgeving wijken om dat leven te kunnen leiden?

VAN DE VELDE. “Wat ik doe, valt zo hard samen met wie ik ben dat ik niet hoef te praten in termen van wijken. Ik leid het leven dat ik wil leiden. Ik maak tekeningen, ik ben bezig met mijn kinderen. Oké, ik ben obsessief bezig met mijn werk, maar dat is ook omdat ik dat wil. Er is niets anders.

“Het onderscheid dat mensen maken tussen werktijd en vrije tijd vind ik heel vreemd. Als er vrije tijd is, wat is die andere tijd dan? Ik vind die ook relatief vrij. Ik ben het liefst van al in mijn atelier. Als je als kunstenaar iets overkomt, hoef je je nooit af te vragen hoe je dat moet plaatsen. Die zaken worden hier gekanaliseerd en vinden een uitweg in mijn werk. Dit is voor mij de meest ideale manier van leven.”

Hopen op de goden is te zien op Canvas op 12 november, om 20.15 uur

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content