‘Lobbyfiscaliteit is nefast voor kmo’s’

Michel Maus © Belga
Hans Brockmans
Hans Brockmans redacteur bij Trends

Discrimineert de Belgische overheid de kmo’s, omdat vooral de grote bedrijven fiscale cadeaus krijgen? Voor professor Michel Maus (VUB, Bloom Law Firm) is het duidelijk: “In principe mogen ook kmo’s dit soort instrumenten gebruiken en worden ze dus gelijk behandeld. In de praktijk vergt dit te veel inspanning en middelen. Een loodgieter of een constructeur werkt ook niet met octrooien, maar met zijn handen. Dit soort lobbyfiscaliteit leidt ertoe dat kmo’s relatief meer belasting betalen dan grote bedrijven.”

De advocaat bezocht toevallig een brouwerij in Roeselare, toen het nieuws bekend werd dat AB InBev dankzij de ‘excess profit ruling’ op 1,93 miljard dollar 1 procent belastingen betaalt. “Mijn verbazing was compleet”, herinnert hij zich. “De kleinere Belgische brouwers betalen de volle pot, terwijl hun grootste concurrent fiscaal een sterke voorsprong kan nemen.” Dit soort rulings is perfect legaal en niet zonder rechtsgrond, maar werd aangevochten door de Europese Commissie als staatssteun.

Ook professor Bruno Peeters (UA, advocatenkantoor Tiberghien) stelt vast dat kmo’s in België een minder voordelige fiscale behandeling krijgen dan multinationals. “België tracht als open economie via een nichefiscaliteit internationale ondernemingen aan te trekken”, klinkt het. “Holdings zijn bijvoorbeeld vrijgesteld van vennootschapsbelasting en hebben een specifiek statuut voor dividenden. Als de overheid zou streven naar de beperking van dit soort fiscale uitgaven, kan ze dat combineren met een lineaire tariefvermindering voor alle ondernemingen.”

Notionele-intrestaftrek

Professor Axel Haelterman (KUL, advocatenkantoor Freshfields) volgt die redenering niet. “Dit soort fiscaliteit leidt tot hogere volumes om te belasten en heeft een terugverdieneffect, zodat de andere sectoren net minder betalen”, verdedigt hij.

“In sommige gevallen is dat het geval”, erkent Maus. “Ik heb daarom op zich geen probleem met bijvoorbeeld de notionele-intrestaftrek. Wel vind ik dat de overheid die moet toestaan onder bepaalde voorwaarden, zoals de herinvestering van de fiscale opbrengst of de creatie van werkgelegenheid in België over een bepaalde periode. Bovendien genieten ook kmo’s van die aftrek, zij het niet zo royaal als de echt grote bedrijven.”

Haelterman: “De notionele-intrestaftrek is vooral geschikt voor de financieringsholdings en grote internationale ondernemingen en is niet kmo-gericht. Schaf die af voor hen en verlaag voor kmo’s de vennootschapsbelasting. De Hoge Raad voor Financiën heeft mijn voorstel berekend en stelt dat een tariefverlaging naar 28 procent budgettair neutraal zou zijn. Willen we Europees echt concurrentieel zijn, dan is 20 procent een absoluut maximum.”

Bruno Peeters wijst erop dat er al heel wat fiscale uitzonderingen bestaan voor kmo’s. In zijn werk met de sprekende titel Fiscaliteit voor kmo’s: een lappendeken wijst hij op het complexe karakter van al die uitzonderingen. Denk aan een bijzonder stelsel voor de investeringsaftrek, de gereserveerde winsten, de aftrek voor risicokapitaal en de aanwerving van extra personeel. Ook geldt voor kmo’s een vereenvoudigde btw-regeling.

Heel wat maatregelen bestaan om de autofinanciering te bevorderen, de administratieve rompslomp weg te nemen en de overdracht te stimuleren. Peeters: “Het risico is dat dit soort regels de doorgroei van een onderneming kan belemmeren. De aandeelhouders kunnen redeneren dat ze het beste onder de maximumdrempels voor omzet en werknemers blijven. Zoals er voor niet-beroepsactieven een werkloosheidsval is die de activering bemoeilijkt, is er voor bedrijven een kmo-val die hen demotiveert groter te worden.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content