Investeringsfondsen zijn goed voor jobs

© belga
Jozef Vangelder
Jozef Vangelder redacteur bij Trends

Een overname door een investeringsfonds doet het aantal werknemers stijgen in het overgenomen bedrijf, zo blijkt uit onderzoek van Vlerick Business School. Het imago van de fondsen als geldwolven en harde saneerders klopt niet met de Belgische realiteit.

Sprinkhanen die bedrijven kaalvreten, dat is het beeld waarmee private equityspelers vaak nog te kampen hebben in continentaal Europa. Onderzoek van een reeks Belgische transacties lijkt dat stigma te ontkrachten. “We hebben echt niet kunnen vinden dat private equityspelers massaal in het personeelsbestand snoeien, integendeel” zegt Sophie Manigart, professor aan Vlerick Business School. Zij en haar collega’s Miguel Meuleman en Jeroen Neckebrouck voeren het onderzoek uit in opdracht van investeringsmaatschappij Gimv.

Het onderzoek bekijkt de investeringen van private equityspelers in 204 Belgische industriële bedrijven tussen 1998 en 2009. “Na de investering blijkt het personeelbestand van het bedrijf in kwestie te groeien,” zegt Manigart. “Dat is vooral het geval bij familiebedrijven waarin het fonds een meerderheidsbelang genomen heeft.”

Omzetgroei

Op lonen wordt evenmin bespaard. “De uurlonen blijven constant na de instap door het fonds,” zegt Manigart. “Bovendien krijgen meer mensen een contract van onbepaalde duur. De personeelsrotatie blijft min of meer gelijk. Zo is er bijvoorbeeld geen stijging van het aantal medewerkers dat vrijwillig opstapt.”
Onderzoek bij Italiaanse familiebedrijven toonde gelijkaardige positieve effecten. De bedrijven haalden een jaarlijkse bedrijfscashflow (EBITDA) van gemiddeld 5 miljoen euro voorafgaand aan de instap van het fonds. “Na de instap ging de bedrijfscashflow met gemiddeld 4 miljoen euro de hoogte in,” zegt Manigart. “Die toename was te danken aan omzetgroei, niet aan besparingen.”

Family offices

Zo’n successen maken dat familiebedrijven almaar meer in trek komen bij de fondsen, volgens Benoît Leleux, professor aan de Zwitserse business school IMD. “Vroeger waren familiebedrijven tweede keus voor een fonds,” zegt Leleux .”De kwaliteit van hun management liet vaak te wensen over, zodat het fonds er te veel tijd en energie moest in stoppen. De twee leefden in verschillende werelden. Familiebedrijven gingen voor de lange termijn, fondsen wilden winst maken.”

Lage rendementen tijdens de crisis brachten de fondsen op andere ideeën. Bovendien kregen de fondsen meer en meer geld toegestopt van ondernemersfamilies. “De fondsen dienden dus respect te tonen voor familiebedrijven en hun waarden,” zegt Leleux. “Vandaag investeren vele families in bedrijven van andere families, via de zogenoemde family offices. Dat dwong de fondsen om hetzelfde te doen.”

Competitie

Sommige fondsen, zoals het Britse Doughty Hanson, maken er hun verkoopsargument van, volgens Leleux. “Van nature uit stappen familiebedrijven niet graag naar private equityfondsen. Daarom stelt Doughty Hanson zich op als partner, niet als loutere geldschieter. Dat haalt zo’n fondsen uit het defensief. Ze worden gezien als speculanten, maar door jobs te creëren kunnen ze hun bestaan verantwoorden.”

Voor Vlaamse familiebedrijven zijn private equityspelers al heel lang geen vreemde meer, zegt Philippe Haspeslagh, decaan van Vlerick Business School. “Investeringsfondsen konden hier moeilijk multinationals beginnen opkopen, in Vlaanderen heb je bijna niks anders dan familiebedrijven.”

Tussen private equityspelers is er veel meer competitie dan vroeger, volgens Haspeslagh. “Het zorgt ervoor dat ze bedrijven niet meer onder de waarde kunnen kopen. Daarom leggen ze nu de nadruk op operationele verbeteringen en ondersteuning van de groei. Het devies luidt nu: kopen en opbouwen.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content