Raad van State kritisch voor mobiliteitsbudget

© Belga

De Raad van State plaatst ernstige vraagtekens bij het systeem van mobiliteitsvergoeding dat de federale regering heeft uitgedokterd. Bedoeling daarvan is dat werknemers hun bedrijfswagen kunnen inruilen voor een vergoeding en voor meer duurzame vervoersmiddelen kiezen, wat het fileprobleem mee moet helpen aanpakken.

Het wetsontwerp schrijft voor dat een werknemer zijn bedrijfswagen kan inruilen voor een som geld. De vergoeding valt onder dezelfde fiscale regels als een bedrijfswagen en wordt dus niet belast zoals het gewone loon. Werkgevers zijn niet verplicht het mobiliteitsbudget in te voeren of toe te kennen. Ook de werknemer is niet verplicht een mobiliteitsbudget aan te vragen. Een bedrijfswagen inruilen voor cash kan enkel als beide partijen akkoord gaan.

De plannen voor de invoering van een nieuw mobiliteitsbudget zijn niet nieuw. In zijn advies bij het ontwerp plaatst de Raad van State echter serieuze vraagtekens bij het systeem. Zo staat het volgens de Raad van State lang niet vast of het om een adequaat middel gaat richting meer duurzame mobiliteit.

Het gaat immers niet om een aflopende regeling, maar een regeling die herhaaldelijk kan worden toegepast én de besteding van het geld wordt niet aan beperkende voorwaarden gekoppeld. Daardoor wordt voor onbepaalde duur een regeling in het leven geroepen die een verschil in behandeling creëert tussen personen in een vergelijkbare situatie, afhankelijk van de vraag of ze naast hun vrij te besteden loon, ook kunnen beschikken over een vrij te besteden mobiliteitsvergoeding die onder een gunstiger regime valt.

In een aantal gevallen zal meer duurzaamheid worden bereikt, maar er is volgens de Raad van State geen garantie dat de mobiliteitsvergoeding in alle gevallen effectief zal worden gebruikt voor meer duurzame vervoersmiddelen. Zo kan een werknemer de vergoeding gebruiken om een privéwagen aan te schaffen voor zijn woon-werkverkeer.

Bovendien is het mogelijk dat iemand na promotie opnieuw een bedrijfswagen krijgt, die dan na verloop van tijd weer kan worden ingeruild voor een vergoeding.

Ook is het niet ondenkbaar dat wie met het openbaar vervoer sneller op het werk raakt, wel geneigd zal zijn de bedrijfswagen te verruilen, terwijl iemand die sneller is met de auto, er wellicht voor zal kiezen de bedrijfswagen te houden. “Indien dat effectief het geval zou blijken, dan zou de ontworpen maatregel op onvolkomen wijze tegemoetkomen aan de beoogde doelstelling.”

Partner Content